Dr. E.F.D. Engelhard en dr. R. Rijnhout
De wetgever is voornemens om de Wet tegemoetkomingschade bij rampen (Wts) uit te breiden naar onverzekerbare personenschade. De Wts is een vangnetregeling: voor gedupeerden komt hij pas in beeld als laatste regeling die opvang biedt voor hun schade. Personenschade die ontstaat door rampen wordt eerst en vooral opgevangen buiten de Wts. Voor een gedeelte van de schade hebben gedupeerden niet de mogelijkheid om die onder een verzekering te brengen of om langs een andere weg een tegemoetkoming te verkrijgen. Dit betreft de immateriële schade, (een deel van) omzet- en inkomensverlies bij arbeidsongeschiktheid, het verlies van zelfredzaamheid en bijzondere kosten (zoals studiekosten), verzorgingskosten die naasten maken en het verlies van levensonderhoud en uitvaartkosten van de nabestaanden bij overlijden. Dat is grosso modo het deel van de rampschade waarmee bij een eventuele uitbreiding van de Wts naar onverzekerbare personenschade dient te worden gerekend. Deze studie geeft aan welke regeling het meest geschikt is om te bepalen wie een tegemoetkoming toekomt, voor welke delen van de onverzekerbare personenschade én hoe die personenschade in een geldbedrag kan worden uitgedrukt. In dit boek worden verschillende modellen voor zo’n regeling gepresenteerd waarbij de voor- en nadelen worden aangegeven, afgewogen aan de hand van een aantal belangen, namelijk het belang van rechtszekerheid, het belang van het beperkt houden van de uitvoeringslast, het belang van maatwerk en het belang van flexibiliteit.
Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2015, 232 p., € 35
ISBN 978 94 6290 122 3