20 jaar na Taxibus: hoe de wal het schip van schokschade toch heeft doen keren

VR-kort
Artikel
18 oktober 2022

Prof. mr. R. Rijnhout en mr. A.M. Overheul
Op 22 februari 2022 namen A-G’s Spronken en Lindenberg een zeer uitgebreide, gezamenlijke conclusie, waarin zij de Hoge Raad adviseerden om het juridische kader van de aansprakelijkheid wegens confrontatie met een schokkende gebeurtenis te herzien. De A-G’s stellen onder meer voor om een helderder confrontatiecriterium te introduceren, om het vereiste van geestelijk letsel voor vergoeding van materiële schokschade te verlaten en om de vergoeding van affectieschade te absorberen in het smartengeldbedrag voor immateriële shockschade. Ook pleiten zij voor stroomlijning door samenwerking van feitenrechters. Dit alles zou de strafrechter bij de vordering van de benadeelde partij de nodige handvatten bieden. 
Het doel van deze bijdrage is om kritisch te analyseren welke nieuwe koers de Hoge Raad heeft ingezet. Drie gezichtspunten uit het arrest van 28 juni 2022 worden uitgelicht. Ten eerste de geïntroduceerde gezichtspuntenbenadering voor de beoordeling van een schokschadevordering, ten tweede het vereiste van geestelijk letsel voor vergoeding van materiële en immateriële schokschade en ten derde de samenloop van de vergoeding van affectieschade en de vergoeding van immateriële schokschade. De auteurs starten het artikel door een stapje terug te nemen en de belangrijkste kenmerken te bespreken van het systeem voor vergoeding van het nadeel van derden in personenschadezaken. Daarna bespreken zij de conclusies van A-G’s Spronken en Lindenbergh en de recente arresten van de Hoge Raad die daarop volgden, waarna zij toekomen aan de analyse daarvan. Zij sluiten af met twee overblijvende gedachtes en een conclusie.
De auteurs concluderen dat de Hoge Raad met de gezichtspuntenbenadering de scherpe kantjes van de schokschadevordering afslijpt. Dit resulteert wat hen betreft in een rechtvaardiger systeem: centraler staat wat het secundaire slachtoffer is aangedaan en of, en zo ja hoe, dat in rechte betekenis zou moeten hebben. Het gaat voortaan minder (of niet) over het type normschending, hoe nabij iemand is geweest tot het ongeval en hoe direct het secundaire slachtoffer daarmee is geconfronteerd. En de Hoge Raad gaat nog niet zo ver dat hij een breder te beschermen belang benoemt dan geestelijk letsel dat samenhangt met een hevige emotionele schok. 
De auteurs denken dat deze benadering in de specifieke context van schokschadezaken ruimte biedt voor de rechter, ruimte die hij al jarenlang opzocht of nam. Maar zij zijn echter niet kritiekloos. Naar hun mening moet de Hoge Raad afstappen van het onderscheid tussen geestelijk letsel bij primaire slachtoffers in de context van de persoonsaantasting op andere wijze en ernstig geestelijk letsel bij de schokschadevordering, omdat dit zal leiden tot onsmakelijke discussies. Ook zijn zij tegenstander van het maken van onderscheid tussen affectieschade en immateriële schokschade. Het vereiste van geestelijk letsel voor de vergoeding van materiële schokschade vinden zij opvallend in het licht van de werking van het algemene onrechtmatigedaadsrecht. Kortom, de koers is bijgesteld, maar een stuk(je) naar stuurbord zou ook verdedigbaar zijn geweest. 

 

Bron: 
TVP 2022, afl. 2, p. 49-60