VRA 2001, p. 33
2001-02-01
Mr A.A. van Dijk
In juni 2000 dienden de Tweede Kamerleden Valk en Eurlings een wetsvoorstel in waarbij een verbod werd voorgesteld op het handmatig telefoneren in de auto. In de onderstaande bijdragen wordt het initiatiefwetsvoorstel 27 202 kritisch besproken. In de eerste bijdrage bespreekt Van Dijk enige verkeerspsychologische onderzoeken met betrekking tot mobiel bellen in de auto. Vervolgens vestigt hij de aandacht op de ongewenste gevolgen die het wetsvoorstel met zich mee kan brengen.
In de tweede bijdrage nemen Harteveld en Krabbe de bestanddelen van het wetsvoorstel kritisch onder de loep. Vervolgens bespreken zij de verhouding tot art. 5 WVW en de plaats van het voorstel in het systeem van de wegenverkeerswetgeving.
Naar een verbod op mobiel bellen in de auto?
Psychologische en juridische kanttekeningen bij wetsvoorstel 27 202
VRA 2001, p. 33
Mr A.A. van Dijk
Wetsvoorstel nr. 27202 Wegenverkeerswet art. 5 Wegenverkeerswet art. 10aRVV
Psychologische kanttekeningen
1
Inleiding
'De verkeersveiligheid komt niet extra in gevaar door mobiele telefoon', zo kopte de krant van wakker Nederland naar aanleiding van het proefschrift van de psychologe Cnossen[1] . Daaruit lijkt te volgen dat het wetsontwerp gebaseerd is op psychologisch drijfzand. In deze bijdrage wordt niettemin betoogd dat verkeerspsychologische onderzoeken uitwijzen dat de verkeersveiligheid wel degelijk in het gedrang komt door het mobiel bellen in de auto. De invloed van mobiel bellen is op twee manieren onderzocht. In de eerste plaats door middel van experimenteel onderzoek, waarbij de prestaties van proefpersonen werden gemeten in rijsimulatoren of geïnstrumenteerde auto's. In de tweede plaats door middel van epidemiologisch onderzoek, waarbij aan de hand van statistische gegevens werd onderzocht hoe mobiel bellen gerelateerd was aan ongevalskans. In deze bijdrage wordt eerst aandacht geschonken aan een drietal relevante experimentele onderzoeken. Vervolgens komt een drietal epidemiologische onderzoeken aan de orde. Ten slotte wordt een algemene conclusie getrokken en komt het wetsvoorstel aan de orde.
2
Experimenteel onderzoek
Door middel van experimenteel onderzoek kan bekeken worden of mobiel bellen invloed uitoefent op de rijtaak. In de auto kan op twee manieren mobiel gebeld worden. In de eerste plaats met een handsfree toestel, waarbij de bestuurder beide handen aan het stuur kan houden. In de tweede plaats met een handheld toestel, waarbij de telefoon in de hand moet worden gehouden.
Alm en Nilsson stellen dat de wijze waarop een andere auto wordt gevolgd een belangrijke indicatie is voor de veiligheid[2] . Een belangrijk aspect van het volgen is het inschatten en voorspellen van het gedrag van medeweggebruikers. De mentale belasting als gevolg van de telefoontaak kan zodanig toenemen dat het opmerken en interpreteren van relevante informatie in het gedrang komt. Die negatieve effecten voor de verhoogde risico's zouden (deels) tenietgedaan kunnen worden, doordat de bestuurder zijn rijwijze aanpast en aldus compenseert. Alm en Nilsson maakten gebruik van 40 proefpersonen die werden ingedeeld in twee groepen: jonge bestuurders (tot 60 jaar) en oude bestuurders (ouder dan 60 jaar). De proefpersonen moesten een traject afleggen in een simulator en werden geconfronteerd met verschillende situaties met betrekking tot het volgen van andere auto's. Een van de situaties betrof het remmen van de voorligger waarop de proefpersoon zo snel mogelijk op de rem moest trappen. Er werden significante effecten gevonden voor leeftijd en experimentele conditie (gebruik handsfree toestel). Jonge bestuurders met handsfree toestel reageerden 0,56 seconde langzamer dan jonge bestuurders in de controlegroep; oude bestuurders met handsfree toestel reageerden 1,46 seconde langzamer dan oude bestuurders in de controlegroep. Daarnaast werd de hypothese getoetst of bestuurders in de experimentele conditie zouden compenseren voor de belasting van de telefoontaak door hun volgafstand te vergroten. Dit bleek niet het geval te zijn. De volgafstand die de proefpersonen aanhielden zou niet voldoende geweest zijn om een botsing te voorkomen als de voorligger plotseling tot een volledige stop was gekomen. De gemiddelde proefpersoon in de oude groep zou zelfs al op de voorligger gebotst zijn voordat hij op de rem had kunnen staan.
McKnight en McKnight onderzochten het effect van het gebruik van een mobiele telefoon op het opmerken van en reageren op verkeerssituaties door 151 proefpersonen bloot te stellen aan 47 verkeerssituaties[3] . Er waren vijf condities: het initiëren van een mobiel gesprek, het voeren van een simpel handsfree gesprek, het voeren van een gecompliceerd handsfree gesprek, het opzoeken van een radiostation en een conditie zonder afleiding. De proefpersonen werden geconfronteerd met video-opnamen, waarbij ze geacht werden te reageren op verkeerssituaties die zich voordeden. In de conditie zonder afleiding werd in 34 procent van de gevallen niet gereageerd op een verkeerssituatie. Tijdens het initiëren van een mobiel gesprek en het voeren van een simpel handsfree gesprek lag het percentage op 41 procent; tijdens het voeren van een gecompliceerd gesprek lag het percentage op 42 procent; tijdens het opzoeken van een radiostation lag het percentage op 44 procent.
Lamble e.a. deden een on road-experiment met drie condities. In de controleconditie moesten de proefpersonen alleen letten op de voorligger[4] . In de toetsconditie moesten de proefpersonen series van drie getallen intoetsen. In de mentale conditie moesten de proefpersonen twee willekeurig gepresenteerde getallen uit de serie 1-9 bij elkaar optellen. De proefpersonen werden geïnstrueerd om een andere auto te volgen en te remmen zodra ze merkten dat de voorligger vaart begon te minderen. De reactietijd bij het remmen ging met 0,48 seconde omhoog bij de toetstaak en 0,5 seconde bij de mentale taak. De auteurs wijzen erop dat de achteruitgang in reactietijd ongeveer drie maal groter is dan de achteruitgang die gemeten werd door De Waard en Brookhuis bij bestuurders met een bloedalcoholgehalte van 0,34 tot 0,46 promille (net onder de wettelijke grens van 0,5 promille)[5] . De auteurs concluderen dan ook dat het gebruik van een mobiele telefoon in de auto (ook handsfree) een onacceptabele vergroting van de ongevalskans met zich meebrengt.
3
Epidemiologisch onderzoek
In het voorgaande bleek dat het intoetsen van een nummer, maar ook het voeren van een handsfree gesprek een negatieve invloed heeft op de rijvaardigheid. Hieronder wordt bezien of die negatieve invloed ook tot uitdrukking komt in de ongevalsstatistieken. In epidemiologische onderzoeken wordt de ongevalskans als een mobiele telefoon wordt gebruikt vergeleken met de ongevalskans als geen mobiele telefoon wordt gebruikt.
Redelmeier en Tibshirani deden onderzoek bij 699 automobilisten die in het bezit waren van een mobiele telefoon[6] . Alle automobilisten waren betrokken geweest bij een ongeval dat aanmerkelijke schade doch geen persoonlijk letsel had veroorzaakt. Het tijdstip van het ongeval werd geschat aan de hand van de verklaring van de betrokken automobilist, politieverslagen en de gespecificeerde telefoonrekeningen. De deelnemers vormden hun eigen controlegroep. Het belgedrag op het moment van het ongeval werd vergeleken met het belgedrag op hetzelfde tijdstip van een andere dag. Automobilisten die aan het bellen waren liepen 4,3 keer zo veel kans om betrokken te raken bij een ongeval. Het gebruik van handsfree toestellen bleek niet veiliger dan het gebruik van handheld toestellen. Maclure en Mittleman wezen er in een redactioneel commentaar echter op dat het onderhavige onderzoek te weinig statistische power heeft om verregaande conclusies mogelijk te maken over de onveiligheid van handsfree toestellen[7] .
Violanti en Marshall vergeleken een groep van 100 personen die de voorgaande twee jaar bij een ongeval betrokken waren geweest met een groep van 100 personen die de voorgaande tien jaar niet bij een ongeval betrokken waren geweest[8] . De onderzoekers verzamelden gegevens over 18 variabelen die de ongevalskans zouden kunnen vergroten, waaronder het gebruik van de mobiele telefoon in de auto. Automobilisten die meer dan 50 minuten per maand belden hadden 5,6 keer zo veel kans om bij een ongeval betrokken te raken. Daarbij werd rekening gehouden met andere variabelen die een significant verband vertoonden met de ongevalskans. Door de geringe omvang van de steekproef zijn de resultaten niet meer dan een indicatie van de gevaarlijkheid van mobiel bellen in de auto. Daarnaast is het gevonden verband statistisch en niet causaal van aard en is de mogelijkheid van selectiebias aanwezig.
Violanti onderzocht het statistische verband tussen de aanwezigheid of het gebruik van een mobiele telefoon tijdens een ongeval en de dodelijke afloop daarvan[9] . Violanti onderzocht een database met 223.137 ongevallen; 1.548 ongevallen hadden geresulteerd in de dood van de bestuurder. Bekeken werd in hoeverre de kans op het overlijden van de bestuurder na een ongeval samenhing met de aanwezigheid of het gebruik van een mobiele telefoon, waarbij rekening gehouden werd met andere variabelen die verband hielden met de kans te overlijden. Het bleek dat automobilisten die aan het bellen waren tijdens het ongeval 9,29 keer zo veel kans hadden om het leven te laten; automobilisten die een mobiele telefoon in de auto aanwezig hadden, hadden 2,11 keer zo veel kans het ongeval met de dood te bekopen. Ook bij dit onderzoek past de waarschuwing dat het gevonden verband statistisch en niet causaal van aard is.
4
Opmerkingen bij het wetsvoorstel
De bevindingen uit de bovenvermelde onderzoeken staan in schril contrast met de conclusie die de Telegraaf trok uit (het persbericht over) het proefschrift van Cnossen[10] . De in het proefschrift opgenomen experimenten hadden echter geen betrekking op mobiel bellen in de auto, en de conclusie dat de verkeersveiligheid niet extra in gevaar komt door het gebruik van de mobiele telefoon, is op zijn minst een ongefundeerde generalisatie.
Hoewel het te vroeg is om gedetailleerde uitspraken te doen over de invloed van mobiel bellen op de verkeersveiligheid, maakt een greep uit de verkeerspsychologische literatuur over dit onderwerp duidelijk dat mobiel bellen een negatieve invloed heeft op de rijvaardigheid. Bestuurders die mobiel bellen reageren aanzienlijk langzamer op verkeersgevaarlijke situaties en zijn zich minder goed bewust van wat er om hen heen gebeurt. Het lijkt daarbij nauwelijks uit te maken of met een handsfree of een handheld toestel gebeld wordt. De epidemiologische onderzoeken wijzen in dezelfde richting: bestuurders die mobiel bellen lopen een grotere kans bij een ongeval betrokken te raken, en als zich een ongeval voordoet, lopen ze een grotere kans om daarbij het leven te laten.
De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid schatte in februari 2000 dat 25 à 30 sterfgevallen per jaar kunnen worden voorkomen als mobiel telefoneren in de auto geheel zou worden nagelaten[11] . Hoewel het doen van dergelijke schattingen gewaagder is dan mobiel bellen in de auto, geeft een dergelijk cijfer wel aan dat deze kwestie ernstig genomen moet worden[12] . In dat licht valt het wetsvoorstel van Valk en Eurlings dan ook toe te juichen. Toch vallen er wel enige kanttekeningen te plaatsen bij het wetsvoorstel en de toelichting daarop. Zo bagatelliseren Valk en Eurlings de gevaren van handsfree bellen, waarbij ze zich bovendien ten onrechte beroepen op een artikel in het tijdschrift Verkeerskunde[13] . De teneur van het artikel in Verkeerskunde én de boven aangehaalde onderzoeken is namelijk juist dat handsfree bellen niet veel veiliger is dan handmatig telefoneren. Het is dan ook niet uitgesloten dat het wetsvoorstel het tegengestelde bereikt van wat het beoogt. Als automobilisten vanwege de veronderstelde (en door deze wet gesuggereerde?) veiligheid van handsfree toestellen in grote getale overgaan tot het veelvuldige gebruik hiervan, zal het aantal doden en gewonden tengevolge van het mobiel bellen eerder toe- dan afnemen. De meeste mensen hebben een te rooskleurig beeld van hun rijcapaciteiten en zullen zich niet zonder meer bewust zijn van de gevaren die handsfree bellen met zich meebrengt[14] . Zolang geen strafbaarstelling van handsfree bellen wordt overwogen, dient derhalve middels voorlichting gewezen te worden op het gevaar van handsfree bellen. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de branchevereniging van telecombedrijven ICT-Nederland begonnen een tijdje geleden met de campagne Handsfree bellen is veiliger . Deze leus wekt ten onrechte de suggestie dat handsfree bellen niet gevaarlijk is. Het kan derhalve geen kwaad op korte termijn een nieuwe campagne te starten met als leus Handsfree bellen is ook levensgevaarlijk! Of ICT-Nederland wederom op vrijwillige basis in de campagne zal participeren moet worden afgewacht.
[1] Telegraaf 15 november 2000; F. Cnossen, Adaptive strategies and goal management in car drivers (diss. Groningen), Groningen 2000.
[2] H. Alm & L. Nilsson, 'The effects of a mobile telephone task on driver behaviour in a car following situation', Accident Analysis and Prevention (27) 1995, p. 707-715.
[3] A.J. McKnight & A.S. McKnight, 'The effect of cellular phone use upon driver attention', Accident Analysis and Prevention (25) 1993, p. 259-265.
[4] D. Lamble, T. Kauranen, M. Laakso & H. Summala, 'Cognitive load and detection thresholds in car following situations: safety implications for using mobile (cellular) telephones while driving', Accident Analysis and Prevention (31) 1999, p. 617-623.
[5] Zie A. de Waard & K. Brookhuis, 'Assessing driver status: a demonstration experiment on the road', Accident Analysis and Prevention (23) 1991, p. 297-307.
[6] D.A. Redelmeier & R.J. Tibshirani, 'Association between cellular-telephone calls and motor vehicle collisions', The New England Journal of Medicine (336) 1997, p. 453-458.
[7] M. Maclure & M.A. Mittleman, 'Cautions about car telephones and collisions', The New England Journal of Medicine (336) 1997, p. 501-502.
[8] J.M. Violanti & J.R. Marshall, 'Cellular phones and traffic accidents: an epidemiological approach', Accident Analysis and Prevention (28) 1996, p. 265-270.
[9] J.M. Violanti, 'Cellular phones and fatal traffic collisions', Accident Analysis and Prevention (30) 1998, p. 519-524.
[10] Zie noot 1.
[11] Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid, 'SWOV-onderzoek: 25-30 verkeersdoden als gevolg van telefoneren in de auto', Leidschendam 2000.
[12] Dergelijke berekeningen vereisen namelijk nogal wat vooronderstellingen. In casu werd uitgegaan van een twee keer zo hoog risico bij telefoneren tijdens het rijden, hetgeen als conservatief beschouwd mag worden.
[13] V. Hooijmeijer, 'Is handsfree bellen veiliger? Gevaarlijk sturen met een mobiel', Verkeerskunde 2000, p. 40-44.
[14] Zie O. Svenson, 'Are we all less risky and more skillful than our fellow drivers?', Acta Psychologica (47) 1981, p. 143-148.