De deelgeschillenrechter drie jaar in actie

VR-kort
Artikel
14 maart 2014

Mw. mr. P. Oskam
De Wet deelgeschillen is nu ruim drie jaar in werking. De website van de Nederlandse rechtspraak (rechtspraak.nl) geeft ongeveer 280 treffers op de zoekterm ‘deelgeschil’. De deelgeschilrechtspraak is daarmee een belangrijke bron van feitenrechtspraak op het gebied van letsel- en overlijdensschade. In deze bijdrage wordt een aantal uitspraken feitelijk besproken aan de hand van een drietal onderwerpen. Allereerst de verkeersaansprakelijkheidszaken. In deelgeschilprocedures komt vaak de aansprakelijkheidsvraag en het al dan niet bestaan van eigen schuld in WAM- en andere verkeersaansprakelijkheidszaken aan bod. Daarna komt de aansprakelijkheid in ‘paardenzaken’ aan bod, waarbij het gaat om de gestelde aansprakelijkheid van de bezitter van een paard. Tot slot komt het deskundigenbericht aan de orde. Wil één van de partijen een in gezamenlijk overleg tot stand gekomen deskundigenrapport of een rapport van een door de rechter benoemde deskundige van tafel hebben, dan dienen daarvoor goede redenen aanwezig zijn. Naar mening van de auteur terecht: beide partijen zijn immers gebaat bij het bereiken van een oplossing, en niet bij het voortzetten van de discussie na verschijning van het expertiserapport. Een kritische beoordeling door de eigen medisch adviseur van een rapport is in het algemeen onvoldoende om onder gebondenheid aan het rapport uit te komen. Kortom: gebondenheid aan een deskundigenrapport is regel, het van tafel krijgen is een uitzondering.
Vervolgens staat de auteur kort stil bij het ‘Rapport BGK-integraal 2013’, waarin ook aandacht wordt besteed aan de kostenregeling in de deelgeschilprocedure. In het rapport wordt erop gewezen dat rechters verschillend omgaan met de begroting van kosten van de benadeelde indien de rechter tot de conclusie komt dat het verzoek zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure of als het verzoek naar het oordeel van de rechter geen deelgeschil is. Het rapport geeft geen aanbeveling ter zake, wel wordt gesignaleerd dat in de literatuur wordt voorgesteld de verzoeker slechts dan niet-ontvankelijk te verklaren als op goede gronden kan worden geoordeeld dat het verzoek geen deelgeschil is, zodat in elk geval het kostenregime van art. 1019aa Rv toepassing mist en de rechter de kosten niet hoeft te begroten. Verder wordt in het rapport geconstateerd dat de oordelen van rechters over welk aantal uren en welk uurtarief redelijk zijn, sterk uiteenlopen. Ook hierover zijn geen aanbevelingen gedaan. De auteur is voorstander van standaardisatie op dit punt.
(VR 2014/27)
 

Bron: 
PIV-Bulletin december 2013, p. 9-13