pag. 317 VR 1994, Vrije keuze van rechtshulpverlener bij rechtsbijstandverzekering?

VRA 1994, p. 317
1994-11-01
Mr J.J. van der Molen
Kan de aansprakelijke persoon dan wel zijn verzekeraar aan de benadeelde tegenwerpen dat hij enkel aanspraak kan maken op de kosten die door de rechtsbijstandverzekeraar van de benadeelde betaald zouden zijn, wanneer de benadeelde door zijn rechtsbijstandverzekeraar zou zijn bijgestaan, en niet door een door de benadeelde zelf gekozen advocaat?
Vrije keuze van rechtshulpverlener bij rechtsbijstandverzekering?[1]
VRA 1994, p. 317
Mr J.J. van der Molen
BW art. 6:96 Rv art. 56 Rv art. 57 WROM art. 15c
Deze vraag is niet expliciet in de literatuur of jurisprudentie ter sprake gekomen: wel zijn deelonderwerpen van dit probleem in de jurisprudentie beantwoord, en wel de volgende:
1
Behoren de kosten van buitengerechtelijke rechtshulp tot de door de aansprakelijke persoon te vergoeden schade?
2
Is de benadeelde verplicht de kosten van buitengerechtelijke juridische bijstand te beperken en gehouden gebruik te maken van voor alle ingezetenen geldende overheidsvoorzieningen als gefinancierde rechtshulp?
3
Kan een onvoorwaardelijk toegevoegde advocaat de toevoeging intrekken met als motivering, dat de kosten van de buitengerechtelijke bijstand op de aansprakelijke persoon dan wel zijn aansprakelijkheidsverzekeraar verhaald kunnen worden?
4
Kan de aansprakelijke persoon dan wel zijn verzekeraar aan de vordering tot vergoeding van de kosten ten aanzien van de buitengerechtelijke bijstand tegenwerpen dat de benadeelde uit hoofde van de rechtsbijstandverzekering de kosten kan declareren bij de verzekeraar?
5
Wanneer zijn kosten van buitengerechtelijke bijstand redelijk te noemen?
Ad 1. Behoren de kosten van buitengerechtelijke rechtshulp tot de door de aansprakelijke persoon te vergoeden schade?
In het arrest HR 3 april 1987, VR 1988, 16; NJ 1988, 275 m.nt Brunner, werd de vraag of de kosten van buitengerechtelijke rechtshulp behoren tot de te vergoeden schade in bevestigende zin beantwoord.
Het slachtoffer zal namelijk bij het vaststellen en begroten van de schade en bij zijn pogingen om in der minne vergoeding te kunnen krijgen vaak behoefte hebben aan deskundige bijstand. De Hoge Raad overwoog dan ook: 'voor zover de benadeelde in de gegeven omstandigheden redelijk handelde door zich van deskundige bijstand te voorzien, behoort de aansprakelijke de daaraan verbonden kosten, voor zover deze redelijk zijn, te dragen, want het is zijn onrechtmatige daad die tot het maken daarvan heeft geleid. Eén en ander geldt in beginsel ook voor de kosten van een rechtsgeleerde raadsman. Komt het evenwel tot een geding, dan gelden voor de aan het voeren daarvan verbonden kosten bij uitsluiting de regels van de artikelen 56 en 57 Rv. Eén en ander leidt ertoe dat redelijke kosten van rechtsbijstand ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en ter verkrijging van voldoening buiten rechte mede voor vergoeding in aanmerking komen, behoudens voor zover, indien tussen partijen een rechtsgeding volgt, deze kosten betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de in de artikelen 56 en 57 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten, zoals die ter voorbereiding van gedingstukken en ter instructie van de zaak'.
Dit arrest is in art. 6:96 sub b en c BW gecodificeerd. De kosten van buitengerechtelijke juridische bijstand vormen derhalve vermogensschade waarvan de benadeelde schadevergoeding kan vorderen. Dit is niet anders, wanneer de aansprakelijke persoon dan wel zijn verzekeraar van het begin af aan aansprakelijkheid erkent en voorschotten betaalt.
Ad 2. Is de benadeelde verplicht de kosten van buitengerechtelijke juridische bijstand te beperken en gehouden gebruik te maken van voor alle ingezetenen geldende overheidsvoorzieningen als gefinancierde rechtshulp?
In het vonnis van het Kantongerecht Nijmegen 21 oktober 1988, VR 1989, 76, werd beslist dat de op de benadeelde rustende schadebeperkingsplicht hem niet verplicht tot een beroep op gefinancierde rechtshulp. De aansprakelijke persoon en zijn verzekeraar stelden zich in het onderhavige geval op het standpunt dat de benadeelde verplicht is de kosten van juridische bijstand te beperken, in die zin dat hij gratis rechtsbijstand moet vragen wanneer hij volgens de toenmalige Wet op de rechtsbijstand aan on- en minvermogenden daarvoor in aanmerking komt.
De kantonrechter ging hier niet in mee. Hij overwoog: 'Wanneer de raadsman van eiseres q.q. gratis rechtsbijstand zou hebben aangevraagd en deze zou zijn verleend, dan had eiseres q.q. slechts de eigen bijdrage terzake aan gedaagde in rekening mogen brengen. Immers, voor de kosten van rechtsbijstand boven dat bedrag lijdt eiseres q.q. geen schade die aan de wederpartij in rekening kan worden gebracht. Dit is niet alleen weinig bevredigend voor de toegevoegde raadsman, maar betekent voorts een niet te rechtvaardigen voordeel voor de aansprakelijke partij. Deze kosten worden dan door de staat gedragen, terwijl gedaagde daarvoor aansprakelijk is'.
De benadeelde kan zich derhalve betalend laten bijstaan wanneer hij dat wil, en is niet verplicht een toegevoegde raadsman te vragen.
In de praktijk zal deze toevoeging overigens voorwaardelijk zijn. Namelijk onder de voorwaarde dat verhaal op de aansprakelijke partij van de kosten van rechtsbijstand niet mogelijk is. Een dergelijke voorwaardelijke toevoeging wordt niet in strijd geacht met artikel 15c WROM. Dit artikel beoogt namelijk te voorkomen dat de toegevoegde raadsman zijn rekening verhaalt op de aan de cliënt toegekomen schadevergoeding.
In Rechtbank Amsterdam 30 mei 1990, VR 1991, 9, was aan de benadeelde een voorwaardelijke toevoeging verstrekt. De aansprakelijke persoon en zijn verzekeraar stelden zich op het standpunt, dat de aan de benadeelde verleende rechtsbijstand door de overheid gefinancierd werd en dat de benadeelde alleen een eigen bijdrage moest betalen. Alleen deze eigen bijdrage waren de aansprakelijke persoon en zijn verzekeraar bereid te vergoeden; de totale kosten van de buitengerechtelijke bijstand achtten zij niet redelijk. De rechtbank honoreerde dit verweer niet. De vraag of de kosten van buitengerechtelijke bijstand vergoed dienen te worden door de aansprakelijke persoon dan wel zijn verzekeraar, hoewel de benadeelde in beginsel aanspraak kan maken op gratis rechtsbijstand, beantwoordde de rechtbank in bevestigende zin. Een toevoeging onder voorwaarde brengt met zich mee dat de raadsman van de benadeelde geen vergoeding van overheidswege ontvangt, indien de kosten van zijn buitengerechtelijke werkzaamheden deel uit maken van de door de aansprakelijke persoon dan wel zijn verzekeraar te vergoeden schade. Biedt de aansprakelijke persoon verhaal, dan zal de door de benadeelde ontvangen schadevergoeding tevens de buitengerechtelijke kosten omvatten. Wanneer er achter de aansprakelijke persoon een aansprakelijkheidsverzekeraar staat, zal de aansprakelijke persoon dus altijd wel verhaal bieden. De schadebeperkingsplicht van de benadeelde brengt, volgens de rechtbank, niet met zich mee dat hij het nodige zal moeten doen om zich te laten bijstaan door een onvoorwaardelijk toegevoegde raadsman.
Ad 3. Kan een onvoorwaardelijk toegevoegde raadsman de toevoeging intrekken met als motivering, dat de kosten van buitengerechtelijke bijstand op de aansprakelijke persoon dan wel zijn aansprakelijkheidsverzekeraar verhaald kunnen worden?
Het bindend advies van mr Bouman, 9 januari 1990, VR 1991, 11 betreft de vraag of een onvoorwaardelijke toevoeging teruggegeven kan worden. Bouman wijst erop dat de benadeelde niet gehouden is van de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp gebruik te maken; hij kan zich betalend laten bijstaan en de wederpartij kan dan niet tegenwerpen dat hij in aanmerking komt voor gefinancierde rechtshulp. Het systeem van gefinancierde rechtshulp is gegeven in het belang van diegenen die rechtshulp behoeven en niet in dat van hun tegenpartij wier schadeplichtigheid en draagkracht voldoende vaststaat. Mr Bouman acht geen bezwaren van wettelijke en praktische of principiële aard aanwezig tegen het op gezamenlijk verzoek van cliënt en advocaat intrekken van de toevoeging met als motivering dat de kosten van buitengerechtelijke bijstand kunnen worden verhaald op de aansprakelijke persoon.
De aansprakelijke persoon dan wel zijn verzekeraar zal derhalve de kosten van bijstand moeten vergoeden, ook wanneer de benadeelde aanvankelijk aanspraak maakt op gratis rechtsbijstand.
Ad 4. Kan de aansprakelijke persoon dan wel zijn verzekeraar aan de vordering tot vergoeding van de kosten ten aanzien van de buitengerechtelijke bijstand tegenwerpen dat de benadeelde uit hoofde van de rechtsbijstandverzekering de kosten kan declareren bij de verzekeraar?
Het Hof 's-Hertogenbosch 1 februari 1989, VR 1989, 180, verwerpt het verweer van de aansprakelijke persoon en zijn verzekeraar, dat de benadeelde uit hoofde van zijn rechtsbijstandverzekering kosten kan declareren - en deze kosten ook reeds van de verzekeraar vergoed heeft gekregen - en dus geen vordering ter zake van de kosten van buitengerechtelijke bijstand op de aansprakelijke persoon heeft. Het hof overweegt met aanhaling van de rechtbank het volgende: 'het feit dat de rekening van de advocaat door de rechtsbijstandverzekeraar is voldaan, staat aan verhaal van de schadepost niet in de weg. De rechtsbijstandverzekeraar heeft de door de advocaat aan de benadeelde aangeboden rekening voor de benadeelde voldaan onder verwijzing naar een polisvoorwaarde. Deze voorwaarde komt erop neer dat, indien een derde voor de betreffende schadepost aansprakelijk is en de schadepost verhaald kan worden, restitutie zal dienen plaats te vinden. De uitkering gedaan door de rechtsbijstandverzekeraar moet derhalve gezien worden als een tijdelijke overbruggingsuitkering. Is er verhaal mogelijk op de aansprakelijke persoon dan zal het bedrag gerestitueerd dienen te worden. De benadeelde kan derhalve ter zake van de kosten van buitengerechtelijke bijstand niet geacht worden schadeloos gesteld te zijn'.
Een rechtsbijstandverzekering draagt derhalve een subsidiair karakter. De verzekeraar vergoedt de kosten van buitengerechtelijke bijstand alleen, indien verhaal op de aansprakelijke persoon - voor wiens rekening deze kosten uiteindelijk komen - gezien zijn vermogenspositie niet mogelijk is.
Ad 5. Wanneer zijn kosten van buitengerechtelijke bijstand redelijk te noemen?
Volgens Kantongerecht Rotterdam, 3 oktober 1985, VR 1990, 118, zijn kosten van buitengerechtelijke rechtskundige bijstand niet een zo uitzonderlijke vorm van schade tengevolge van het aan de benadeelde overkomen ongeval. Evenmin staan ze in een zodanig verwijderd verband dat ze naar redelijkheid niet aangemerkt kunnen worden als zijnde veroorzaakt door het ongeval. Kosten van buitengerechtelijke bijstand zijn redelijk indien zij enerzijds binnen een redelijke omvang blijven en anderzijds het in de gegeven omstandigheden redelijk was de kosten te maken. Zie Parlementaire Geschiedenis Boek 6, p. 337. Bij de beoordeling naar de redelijkheid speelt derhalve mee het financiële belang, de moeilijkheid van de te beantwoorden vraag, het aantal uren, het door de Orde van Advocaten gehanteerde tarief.
Uit het bovenstaande blijkt dat een rechtsbijstandzoeker vrij mag kiezen door welke rechtshulpverlener hij zijn belangen wil laten behartigen. Dat de rechtsbijstandzoeker in aanmerking komt voor gratis rechtshulp staat er niet aan in de weg dat hij een betalend advocaat inschakelt. Deze kosten van buitengerechtelijke bijstand zijn een deel van de vermogensschade die de aansprakelijke persoon ingevolge art. 6:96 sub c BW moet vergoeden. Voor de aansprakelijke persoon en diens verzekeraar maakt het derhalve niet uit of de benadeelde een rechtsbijstandverzekering heeft. Ingevolge deze verzekering kan de benadeelde dan wel aanspraak maken op financiële bijstand, deze kosten komen evenwel uiteindelijk ten laste van de aansprakelijke partij en zijn verzekeraar. Dit betekent dat de rechtsbijstandverzekeraar die uit hoofde van de verzekering aan de benadeelde uitkering heeft gedaan zich kan verhalen op de aansprakelijke persoon en zijn aansprakelijkheidsverzekeraar. Deze zijn draagplichtig voor de kosten van buitengerechtelijke bijstand. Voor de aansprakelijke persoon en zijn verzekeraar maakt het derhalve niet uit aan wie zij de kosten moeten betalen, aan de benadeelde dan wel aan een rechtsbijstandverzekeraar aan de kant van de benadeelde.
Zie voor het regresrecht van de rechtsbijstandverzekeraar HR 3 april 1987, VR 1988, 16, en H.A. Bouman, Rechtsbijstandverzekering en advocaat, Advocatenblad 1984, p. 348[2] .
[1] Eerder gepubliceerd in de Nieuwsbrief van de Werkgroep Artsen Advocaten (WAA).
[2] Zie het artikel van C.J.J.M. Stolker in Verzekeringsrechtelijke Berichten 1994, nr 1, waarin hij bepleit dat de rechtsbijstandverzekeraar wordt gesubrogeerd in de vordering van het slachtoffer op de aansprakelijke partij terzake van buitengerechtelijke kosten.