pag. 2 VR 2003, Speelse jaren

VRA 2003, p. 2
2003-01-01
Mr H.A. Bouman
Speelse jaren
VRA 2003, p. 2
Mr H.A. Bouman
1
Wat is een halve eeuw voor een tijdschrift, en zeker als je in de redactie bent gekomen toen nog niet de helft daarvan verstreken was? De eerste hoofdredacteur, B.J. Besier, was dat nog steeds. J.M. Harmsen, hoofdjurist van de ANWB, inspirator en grondlegger van het blad en zijn eerste redactiesecretaris, was na zijn pensionering redacteur geworden en zat er nog. Zo ook de redacteur van het eerste uur, J.J. Bredius, Heer van Stand en eminent kenner van het verkeers(straf)recht, die pas in 1982 na 29 jaar de redactie zou verlaten.
'Achterlichtenboer' noemde de serieuze balie het kleine groepje advocaten[1] dat zich bezig hield met ongevallen - niet noodzakelijk in het verkeer -, aansprakelijkheid en verzekering. Wist die balie veel. De meest bizarre gebeurtenissen huisden in onze dossierkasten. De werkelijkheid ontstijgt de verbeelding. Wat een verschil - in onze ogen - met het deprimerende geploeter in vennootschapsland of op de arbeidsmarkt, met bankroeten of in de echtelijke vuile was. Voor ons de feitelijke puzzels, pleiten met autootjes, niet te veel juristerij, 'descentes sur lieu', maar ook onderhandelen op het scherp van de snee. Ik had in die dagen een tamelijk bloeiende verkeersrechtpraktijk. Profilering en positionering, imago en naamsbekendheid, het bekommerde me niet echt. Dat gold voor de meeste advocaten en wie zag achter de horizon het zoeklicht waarin de beroepsgroep vandaag de dag gevangen is? Geen symposia-circus waar een zich respecterend kantoor niet mag ontbreken, geen 'publish or perish'. Maar tussen de alledaagse bedrijven door las je wel eens wat vakliteratuur.
En zo kon het gebeuren dat een in dit blad gepubliceerd arrest[2] mijn stekels deed opzetten en mij tot een commentaar van nog geen anderhalve bladzij verleidde. Het was wat onvriendelijk van toon en ik liet het dus lezen aan mijn oudste compagnon, een voortreffelijk stylist en bovendien mijn deken; strookte het wel met de toen nog vrij algemeen betrachte eerbied voor de rechterlijke macht? Jawel, zei hij hier en daar wat corrigerend, maar je moet wel het 'gebrek' aan voorstellingsvermogen waarvan je het hof beticht vervangen door een dito 'tekort'. Ik deed dat, stuurde de kattebel in en vond hem, tot mijn ontsteltenis, enige maanden later terug als hoofdartikel[3] . Dat was nou ook weer niet de bedoeling. Later heb ik ervaren dat in tijden van kopijnood de redactie niet zo kieskeurig is; alle beetjes helpen. En wie schetst mijn verbazing toen ruim een jaar later mr A.K. Faber, destijds hoofdjurist van de ANWB en redactiesecretaris, tegenover me zat en vroeg of ik redacteur wilde worden.
2
En daarmee begon de leukste nevenfunctie in mijn beroepsleven. Maandelijks een redactievergadering. Wij troffen elkaar voor de lunch, aanvankelijk meestal in Utrecht in een net etablissement vlak bij het station, later ook roulerend over de stekken der redacteuren. En waarover spraken zij, dat stel daar om die dis? Over koetjes en kalfjes vanzelfsprekend en over wat er zo al omging op de rechtbanken en parketten in den lande, in de roerige balie, wie wanneer waar als wat zou worden benoemd, geplaatst of bevorderd, recente edelachtbare of politieke uitglijers, afgewisseld met wat ieder aan boeken, film of muziek had beleefd. Het was een prettig gemêleerd groepje, zonder dat beste-van-de-klas-gedrag dat echte juristen in redacties wel bevangt. Ook geen machocultuur ofschoon de eerste vrouw pas in 1998 tot de redactie zou toetreden.
Het had, denk ik, te maken met de coöptatie waarmee de schaarse wisselingen binnen de redactie tot stand kwamen. En met de inbreng van de zijde van de ANWB; dikwijls vrouwelijk. We verheugden ons lang in Sylvia den Ouden-Huijgen als opvolger van Faber; we lieten ons sturen door Janny Kroes en later door Marijke Jansen met hulp van Trees Sergi; zij 'bemanden' het secretariaat, even zachtaardig als bekwaam. Maar Sylvia's opvolger Marc Renckens, was ook geen slavendrijver, wel de eerste cartoonist in het blad. En met de jaarlijkse buitendag van redactie, commissie van bijstand, oud-redacteuren en secretariaat met 'hunne dames' (of heren); die draaide om een cultureel of toegepast wetenschappelijk uitje en voor een smakelijke lunch konden we op Sylvia vertrouwen. Dit alles bevorderde een sfeer van ontspanning en gelijkgestemdheid zonder rivaliteit.
3
De allereerste redactie bestond uit twee strafrechtjuristen, Besier en Bredius, al genoemd, gerekruteerd uit het OM, en twee civilisten, N.J. Polak en L.E.H. Rutten, de één uit de advocatuur, de ander uit de rechterlijke macht. Praktijkjuristen, maar niet zonder affiniteit met de wetenschap; dat was de bedoeling[4] . De redactie breidde uit en verbreedde ook de blik. Het aanvankelijke evenwicht tussen straf en civiel is geleidelijk naar de civiele kant gaan overhellen. Met Chris Brunner, vanaf 1976 hoofdredacteur, deed de universiteit[5] haar intrede en met Dick Bouma in 1985 het bestuursrecht. Dat haar meest prestigieuze loot door een wetenschapper zou worden voorgezeten vond de directie van de ANWB in overeenstemming met de status van de bond. Brunners opvolgers, Otto van Wassenaer en Cees van Dam, zijn dan ook wederom uit de universiteit gerekruteerd.
De directie schatte het blad blijkbaar hoog, maar gelukkig op afstand. Soms was een directeur te gast bij de lunch. In het jaarverslag van de bond ... in mijn jaren niets. En één keer heeft een publiciteitsfunctionaris zijn ideeën over een redactiestatuut uiteengezet: het zou toch onwenselijk zijn als Verkeersrecht over enig onderwerp anders dacht dan bijvoorbeeld de Autokampioen. De redactie heeft hem beleefd glimlachend aangehoord, verwezen naar het eerste nummer waarin Verkeersrecht zich aandient als 'volstrekt onafhankelijk' en zich bereid verklaart in het colofon op te nemen dat de inhoud niet noodzakelijk de mening van de ANWB weergeeft[6] .
4
Na de lunch de vergadering. Ik zie weer die redacteuren voor me, met hun karakteristieke eigenaardigheden. Brunner de breedbek, monkelend en oh zo onderlegd; de inspirerende eigenwijze allesweter Van Wassenaer, civiele notenschrijver bij uitstek[7] , ons in het zadel ontvallen[8] , Dick Bouma, de kernachtige onderkoelde scepticus, en die andere Hagenaar, Cees Colijn, ooit pleiter voor de Haagse tram: 'het scherpste wapen dat ik ken, is het stompe einde van een tram'; Van den Haak, de 'wijze'; de doordachte en zorgvuldig geformuleerde muizenissen van Bleichrodt; Herstel en Van Randwijck, bepaald geen typen van Aanklagers. Vellinga, strafrecht-encyclopedist met brede lach en noordelijke tongval, ook zo'n notenschrijver[9] ; Van Leeuwen, die echte journalistiek kon bedrijven[10] ; dan doet Van Dam zijn intree, bedrieglijk bescheiden, begaafd 'tongue in cheek'; Simmelink en De Bosch Kemper, nog net in mijn tijd erbij, weer twee eersteklas stylisten.
We bespraken de binnengekomen kopij, soms enthousiast, vaak waarderend, maar ook niet zelden kritisch. 'Niet oninteressant, maar zó kan het niet; jij kent die auteur; wil je eens met hem opnemen of er niet wat beters van te maken valt?' 'Wie kunnen er voor een actueel onderwerp of een themanummer om een bijdrage worden gevraagd?' 'Is dit boek niet iets voor jou om te bespreken?' Het zojuist verschenen nummer ging onder de loep; wat moet er in de volgende nummers? Levendige discussie over de trefwoorden bij artikelen en jurisprudentie; de Lex Besier 'niet meer dan drie', was die te handhaven? Nieuwe trefwoorden (minstens één vergadering incubatietijd); hulptrefwoorden (onbeperkt toelaatbaar).
We leverden soms ook een hoofdartikel, voor een themanummer. bij kopijnood of als de geest over ons vaardig werd. Veel plezier beleefde ik aan coproducties. De zwierige kanselarijstijl van Van den Haak samensmeden met het eigen streven naar beknopte formuleringen, daar leer je van[11] . Strenge opvattingen van Bouma en Bouman - en vice versa - over gevaarzetting bij 'bijzondere manoeuvres' nuanceren met mogelijke eigen schuld bij wie in dat gevaar trapt[12] , dat houdt je wakker. Een hoofdartikel wordt een paar dagen voor de deadline van het volgende nummer afgekeurd; Van Wassenaer draait een nieuw in elkaar en komt in het weekend de puntjes op de i zetten[13] ; zoiets bindt. En buiten de redactie de briefwisseling met Lowik Eykman, zonder wie ik zeker nooit gespeeld zou hebben met gedachten over schuld en causaliteit[14] .
Het secretariaat verdeelde, na een ruwe voorselectie naar de voorkeur van de redacteur, de verzamelde jurisprudentie - alle gerechten hebben in theorie een correspondent, de één in de praktijk beduidend ijveriger dan de ander; ook uit het veld komen zaken; wie een 'aardige' heeft gewonnen ziet die graag gepubliceerd; zijn tegenpartij soms minder - en maandelijks ging je met zo'n twintig uitspraken naar huis. Je werd verondersteld bij de relevantste een 'kop te snellen' en bij wat je echt eruit vond springen een noot te schrijven, niet noodzakelijk diep-, liefst wel scherpzinnig. En waar je weinig in zag retourneerde je, als je er al aan toegekomen was. 'Men doet wat men kan, en zodoende blijft er veel liggen' zei de bediende Joost.
5
Wat zet Verkeersrecht apart van andere vakbladen? In de eerste plaats natuurlijk de leeftijd en de voortgaande bloei. Heeft het niet de meeste abonnees na het NJB en Ars Aequi? In de jaren van enkel die twee plus Themis en WPNR had het geen concurrenten, maar in de huidige wildgroei lijkt het zich aardig staande te houden. Dat aparte zat ook in de wetenschap dat de uitgever, de ANWB, niet tot de juridische incrowd behoort. Niet voor niets werd op de buitendag steevast het glas geheven op 'de bond die de wegwijzers plaatst'. Het had wel iets wanneer een bekende uit de Kluwerstal, licht afgunstig en voorzichtig - met de ANWB valt niet te spotten -, je polste of die goed lopende periodiek niet 'zu haben' was. En tenslotte het besef dat je in zo'n gezelschap - allemaal serieuze beoefenaars van enig juridisch handwerk - je fantasie, de speelse kant van je broodwinning, kwijt kon. Of dat Verkeersrecht en redactie apart zet weet ik eigenlijk niet. Ik vermoed het wel en ik heb het in ieder geval steeds zo ervaren.
Ik schrijf dit alles merendeels in de verleden tijd, maar wel veelal de onvoltooide; het verhaal van Verkeersrecht gaat door en is met de vijftig jaar waarvan dit nummer de bekroning is lang niet voltooid.
Integendeel.
[1] Zie L.G. Eykman, De juristen van de straat, VRA 1983, blz. 108, sub 1.
[2] Hof Arnhem 29 februari 1972, VR 1973, 80.
[3] Een onbegrijpelijk arrest, VRA 1973, blz. 307.
[4] Zie kort over die eerste redacteuren het interview met Jan Remmelink, VR 2002, speciaal blz. 146.
[5] Rutten was natuurlijk ook hoogleraar, maar in de eerste plaats rechter, vice-president van het Bossche hof.
[6] Vanaf november 1987.
[7] 84 in 16 jaar als ik goed geteld heb.
[8] In Memoriam, VRA 1996, blz. 249.
[9] 53 in 15 jaar, wederom als ik goed geteld heb.
[10] Vgl. Gesprek met een slachtoffer, VRA 1992, blz. 199.
[11] Het kind van de rekening - de rekening voor het kind, VRA 1983, blz. 158.
[12] Gevaarzetting door bijzondere manoeuvres, VRA 1989, blz. 281.
[13] Dieren in het verkeer, VRA 1983, blz. 41 (als ik mij niet vergis).
[14] Recht en billijk, VRA 1992, blz. 169.