Op de burelen van de redactie van dit tijdschrift belandde een brief waaraan de volgende passage is ontleend:
“In de meivakantie ging ons gezinnetje voor een korte vakantie met de camper naar een camping in de Achterhoek. Onderweg zaten mijn vrouw en kinderen aan de tafel in het woongedeelte een spelletje te doen. Op gegeven moment reden wij op de snelweg en werden wij ingehaald door een politieagent op een motor. In het kader van een verkeerscontrole moest ik hem volgen naar een parkeerplaats. Daar werd de camper technisch gecontroleerd. Alles was in orde. Vervolgens had een politieagent problemen met het gegeven dat mijn vrouw en kinderen aan tafel zaten en volgens hem niet op toegelaten zitplaatsen voorzien van een autogordel. Hier heb ik nog nooit van gehoord. Ik laat de kinderen altijd aan tafel een spelletje doen; dat voorkomt veel gezeur en gejengel tijdens de reis, zeker over grotere afstanden. Gaat het hier soms om een nieuw voorschrift? Hoe zit het dan met het vervoer van passagiers in een camper? Kunt U mij hier meer over vertellen?”
Was getekend T.P. te R.
Een ogenschijnlijk simpele vraag, die bij nadere bestudering van de toepasselijke voorschriften evenwel minder eenvoudig valt te beantwoorden. Hoe het zit met zitplaatsen in een camper, het gebruik daarvan tijdens het rijden over de weg en de verplichting tot het gebruik van de autogordel is afhankelijk van verschillende factoren. Op een website van het Ministerie van V&W wordt getracht in voor een leek begrijpelijke woorden uit te leggen welke eisen gelden voor het gebruik van een camper (http://www.verkeerenwaterstaat.nl/onderwerpen/verkeersveiligheid/veilig…. De op deze website gebruikte ambtelijke taal en het hoge technische gehalte van het onderwerp brengen mee dat het de gemiddelde leek grote moeite zal kosten om inzicht te krijgen in de materie.
Het vertrekpunt voor het gebruik van autogordels is eenvoudig. Volgens art. 59 RVV 1990 moeten bestuurders en passagiers van een motorrijtuig gebruik maken van de voor hen ‘beschikbare’ autogordel. ‘Beschikbaar’ wil zeggen dat gebruik moet worden gemaakt van de autogordels die volgens de voorschriften van het Voertuigreglement bij zitplaatsen bevestigd moeten zijn. Of autogordels bevestigd moeten zijn, hangt vervolgens af van de aard van de camper. Zo’n voertuig kan afgeleid zijn van een personenauto of van een bedrijfsauto. Is het een personenauto-camper, dan gelden daarvoor wat andere eisen dan voor een bedrijfsauto-camper. Een en ander is nader aangegeven in de artikelen 5.2.46, 5.2.47, 5.3.46 en 5.3.47 Voertuigreglement. In deze bepalingen wordt – uitgesplitst naar personenauto’s en bedrijfsauto’s – aangegeven welke zitplaatsen wel of niet aanwezig mogen zijn en welke zitplaatsen moeten zijn voorzien van een autogordel. Uit het kentekenbewijs blijkt vervolgens hoeveel zitplaatsen mogen worden gebruikt tijdens het rijden met een camper. Verder blijken de gestelde eisen afhankelijk te zijn van de datum van ingebruikneming van de camper. Cruciale data voor zitplaatsen, het gebruik daarvan en de bevestiging van autogordels zijn 1 januari 1971, 1 januari 1990, 1 januari 1998, 1 oktober 2000, 1 oktober 2002, 1 juni 2004 en 20 oktober 2008. Het voert te ver om op deze plaats de inhoud van de verschillende eisen, afhankelijk van het moment van ingebruikneming van het voertuig, weer te geven. De geïnteresseerde lezer moet toch worden verwezen naar de aangegeven website van het Ministerie van V&W.
Specifiek over het gebruik van de zitplaatsen in het woongedeelte van campers bevat deze website een passage die hier nadere aandacht verdient. Gesteld wordt: “Oudere kampeerauto’s kunnen zitplaatsen hebben die (mede) bedoeld zijn voor gebruik tijdens het rijden waarop toch geen gordels zijn aangebracht. In oudere personenauto’s en bedrijfsauto’s zitten ook niet op alle zitplaatsen gordels. In deze oudere kampeerauto’s is van een zitplaats in de woonruimte, waar geen gordel aanwezig hoeft te zijn, niet duidelijk of deze zitplaats (ooit) ook bedoeld was om tijdens het rijden te worden gebruikt. Hier geldt het voordeel van de twijfel. Deze zitplaatsen mogen dus tijdens het rijden worden gebruikt”.
Het genoemde ‘voordeel van de twijfel’ ten aanzien van zitplaatsen in oudere kampeerauto’s veronderstelt dat de situatie in relatie tot de toepasselijke regels onduidelijk is. Tegen de achtergrond van de gedachte dat gedrag toegelaten is, voorzover het niet specifiek is verboden, is de situatie echter helemaal niet zo onduidelijk. Sedert juni 2004 vermeldt het kentekenbewijs van kampeerauto’s het aantal tijdens het rijden te gebruiken zitplaatsen. Dit impliceert dat het vervoer van personen op andere zitplaatsen niet is toegestaan. Ten aanzien van de voor die datum in gebruik genomen campers bevat het kentekenbewijs geen aanduiding van het aantal zitplaatsen. Aangezien het RVV 1990 of het Voertuigreglement geen voorschriften bevatten waaruit volgt dat het gebruik van zitplaatsen, mits deugdelijk van constructie etc., in het woongedeelte van een oudere camper verboden is, is dat gebruik dus toegelaten. Tijdens de reis kunnen dus wel degelijk spelletjes worden gespeeld. Of deze situatie uit een oogpunt van veiligheid ook optimaal is, is een andere vraag. Zolang de regelgever hier niet ingrijpt, is dit een kwestie van verantwoordelijkheid van de weggebruiker. En die staat volgens de nota van toelichting bij het RVV 1990 voorop!
Met het oog op het naderende vakantieseizoen is het voor de ‘camperende’ toerist natuurlijk nuttig om te weten waar hij zich in het buitenland aan heeft te houden. Met betrekking tot de technische eisen waar het voertuig aan moet voldoen, is doorslaggevend het land van registratie van het voertuig. Nederlandse voertuigen hoeven dus ook in het buitenland alleen maar te voldoen aan de in de Nederlandse wetgeving gestelde eisen. Ten aanzien van de gedragsregels in het verkeer gelden vanzelfsprekend de plaatselijke voorschriften. Ten aanzien van het gebruik van zitplaatsen en autogordels lijkt de Duitse regeling sterk op de Nederlandse, zij het dat de voorschriften in wat eenvoudiger bewoordingen zijn opgeschreven. In motorrijtuigen waarvoor niet voor alle zitplaatsen autogordels zijn voorgeschreven, mogen zoveel personen worden vervoerd als er zitplaatsen zijn. Voor de zitplaatsen waarvoor autogordels (volgens het Nederlandse recht) zijn voorgeschreven, dienen deze gordels vanzelfsprekend te worden gebruikt (Zie de § 21 en 21a StVO). In België is de regeling op één onderdeel na niet anders. In de woonruimte van een camper mogen passagiers worden vervoerd. Ten aanzien van het gebruik van de gordel geldt echter de regel dat de zitplaatsen die met een veiligheidsgordel zijn uitgerust, bij voorkeur moeten worden gebruikt. Het is dus pas toegestaan om plaats te nemen op een gordelloze zitplaats als alle zitplaatsen met gordel bezet zijn.
Hoe het zit met de regels in Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal en andere vakantielanden, heeft de redactie niet uitgezocht. Aan de rondreizende gebruikers van een camper kan slechts het advies worden gegeven om bedacht te zijn op subtiele verschillen tussen de verkeersregels in de te bezoeken landen en eventueel navraag te doen. Daarmee kan worden voorkomen dat het vakantiebudget onverwacht moet worden aangewend voor de betaling van verkeersboetes.