Datum uitgave:
VR 2020/57 Letsel en verzekering:
VR 2020/57 Letsel en verzekering: uitleg en inhoudstoetsing van algemene verzekeringsvoorwaarden Prof. mr. W.H. van Boom * * Hoogleraar civiel recht bij het Instituut voor Privaatrecht aan de universiteit Leiden. Met dank aan Milou Bonewit voor onderzoeksassistentie, en aan Charlotte Pavillon en Tycho de Graaf voor commentaar op eerdere versies. Delen van deze bijdrage, die werd afgesloten op 21 februari 2020, heb ik ontleend aan W.H. van Boom, 'Toetsing van algemene voorwaarden bij een arbeidsongeschiktheidsverzekering (HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1800)', Ars Aequi 2020, p. 60 e.v
VR 2020/58 Neveneffecten van een wetswijziging: een mazzeltje en een beperking van opsporingsbevoegdheden
VR 2020/58 Neveneffecten van een wetswijziging: een mazzeltje en een beperking van opsporingsbevoegdheden De op 1 januari j.l. in werking getreden Wet van 6 november 2019, Stb. 413 heeft in deze kolommen al eerder aandacht mogen genieten. 1) Toen ging het over onderdelen van het nieuwe art. 5a WVW 1994, het opzettelijk in ernstige mate schenden van verkeersvoorschriften en het alcoholgebruik dat de rechter daarbij in aanmerking moet nemen. Nu moeten de pijlen worden gericht op een voor de praktijk belangrijk onderdeel van die wet, dat helaas wat onderbelicht is gebleven. Dit laatste is wel
VR 2020/59 Overzichtsarrest. Aanwezigheid verkeersborden. Bewijs.
De eisen die aan een verweer, houdende betwisting van de aanwezigheid van een verkeersbord, en aan de beschikbare gegevens ter weerlegging van dit verweer worden gesteld, zijn afhankelijk van de wijze waarop de gedraging is vastgesteld, de plaats waar dat is gebeurd en het al dan niet aanwezig zijn van een ambtenaar ter plaatse.Bij gedragingen die via (statische) trajectcontrole worden vastgesteld, kan een betwisting van de bebording slechts worden weerlegd aan de hand van (nadere) informatie, zoals een proces-verbaal of schouwrapport. Hetzelfde geldt in gevallen waarbij de gedraging op
VR 2020/60 Buitengewoon opsporingsambtenaar. Bevoegdheid. Foto als enig bewijsmateriaal.
Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd ter zake van “als (snor)fietser bij ontbreken (verpl.) (brom)fietspad niet de rijbaan gebruiken". Deze gedraging is geconstateerd door een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) enkel en alleen door middel van fotografische opnamen. Het verweer van de gemachtigde dat de bevoegdheid van de boa tot het uitschrijven van beschikkingen beperkt is tot die situaties waarin de boa de gedraging uitsluitend door eigen waarneming constateert, berust op een verkeerde interpretatie van hetgeen
VR 2020/61 Inhalen. Doorgetrokken streep.
Het bepaalde in artikel 62 van het RVV 1990 in verbinding met artikel 76 van het RVV 1990 houdt een absoluut verbod in. De enkele omstandigheid dat de doorgetrokken streep is overschreden, is dan ook voldoende voor de vaststelling van de gedraging. Er is derhalve geen uitzondering van toepassing op dit verbod, ook niet als de doorgetrokken streep korter is dan voorgeschreven in artikel 2, vierde lid, van de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens. Het is vaste rechtspraak van dit hof dat de bepalingen in het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en de