VR 2016/183 Dood door schuld en het Schadefonds Geweldsmisdrijven

VR 2016/183

 

Dood door schuld en het Schadefonds Geweldsmisdrijven

Eerste ervaringen

 

Mr. M.M. Olman, mr. J.C.M. van de Weerd, mr. M. Zoethout *

 

* Respectievelijk beleidsmedewerker Schadefonds Geweldsmisdrijven, senior juridisch behandelaar Schadefonds Geweldsmisdrijven en senior juridisch behandelaar Schadefonds Geweldsmisdrijven.

 

Met ingang van 1 juli 2016 bestaat voor nabestaanden van slachtoffers van dood door schuld zoals bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) en artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr) de mogelijkheid om een aanvraag voor een financiële tegemoetkoming in te dienen bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: het Schadefonds). Sindsdien zijn er zo’n 130 aanvragen ingediend en heeft het Schadefonds ongeveer veertig van dergelijke zaken afgehandeld. Hierna volgt een verslag van de eerste bevindingen.1)

 

Wetswijziging

Tot 1 juli 2016 bepaalde de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: de Wet) dat alleen slachtoffers of nabestaanden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf in aanmerking konden komen voor een tegemoetkoming uit het Schadefonds. Van der Steur stelde, destijds als VVD-Tweede Kamerlid, samen met de heer Janssen, SP-Tweede Kamerlid, voor een oplossing te vinden voor schrijnende gevallen die net buiten de formele reikwijdte van de Wet vallen. Ze doelden daarmee op de situaties waarin de rechter besluit om delicten niet te kwalificeren als doodslag maar als dood door schuld, waarbij het wel gaat om verwijtbaar gedrag, maar zonder opzet. De Kamerleden waren van mening dat het leed van nabestaanden van slachtoffers van dergelijke schulddelicten vergelijkbaar is met het leed van nabestaanden van slachtoffers van een geweldsmisdrijf. Daarom werd het wenselijk geacht dat ook deze nabestaanden in aanmerking komen voor een uitkering uit het Schadefonds. Daarop is een wetsvoorstel gekomen dat zag op een aanpassing van de Wet. De doelgroep werd uitgebreid met dood door schuld zoals bedoeld in artikel 6 WVW en artikel 307 WvSr. De rol van het Schadefonds is in dergelijke gevallen met name relevant, omdat het ook een tegemoetkoming biedt voor immateriële schade van nabestaanden.

 

Beleid in ontwikkeling

Dood door schuld is voor het Schadefonds een nieuwe categorie misdrijven naast opzetdelicten. Commissieleden en juristen van het Schadefonds hebben zich deze juridisch complexe materie de afgelopen tijd eigen gemaakt. Ze hebben een korte opleiding gehad van een deskundige op het gebied van schuld. Aan de hand van de beoordeling van aanvragen die sinds 1 juli 2016 worden ingediend, wordt het beleid nader vormgegeven. Het beleid is nu nog verwoord in een bijlage bij de beleidsbundel (te vinden op www.schadefonds.nl). Op het moment dat het Schadefonds van oordeel is dat er sprake is van vaststaand beleid, wordt het beleid geïntegreerd in de reguliere beleidsbundel.

 

Cijfers

Tot nu toe ontving het Schadefonds van ruim 130 nabestaanden een aanvraag. Dat is een fors aantal. Dit komt (deels) doordat ook aanvragen kunnen worden ingediend voor misdrijven die vóór 1 juli 2016 zijn gepleegd. De indieningstermijn voor aanvragen loopt tot tien jaar na het gepleegde schulddelict. Hierdoor was het lastig om in te schatten hoeveel mensen zouden aankloppen bij het Schadefonds.

Vaak dienen meerdere nabestaanden van dezelfde overleden persoon tegelijkertijd een aanvraag in. Niet elke aanvraag staat dus voor een apart schulddelict. Per overleden slachtoffer dienen circa twee tot vier nabestaanden een aanvraag in. De aanvragen die het Schadefonds tot nu toe ontving, waren in meerderheid aanvragen voor dood door schuld in het verkeer (artikel 6 WVW). Het commune dood door schulddelict (artikel 307 WvSr) vormde minder vaak aanleiding voor een aanvraag.

 

Voorbeelden

Een voorbeeld van een aanvraag voor dood door schuld in het verkeer is die van de nabestaanden van een vrouw die werd aangereden door een automobilist. De automobilist reed, terwijl hij aan het appen was, met een hogere snelheid dan ter plaatse (gelet op de omstandigheden) verantwoord was en was om die reden niet in staat zijn auto tot stilstand te brengen binnen een afstand die te overzien was.

Een andere aanvraag die is behandeld en waarin een tegemoetkoming is verstrekt, betreft de zaak waarbij opvarenden van een boot zijn overleden doordat een bestuurder van een andere boot met hoge snelheid, onder invloed van alcohol, in plané, zonder licht te voeren in het donker over hun boot is gevaren. Het gedrag van de bestuurder was daarmee aan te merken als roekeloos en dus was er sprake van dood door schuld (artikel 307 WvSr).

 

Lastige vraagstukken

Vrij snel werden er al aanvragen ingediend waarin de vraag rees naar de toepasselijkheid van artikel 5 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven, het eigen aandeel van het slachtoffer in de aanleiding van het misdrijf. Zo is het de vraag of een ernstig en zelfs dodelijk ongeval voorzienbaar is, en daarmee vermijdbaar, wanneer het slachtoffer als bijrijder deelneemt aan een illegale straatrace waarbij op de openbare weg met zeer hoge snelheid tegen elkaar wordt geracet. In dit concrete geval lagen de feiten toch iets anders, omdat de straatrace was afgelopen, maar de veroorzaker plots besloot alsnog met hoge snelheid, en gevaarlijke manoeuvres uitvoerend, de weg terug naar het startpunt te rijden en daarbij een voor de bijrijder fataal ongeval veroorzaakte.
Dezelfde vraag naar voorzienbaarheid en vermijdbaarheid is relevant wanneer een dronken bestuurder een verkeersongeval veroorzaakt waarbij zijn of haar bijrijder om het leven komt. Wist de bijrijder bijvoorbeeld dat de bestuurder dronken was?

In veel aanvragen is de dader veroordeeld voor een schulddelict. Als de veroorzaker echter is vrijgesproken, zal het Schadefonds ook, of juist, zelfstandig moeten beoordelen of het aannemelijk is dat sprake is van dood door schuld. Het is daarbij belangrijk dat het Schadefonds beschikt over het vonnis en het onderliggende strafdossier. Niet zelden gaat het daarbij om de waardering van zeer concrete feiten en omstandigheden. Zo werd de veroorzaker van een verkeersongeval vrijgesproken, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij, ook als hij niet bezig was de mat onder zijn pedalen recht te leggen met de snelheid waarmee hij reed, de fietser had kunnen zien. Met andere woorden: was het ongeval überhaupt te voorkomen? Daarbij was van belang dat niet meer kon worden vastgesteld of het achterlicht van de fiets brandde omdat de fiets zwaar beschadigd was. Hoe verhoudt zich een dergelijke uitspraak tot de beoordeling van de casus door het Schadefonds waarbij het aannemelijkheidscriterium wordt gehanteerd?

 

Beslissingen

Inmiddels is in veertig aanvragen een beslissing genomen: 37 nabestaanden kregen een tegemoetkoming. Drie nabestaanden (van één slachtoffer) kwamen niet in aanmerking voor een tegemoetkoming. In deze aanvraag had het Openbaar Ministerie (hierna: OM) de zaak geseponeerd wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor schuld in de zin van artikel 307 WvSr. Het Schadefonds heeft het oordeel van het OM gevolgd. Ondanks dat een veroordeling geen vereiste is voor het Schadefonds, waren er onvoldoende aanwijzingen om strafrechtelijk verwijtbare schuld aannemelijk te achten.

In de meeste aanvragen waarin tot nu toe wel een tegemoetkoming is toegekend, was een veroordelend vonnis voor een schulddelict aanwezig. Het Schadefonds heeft in die zaken aangesloten bij de veroordeling en aannemelijk kunnen achten dat het slachtoffer door een schulddelict is overleden. Deze zaken waren dan ook relatief eenvoudig te beoordelen.

 

Zelfstandige beoordeling

De beoordeling in zaken waarin (nog) geen veroordeling is, is minder eenvoudig. Het Schadefonds kan besluiten de uitkomst van een strafrechtelijk onderzoek af te wachten. Toch moet het Schadefonds ook in gevallen waarin er geen uitspraak komt uiteindelijk een zelfstandige afweging maken of aannemelijk is dat er sprake is van dood door schuld.

Bij de beantwoording van deze vraag is het strafrechtelijke begrip schuld leidend: het gaat om een aanmerkelijke mate van verwijtbaar en onvoorzichtig gedrag. Bij opzet is de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging(en) van de verdachte van groot belang. Het steken met een mes, het overhalen van een trekker van een vuurwapen of het uiten van een bedreiging zijn handelingen die moeilijk voorstelbaar per ongeluk worden verricht. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld gaat het in de eerste plaats natuurlijk ook om de gedragingen van de verdachte. Daarnaast is van belang de persoon van de verdachte zelf en de mate van oplettendheid en voorzichtigheid die van hem in die situatie kon worden verwacht. Dat vereist dus kennis over veiligheidseisen, opleidingseisen en andere normen in bijvoorbeeld het verkeer, in een ziekenhuis of in de klimsport. Dit maakt dus ook dat het Schadefonds vaak meer informatie nodig zal hebben over de aanleiding, toedracht en omstandigheden van het misdrijf.

Het Schadefonds behandelt nu vijf maanden dood door schuld-aanvragen. Of en, zo ja, welke knelpunten er zijn, zal dus nog moeten blijken. Duidelijk is wel dat het Schadefonds bij zijn beoordeling vaak afhankelijk is van informatie van de politie, het OM, de rechterlijke macht en de advocatuur. Een goede samenwerking met deze ketenpartners is daarmee cruciaal om de aanvragen van de nabestaanden zorgvuldig en voortvarend te kunnen behandelen.

 

De uitkering

De uitkering voor nabestaanden van slachtoffers van dood door schuld bestaat altijd uit een vast bedrag van € 5.000 per nabestaande (letselcategorie 3). Dit is overeenkomstig het beleid voor nabestaanden van slachtoffers van opzettelijk gepleegde geweldsmisdrijven. Dit vaste bedrag is een tegemoetkoming voor het leed van de nabestaande (de immateriële schade) en de eventuele financiële schade die het gevolg kan zijn van het overlijden. Denk hierbij aan therapiekosten of vermindering van inkomsten. Het vaste bedrag dat wordt uitgekeerd is – net als bij slachtoffers – ongedifferentieerd. Dat wil zeggen dat niet nader wordt bepaald welk deel ervan ziet op immateriële en welk deel op financiële schade.

Het vaste bedrag kan worden aangevuld met twee aparte uitkeringen: voor uitvaartkosten en derving van levensonderhoud. Wel dient hierbij te worden bedacht dat het Schadefonds geen tegemoetkoming biedt als de schade op een andere wijze is gedekt, bijvoorbeeld door een begrafenisverzekering van de overledene of een aansprakelijkheidsverzekering van de veroorzaker.

 

Schade op andere wijze vergoed

Het Schadefonds houdt bij het doen van een uitkering rekening met de schadevergoeding die het overleden slachtoffer of de nabestaande langs burgerrechtelijke weg, strafrechtelijke weg of op andere wijze kan verhalen of al heeft verhaald (artikel 6 lid 1 van de Wet). Als financiële en immateriële schade van het slachtoffer al op andere wijze (deels) is vergoed, dan wordt dit in mindering gebracht op de uitkering uit het Schadefonds. Zeker in de verkeerszaken is de kans vrij groot dat de schade al anderszins vergoed is, door bijvoorbeeld een aansprakelijkheidsverzekering van de veroorzaker (de WAM) of het Waarborgfonds Motorverkeer. Iedere eigenaar van een auto, motor, scooter, bromfiets of snorfiets is namelijk wettelijk verplicht een WAM af te sluiten. De WAM van de dader keert in alle gevallen uit aan slachtoffers van verkeersongelukken (en hun nabestaanden). Schuld, middelengebruik, door rood rijden, te hard rijden en dergelijke zijn niet van invloed op uitkeringen aan slachtoffers. Als de dader geen verzekering heeft of als er geen aanwijsbare dader/schuldige is, neemt het Waarborgfonds Motorverkeer de schade-uitkering over (onder dezelfde voorwaarden als de originele verzekeraar). Een vergoeding door de aansprakelijkheidsverzekeraar of het Waarborgfonds voor begrafeniskosten en derving van levensonderhoud wordt in beginsel niet in mindering gebracht op het vaste bedrag van € 5.000. Wel op de aparte uitkering die het Schadefonds kan doen voor uitvaartkosten en derving van levensonderhoud.

 

Verwachtingen voor de toekomst

De verwachting is dat de instroom van de aanvragen geleidelijk aan zal stabiliseren. Het is voorstelbaar dat de afgelopen maanden nabestaanden bij het Schadefonds hebben aangeklopt voor dood door schulddelicten die voor 1 juli 2016 hebben plaatsgevonden. Tegelijkertijd zal het bestaan van de financiële tegemoetkoming voor nabestaanden van dood door schulddelicten meer bekendheid krijgen, waardoor in de toekomst mogelijk meer mensen het Schadefonds weten te vinden.

Zodra het Schadefonds meer ervaring heeft met het beoordelen van aanvragen waarin geen onherroepelijk veroordelend vonnis is geweest, wordt het beleid rond dood door schuld geïntegreerd in de beleidsbundel. Naar verwachting zal dit medio 2017 gebeuren.

 

1. De tekst van deze bijdrage werd afgesloten op 1 december 2016.

 

schade bij overlijden, schadevergoeding, Waarborgfonds Motorverkeer, Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, Schadefonds Geweldsmisdrijven