Wegcategorisering en/of de Groene Loper

Column 19 januari 2006

Reactie op ETW’s, SW’s en de Groene Loper (november 2005)

De uitnodiging van de redactie van Verkeersrecht in nummer 11 van dit jaar is te aanlokkelijk om te laten lopen. Omdat over met name de dubbele doorgetrokken streep wel iets meer te zeggen valt.

Wie van IJsselstein naar Schoonhoven rijdt (de N210) ontwaart een dubbele doorgetrokken streep. Op een gedeelte van dit traject is het weggedeelte tussen de beide strepen groen ingekleurd, op andere gedeelten zijn tussen de beide strepen kattenogen of diagonale strepen geplaatst. En ook de onderlinge afstand tussen de beide strepen varieert duidelijk waarneembaar.

Op 13 september 2003 kopte de Goudsche Courant “inhalen mag bij dubbele streep”. In het artikel wordt J. Disco, verkeersvoorlichter van de provincie Zuid-Holland, geciteerd, die zou hebben gezegd, dat veel mensen denken dat ze bij die dubbele streep helemaal niet mogen inhalen en dat ze dat graag zo laten. “Die verwarring is eigenlijk een groot voordeel”.
Naar aanleiding van het arrest van het Gerechtshof in Leeuwarden van 14 oktober 2003 (LJN AO0697) meldde de Goudsche Courant later (11 december 2003), dat inhalen bij dubbele streep toch strafbaar was. Om op 20 januari 2005 nog eens duidelijk te vermelden, dat de automobilist “niks weet van strepen op de weg”. Pikant detail in dat artikel: “een grote voorlichtingscampagne werd geschrapt uit kostenoverwegingen. Voor dat geld kan je beter strepen aanleggen”.

Genoemde beslissing van het hof wekt niet al te veel verbazing. Naar aanleiding van het betoog van betrokkene dat de ter plaatse aangebrachte dubbele doorgetrokken strepen niet in overeenstemming met de bestaande Europese regelgeving zijn aangebracht en dat hij daarom de wet niet heeft overtreden en dat het bovendien niet logisch is om ter plaatse een dubbele doorgetrokken streep aan te brengen, stelt het hof zich overeenkomstig vaste jurisprudentie op het standpunt, dat de weggebruiker niet heeft te beoordelen of een verkeersteken overeenkomstig de voorschriften en terecht is geplaatst. Een standpunt dat recentelijk nog eens is herhaald (Hof Leeuwarden 24-11-2004, VR 2005, 53).
Toch dringt de vraag zich op of nog wel zo strak moet worden vastgehouden aan deze jurisprudentie.

De laatste jaren wordt van de individuele weggebruiker een stipte naleving van de verkeersregels geëist. Is het dan redelijk, dat de wegbeheerder hobbyisme mag bedrijven? Ook al is dat met de beste bedoelingen? Voor iedere weggebruiker (en zeker voor een bestuurder) moet aanstonds ondubbelzinnig duidelijk zijn wat de betekenis is van verkeerstekens. Naar ons oordeel een absolute voorwaarde voor een veilig(er) verkeer. Niet voor niets is dan ook in artikel 59 van het BABW (Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer) strafbaar gesteld overtreding van artikel 2: het verbod tot het aanbrengen van verwarring stichtende voorwerpen, inrichtingen of borden.

Op de website “Verkeerstekens” (www.verkeerstekens.nl; kennelijk afkomstig of onder supervisie van de CROW, maar in samenwerking met NFW, NVV en Rijkswaterstaat) stond in oktober 2004 - een jaar ná het arrest van het hof - nog onder artikel 76 RVV 1990 onder meer te lezen: “Deze rijrichtingscheiding bestaat uit tenminste twee doorgetrokken strepen met een tussenruimte van 0,30 tot 0,80 m. In Europees verband is bepaald, dat de onderlinge afstand tussen deze strepen maximaal 0,18 m mag bedragen, wil er sprake zijn van een inhaalverbod. Bij een afstand > 0,18 m, wat gezien de functie van de rijrichtingscheiding is aan te bevelen, is derhalve inhalen juridisch gezien toegestaan. Dit kan wettelijk gezien alleen worden voorkomen door bord F1 te plaatsen”.
Over verwarring stichten gesproken! Overigens is deze tekst tussen 19 oktober 2004 en 19 juli 2005 verdwenen. Volgens het CROW - na enig aandringen - “gezien de uitspraak van het Gerechtshof”.

De Hoge Raad hecht belang aan het visuele aspect als het gaat om de vraag hoe een verkeerssituatie (in een oogopslag) moet worden beoordeeld (HR 21 februari 1978, VR 1978, 68, HR 30 mei 1986, NJ 1986, 658 en HR 27 maart 1990, VR 1990, 155). Twee naast elkaar gelegen doorgetrokken strepen, die minder dan 0,18 m naast elkaar liggen, doen zich visueel zonder enige twijfel voor als één doorgetrokken streep. De betekenis daarvan is dus in een oogopslag duidelijk: hier mag niet worden ingehaald. Naarmate die strepen verder van elkaar zijn verwijderd, is de bedoeling steeds minder duidelijk. En al helemaal als het wegdek tussen de strepen is gekleurd. Is het nu werkelijk zo onlogisch, dat de gemiddelde weggebruiker twijfelt of dit soort dubbele strepen nu wel of niet mogen worden overschreden?

Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 23 maart 1999 (VR 1999, 174) moet gerespondeerd worden op een ter zake uitdrukkelijk (gemotiveerd) verweer. Het valt te betreuren, dat uit het hierboven genoemde arrest van het Gerechtshof in Leeuwarden van 14 oktober 2003 niet valt af te leiden of de plaatselijke situatie zodanig was dat de onderlinge afstand tussen de beide strepen (duidelijk) meer dan 0,18 meter bedroeg en hoe de ruimte tussen de beide strepen was ‘opgevuld’. Maar bovenal waarom voor betrokkene de situatie niet was mis te verstaan.
 

mr E.F. Bueno en mr M. Grube-van Eck