Kwalitatieve aansprakelijkheid: afscheid van reflexwerking?

VR-kort
Artikel
08 september 2016

Mr. A. Kolder
Het leerstuk van reflexwerking van kwalitatieve aansprakelijkheid is tot ontwikkeling gekomen op het terrein van de verkeersaansprakelijkheid van art. 185 WVW. Dit verschijnsel van ‘spiegelbeeld-denken’ heeft nadien ook zijn weg gevonden naar andere kwalitatieve aansprakelijkheden (afd. 6.3.2 BW). Het fenomeen reflexwerking kan als volgt worden beschreven: degene die jegens een derde voor een bepaald risico ‘in kwaliteit’ aansprakelijk is, draagt in geval diegene mede door dit risico zelf schade lijdt en daarvoor een derde aanspreekt, in beginsel (ook) een deel van de schade. Dit wordt bereikt door de kwalitatieve aansprakelijkheid die jegens derden op de benadeelde rust, aan te merken als een hem ‘toe te rekenen omstandigheid’ in de zin van art. 6:101 BW.
In deze bijdrage betoogt de auteur dat aan reflexwerking als afzonderlijke rechtsfiguur binnen het kwalitatieve aansprakelijkheidsrecht geen behoefte bestaat. Dat een bepaalde rechtsregel rechtvaardig wordt geacht, betekent namelijk niet dat dit automatisch ook voor het spiegelbeeld geldt.
De auteur pleit er dan ook voor afscheid te nemen van de hersengymnastiek van nodeloze en niet altijd billijke spiegelbeeld-redeneringen. Het enkele bestaan van een kwalitatieve aansprakelijkheid jegens derden dient in het spiegelbeeldige geval niet automatisch zijn weerslag in de vorm van ‘eigen schuld’ ex art. 6:101 BW te hebben. Dit laat echter onverlet dat de ratio van een dergelijke aansprakelijkheid wél zijn beslag kan krijgen in een toepassing van art. 6:101 BW, namelijk via de gedachte van gevaarzetting/risicoaanvaarding dan wel de vereenzelvigingsleer/eenheidsgedachte. Dit betreft dan echter een ‘rechtstreekse’ toepassing van art. 6:101 BW.

Bron: 
AV&S augustus 2016, afl. 4, p. 145-148