Mr. D.K. Baas en mr. L. Verlinden
Uit het arrest Breeweg/Wijnkamp volgt dat een door een advocaat gemaakte beroepsfout niet alleen aan de opdrachtnemer kan worden tegengeworpen (uit hoofde van toerekenbare tekortkoming), maar ook aan de uitvoerend advocaat (uit hoofde van onrechtmatige daad). Bij de invulling van de buitencontractuele aansprakelijkheid van de uitvoerend advocaat is volgens de Hoge Raad dezelfde maatstaf (‘redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot’) medebepalend voor de gegrondheid van de aanspraak.
Dit oordeel kan grote consequenties hebben voor zowel de advocaat in dienstbetrekking als de advocaat die aan de opdrachtnemende maatschap/rechtspersoon deelneemt door tussenkomst van een praktijkvennootschap. De advocaat verbindt zich immers met zijn privévermogen jegens de cliënt van zijn werkgever/de opdrachtnemer voor de juiste nakoming van diens opdracht. Het is de vraag of iedere beroepsfout tot aansprakelijkheid van de uitvoerend advocaat zou moeten leiden en in hoeverre de afwezigheid van een verzwaarde drempel voor dergelijke privéaanspraken wenselijk is.
Het oordeel van de Hoge Raad wordt inmiddels overgenomen in de lagere rechtspraak, ook in aansprakelijkheidskwesties van andere beroepsbeoefenaren dan advocaten, zoals accountants, gerechtsdeurwaarders, makelaars en notarissen. Hiermee wordt de reikwijdte van het arrest uitgebreid.
Indien de financiële risico’s voor de beroepsbeoefenaren op praktische wijze worden beperkt, bijvoorbeeld door zorg te dragen voor voldoende verzekeringsdekking en uitsluiting van persoonlijke aansprakelijkheid in algemene voorwaarden, zullen de dogmatische bezwaren uiteindelijk wellicht minder gehoor vinden.
Beroepsaansprakelijkheid van de advocaat die geen opdrachtnemer is
Bron:
AV&S december 2016, afl. 6, p. 219-224