schadevergoedingsrecht

VR 2025/27 Over de onkenbaarheid van de toekomst en de begroting van schade

Column 18 maart 2025
Een jonge kunstenares die met hele fijne potloodtekeningen haar brood verdient, wordt het slachtoffer van een ongeval waarvoor iemand anders aansprakelijk is. Door dit ongeval raakt de fijne motoriek in haar rechterhand, waarmee zij tekent, beschadigd. Zij ondergaat twee operaties, maar het komt niet meer goed met de fijne motoriek. Die is zij definitief kwijt. Zij ondervindt hiervan geen enkele last bij het verrichten van alledaagse handelingen, maar kan alleen niet meer goed tekenen. Dit betekent het einde van haar carrière als kunstenares.

VR 2024/125 Smartengeld aan zedenslachtoffers voorspeld: een statistische analyse

Artikel
VR2024-12_illlu
In deze bijdrage wordt een samenvatting gegeven van het artikel ‘The predictability of court-adjudicated compensation for pain and suffering damages within the criminal proceedings and the role of victim labels: A case study on victims of sexual crime in the Netherlands’ dat dit jaar verscheen in het tijdschrift Criminology & Criminal Justice. Hiervoor is een empirisch-juridisch onderzoek uitgevoerd naar de voorspelbaarheid van smartengeld in Nederland. Een dergelijke studie is nationaal nog niet eerder verricht. Internationaal gezien is dit de eerste studie die specifiek kijkt naar slachtoffers van zedenmisdrijven binnen het strafproces, waarbij ook het effect van kenmerken van ‘het ideale slachtoffer’ op de bepaling van smartengeld is geanalyseerd. Daarmee is niet alleen onderzocht of immateriële schadevergoeding voorspeld kan worden, maar ook welke rol stereotyperingen over seksueel slachtofferschap hierin spelen.

VR 2024/88 Herstelgericht denken en (onder)handelen

Artikel
VR 2024-9_illu
De laatste jaren is er toenemende aandacht gekomen voor herstelgerichte aanpak van letselschadezaken. De tijden dat de branche zich alleen focuste op financiële compensatie van het slachtoffer zijn gelukkig voorbij. Immers, steeds vaker wordt een herstelgerichte dienstverlener betrokken wanneer het schaderegelingsproces eenmaal op gang is. Dat is weliswaar een goede ontwikkeling, maar het is volgens ons nog niet genoeg. Het is mooi als coaches, arbeidsdeskundigen en letselschade psychologen worden ingehuurd om het herstel van het slachtoffer te bevorderen, maar de rest van de betrokkenen (belangenbehartigers en verzekeraars) gaan vaak nog gewoon op de oude voet verder. Oude denkpatronen en een aanpak die het toernooimodel bevordert, blijven in stand. Hierdoor zie je dat zaken helaas toch nog te vaak vastlopen. Sommigen concluderen hieruit dat een herstelgerichte aanpak niet werkt en alleen maar extra kosten met zich meebrengt. Dat is jammer. In dit artikel proberen wij aan te tonen dat een grotere focus op herstel door iedereen die bij het schaderegelingsproces wordt betrokken, dus zowel belangenbehartigers als verzekeraars, juist enorm helpt om dit proces te bevorderen en daarmee het traject te verkorten. Dat is niet alleen voor slachtoffers beter, maar ook voor verzekeraars.

VR 2024/74 Beretrots op het personenschaderecht anno 2024?

Artikel
VR 2024-7-8_illu-beer
De LSA is 35 jaar oud. Reden om trots te zijn als een pauw, of apetrots, maar beretrots mag natuurlijk ook. De LSA staat als een huis in het personenschaderecht dat zij gedurende haar bestaan tot ontwikkeling heeft zien komen. Daarbij heeft zij niet alleen aan de zijlijn staan toe te kijken, zij heeft met haar leden ook een bijdrage geleverd door de agendering van thema’s (in het kader van de Symposions maar zeker ook in individuele procedures) en door te streven naar verbetering van de afwikkeling van personenschade in overleg en samenwerking met overheid en andere hoofdrolspelers. Lange tijd had de LSA daarbij de wind mee: de rechtsontwikkeling op het terrein van het aansprakelijkheidsrecht vond eerst en vooral plaats in de rechtspraak van de Hoge Raad op het vlak van de personenschade en dat trok ook de aandacht van de wetenschap. In de literatuur stond de personenschade dan ook regelmatig in de schijnwerpers en dat leverde inspiratie voor nieuwe onderwerpen en vragen op. De LSA ging zo mee op de golven van rechtsvorming door de Hoge Raad op het terrein van het aansprakelijkheidsrecht. De personenschade stond daarbij in de frontlinie: juist op dat vlak kon regelmatig een nieuw staaltje van rechterlijke rechtsvorming worden bijgeschreven.

VR 2024/62 Op weg naar de-escalatie in de letselschaderegeling

Artikel
VR 2024-62-Illu
Het regelen van een letselschadezaak is niet zelden een tijdrovende en, zeker voor benadeelden, een frustrerende aangelegenheid. Hoewel professionals zelf gewend zijn aan discussies over causaal verband, vraagstellingen voor een deskundige en een debat over die deskundigen en hun rapporten, is het slachtoffer soms letterlijk het lijdend voorwerp. Dat wordt nog erger als tot een gerechtelijke procedure wordt besloten. De opmerking ‘we gaan procederen’ is vérstrekkend en luidt niet zelden een langdurige, conflictvolle periode in. In deze bijdrage wordt een aanzet gegeven om tot een andere, minder escalerende afdoening te komen, waarbij wel interventie door een derde plaatsvindt, maar voorkomen wordt dat het traject ontspoort. Uitgangspunt van deze bijdrage is dat de aansprakelijkheid vaststaat.

VR 2024/55 Procesfonds voor collectieve acties… en de rechterlijke macht dan?

Column 22 mei 2024
Sinds de introductie van de WAMCA op 1 januari 2020 staat procesfinanciering weer volop in de belangstelling. Voor degenen die dat gemist hebben: deze wet maakt de collectieve vordering van schadevergoeding mogelijk en neemt als uitgangspunt dat commerciële procesfinanciering daarbij een nuttige rol kan vervullen. Daarmee liep Nederland voorop in Europa. Veel lidstaten moesten voor het eerst serieus nadenken over de fundamentele keuzes die gemaakt moeten worden bij het ontwerp van een collectieve actie-regeling naar aanleiding van de implementatie van de Richtlijn (EU) 2020/1828 betreffende representatieve vorderingen (de “Richtlijn”). Deze moest per 25 juni 2023 geïmplementeerd zijn, maar volgens een vertegenwoordiger van de Europese Commissie had slechts 50% van de lidstaten dat tijdig gedaan.

VR 2024/28 Slachtoffer-veroorzakercontact en de (mogelijke) rol van de verzekeringsprofessional daarin

Artikel
VR 2024-3 illu
Het is geen onbekend verschijnsel in de verkeersaansprakelijkheidspraktijk: slachtoffers die hun verontwaardiging uiten over het feit dat de ongevalsveroorzaker nooit iets van zich heeft laten horen. Deze verontwaardiging weerspiegelt wat al jaren bekend is: het gaat letselschadeslachtoffers niet alleen om financiële compensatie voor hun schade, maar ook – en wellicht: vooral – om genoegdoening in immateriële zin. De laatste jaren gaat daarom (ook) in de verkeersaansprakelijkheidspraktijk meer aandacht uit naar slachtoffer-veroorzakercontact. Zo initieerde De Letselschade Raad, mede naar aanleiding van het onderzoek naar langlopende letselschadezaken, het project ‘Herstelbemiddeling’, ter bevordering van contact tussen ongevalsbetrokkenen. Onder de naam Toolkit Contact Helpt is verder in september 2022 door het Platform Personenschade van het Verbond van Verzekeraars de website www.contacthelpt.nl gelanceerd. De belangstelling voor contact tussen ongevalsbetrokkenen ligt in het logische verlengde van het besef dat het belangrijk is om ook de immateriële belangen van letselschadeslachtoffers te adresseren. Contact tussen ongevalsbetrokkenen kan hieraan bijdragen, want daarin zou de veroorzaker vragen over de ongevalstoedracht kunnen beantwoorden, medeleven tonen voor wat het slachtoffer overkwam en/of excuses aanbieden voor zijn rol daarin.

VR 2024/02 Dr. L.H. Pals, pionier en visionair

Column 16 januari 2024
Palsschijf-voorkant vr 2024-1-column
Op het omslag van de titelpagina van zijn dissertatie Onrechtmatige doodslag, Van beperkte naar volledige schadevergoeding, staat vermeld: “L.H. Pals, drs. in de rechtsgeleerdheid, promoveerde op 18 oktober aan de Rijksuniversiteit van Groningen op dit proefschrift. Promotor was prof. C.J.H. Brunner.” Dat was in het jaar 1983. Het zal toeval zijn geweest dat ik op de datum van zijn promotie, 18 oktober, doch 40 jaar later door zijn zoon Bas werd geïnformeerd over het overlijden van Bert Pals enkele dagen eerder.

VR 2023/112 De begroting van de schade door het verlies van arbeidsvermogen:

Artikel
VR2023-10_illu
Het verlies van arbeidsvermogen is één van de meer ingrijpende gevolgen bij het ontstaan van letselschade. Deze gevolgen raken niet alleen het dagelijks leven van de gelaedeerde, maar raakt ook de financiële bestaanszekerheid. Verlies van arbeidsvermogen is de aantasting – geheel of gedeeltelijk – van de capaciteit die de gelaedeerde heeft om door het verrichten van (onbetaalde) arbeid een economisch voordeel te krijgen. Deze aantasting kan tijdelijk maar ook blijvend van aard zijn.1) De schade die door deze aantasting ontstaat is de schade door het verlies van arbeidsvermogen.

VR 2023/82 Productaansprakelijkheid bij massaschade

Artikel
Medische productschade treft vaak een grote groep mensen. Bij een productie- of ontwerpfout is doorgaans niet één product gebrekkig, maar een hele serie. In de recente geschiedenis hebben we te maken gehad met problemen rondom de borstimplantaten van de fabrikant PIP, het anticonceptiemiddel Implanon, de steralisatiemethode Essure, transvaginale mesh en metaal-op-metaal heupprotheses. Langer geleden veroorzaakte het beruchte medicijn DES een grote groep slachtoffers. De voorbeelden hebben gemeen dat een groep personen (meestal vrouwen) stelden productschade te hebben geleden. Desalniettemin hebben deze schadeveroorzakende gebeurtenissen niet in veel procedures geresulteerd. Als er al werd geprocedeerd, dan gebeurde dit hoofdzakelijk op individuele basis. Een individuele procedure van een gelaedeerde tegen een fabrikant van een medisch product kent obstakels die ertoe kunnen leiden dat de gelaedeerde afziet van het instellen van een rechtsvordering. Zo kan er sprake zijn van ‘rationele apathie’ doordat de individuele schade niet opweegt tegen de kosten van een procedure of kan het de gelaedeerde de middelen ontbreken om het tegen een kapitaalkrachtige onderneming op te nemen. Daar komt bij dat de regeling inzake productaansprakelijkheid beperkingen met zich brengt, bijvoorbeeld op het gebied van verjaring en verval. Deze omstandigheden hebben ertoe geleid dat het productaansprakelijkheidsrecht sinds de introductie van de richtlijn productaansprakelijkheid een grotendeels slapend bestaan heeft geleid en er weinig productaansprakelijkheidszaken in de jurisprudentie voorkomen.