voorrangsvoertuig

VR 2024/100 Het niet voor laten gaan van een voorrangsvoertuig. Niet tijdig horen en zien van voorrangsvoertuig komt voor rekening van bestuurder.

Jurisprudentie

De betrokkene heeft een sanctie opgelegd gekregen voor het niet voor laten gaan van een ambulance. Anders dan de gemachtigde van de betrokkene is het hof van oordeel dat het ontbreken van een specifieke wettelijke bepaling die de exacte tijdsduur aangeeft waarbinnen men een voorrangsvoertuig voorrang moet verlenen, niet automatisch met zich meebrengt dat de bestuurder de daartoe nodige ruimte heeft en de ambtenaar moet aangeven of er mogelijkheden waren om opzij te gaan en hoe lang het heeft geduurd voordat de bestuurder dat daadwerkelijk deed. Het niet tijdig horen en zien van een

VR 2023/64 Zwaar lichamelijk letsel door schuld. Aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Politie. Melding. Optische en geluidssignalen. Snelheid.

Jurisprudentie

De verdachte reed in een herkenbaar dienstvoertuig van de politie en nam deel aan een achtervolging van een motorvoertuig, waarbij hij optische en geluidssignalen voerde. Tijdens deze achtervolging heeft de verdachte binnen de bebouwde kom met een snelheid van meer dan 130 km/u gereden en heeft hij onvoldoende oog gehad voor de veiligheid van de overige weggebruikers. Uiteindelijk is hij in botsing gekomen met het op dat moment stilstaande voertuig van de aangever. Zowel de aangever als de bijrijder van het politievoertuig, de getuige, hebben langdurig hun normale werkzaamheden niet kunnen

VR 2023/62 Zwaar lichamelijk letsel door schuld. Mate van schuld. Voorrangsvoertuig.

Jurisprudentie

De verdachte reed als bestuurder van een politievoertuig met optische en geluidssignalen met een snelheid ver boven de ter plaatse geldende snelheid en kwam daarbij in aanrijding met een van rechts komend voertuig waarvan de bestuurder zwaar gewond is geraakt. Aangezien de verdachte vanuit een (rij)richting kwam die het slachtoffer niet hoefde te verwachten, moest door de verdachte worden geanticipeerd op de mogelijkheid dat het slachtoffer zou (kunnen) optrekken. Het gebruik van optische en geluidssignalen maakt dat niet anders. Het beroep op overmacht/noodtoestand gaat niet op omdat volgens

VR 2023/59 Rijden door rood. Ruimte maken voor een voorrangsvoertuig.

Jurisprudentie

De betrokkene is door een rood verkeerslicht gereden terwijl hij ruimte probeerde te maken voor een ambulance. Dit deed hij door uit te wijken naar de voorsorteerstrook voor rechts afslaand verkeer. Het verkeerslicht boven deze rijstrook straalde rood uit terwijl het verkeerslicht voor rechtdoor gaand verkeer op dat moment groen was. Toen bleek dat de ambulance in de linkerrijstrook voor rechtdoor gaand verkeer bleef rijden, is de betrokkene zijn weg rechtdoor vervolgd. Blijkens art. 62 jo. 68 en art. 78 RVV 1990 is de door de bestuurder vóór het kruispunt bereden rijstrook bepalend is voor de

VR 2023/58 Rechtvaardigende zwaailichten en sirenes?

Artikel
VR2023-5_illu
Bestuurders van voorrangsvoertuigen genieten een zekere uitzonderingspositie. Deze is verankerd in Hoofdstuk VI ‘Ontheffingen en vrijstellingen’ van het RVV 1990: bestuurders van onder andere politieauto’s, ambulancevoertuigen en brandweerwagens mogen op grond van art. 91 afwijken van de voorschriften van dat besluit voor zover de uitoefening van hun taak dit vereist. In het kader van het verrichten van ‘een dringende taak’ mogen zij, wanneer optische signalen en geluidssignalen worden gevoerd, bijvoorbeeld snelheidslimieten overschrijden en door een rood verkeerslicht rijden. Bovendien dienen andere weggebruikers, op grond van art. 50 RVV 1990, de bestuurders van voorrangsvoertuigen voor te laten gaan. Deze uitzonderingspositie staat er echter niet aan in de weg dat bestuurders van voorrangsvoertuigen niet zelden zelf betrokken zijn bij verkeersongevallen, al dan niet in de hoedanigheid van ‘veroorzaker’. Blijkend uit cijfers van het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid ging het in de periode tussen 1 januari 2020 en 31 december 2021 om 219 geregistreerde ongevallen met 102 gewonden. Een dergelijk ongeval kan onder omstandigheden de aanleiding vormen voor strafrechtelijke vervolging van de bestuurder van het voorrangsvoertuig, bijvoorbeeld vanwege het in art. 6 WVW 1994 strafbaar gestelde. De vraag rijst of de bestuurder straffeloos kan blijven, alsmede op grond waarvan dat dan precies zou kunnen. In deze bijdrage wordt nader ingegaan op (de grondslag van) eventuele straffeloosheid in gevallen waarin deze materie speelt. Daartoe wordt allereerst het wettelijk kader geschetst van vestiging en uitsluiting van strafrechtelijke aansprakelijkheid (par. 2). Daarbij wordt ook ingegaan op de relatie of verhouding tussen afzonderlijke grondslagen van uitsluiting van strafrechtelijke aansprakelijkheid. Daarna vindt een bespreking van jurisprudentie plaats en wordt ontwaard in hoeverre bepaalde verweren kans van slagen hebben (par. 3). Vervolgens worden de bevindingen uit de theorie en praktijk nader beschouwd en worden enkele problematische aspecten voorzien van verdere bespreking (par. 4). Ten slotte worden afsluitende opmerkingen gemaakt over de grondslag van straffeloosheid in geval van ongevallen waarbij voorrangsvoertuigen zijn betrokken (par. 5).

VR 2017/134 Ongeval tussen motor en brandweerauto; geen
aansprakelijkheid.

Jurisprudentie
Eiser reed op een motor een met verkeerslichten beveiligde kruising op. Daar werd hij aan zijn rechterzijde geconfronteerd met een brandweerauto die met zwaailicht en sirene door rood licht reed. Eiser moest daarbij hard remmen, kwam ten val en liep letsel op. Hij stelt de brandweer aansprakelijk voor zijn schade. De rechtbank wijst zijn vorderingen af. De rechtbank overweegt daarbij allereerst dat de brandweerauto, aangezien deze gebruikmaakte van zowel zwaailicht als sirene, een voorrangsvoertuig was. Eiser had de brandweerauto dan ook voor moeten laten gaan (art. 50 RVV). De rechtbank