Mr. L.A. van Amsterdam
Waar professionele dienstverleners werken, worden fouten gemaakt. Advocaten missen wel eens een termijn, notarissen betalen wel eens ten onrechte uit, accountants stellen wel eens zonder deugdelijke grondslag jaarstukken op. Ook professionele dienstverlening blijft mensenwerk.
Ter afdekking van met aansprakelijkheid gepaard gaande risico’s zijn advocaten, notarissen en accountants verplicht een beroepsaansprakelijkheidsverzekering (BA-verzekering) af te sluiten. Bij de afwikkeling van aansprakelijkheidsstellingen dienen deze beroepsoefenaars rekening te houden met zowel hun verzekeraar (jegens wie zij bepaalde wettelijke en contractuele verplichtingen hebben) als met de claimant (die duidelijkheid wenst over de wijze waarop aan zijn aansprakelijkheidsstelling gevolg wordt gegeven). Al deze betrokkenen hebben hun eigen belangen. De verzekeraar heeft bij het aangaan van de BA-verzekering dekking toegezegd voor beroepsfouten en daarmee het aansprakelijkheidsrisico overgenomen, maar wil ook niet zonder gedegen onderzoek uitkeren. Een professioneel handelend dienstverlener wil open over gemaakte fouten communiceren en daarvoor zijn verontschuldigingen kunnen aanbieden, maar daardoor niet zijn dekking onder de BA-verzekering verliezen. De benadeelde wil zo snel mogelijk een schadevergoeding en excuses.
De ervaring leert dat advocaten, notarissen en accountants onzekerheid kunnen ervaren bij de vraag hoe te handelen jegens verzekeraar en claimant. Deze beroepsbeoefenaars zien zich bij een aansprakelijkheidstelling geconfronteerd met polisvoorwaarden, wettelijke verplichtingen en tuchtrechtelijke risico’s waarmee zij niet dagelijks te maken hebben. Tegen die achtergrond bespreekt de auteur hoe een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat, notaris en accountant binnen het geschetste spanningsveld manoeuvreert. Na een korte uiteenzetting over de werking en noodzakelijkheid van een BA-verzekering wordt daartoe allereerst stilgestaan bij de verplichtingen die een beroepsbeoefenaar heeft ten opzichte van zijn verzekeraar. Meer specifiek gaat het dan over de mededelingsplicht, de bereddingsplicht en het verbod tot het doen van ‘bepaalde erkenningen’. Deze verplichtingen vloeien voort uit de polisvoorwaarden en titel 7:17 BW. Een dergelijk verzekeringsrechtelijk en contractueel kader ontbreekt daar waar het de verhouding tussen beroepsoefenaar en claimant betreft. Dit wordt besproken. Een beroepsbeoefenaar moet het hier in beginsel doen met de open norm van een ‘redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot’. Anders dan bijvoorbeeld bestuurders en commissarissen van een vennootschap kunnen advocaten, notarissen en accountants voor hun handelen tuchtrechtelijk ter verantwoording worden geroepen. In de tuchtrechtspraak van deze beroepsgroepen is de afgelopen jaren meermaals aan de orde gekomen hoe een redelijk handelend advocaat, notaris of accountant een aansprakelijkheidsstelling van zijn cliënt afhandelt. Daarom staat de auteur ook stil bij deze tuchtrechtrechtspraak en de door beroepsbeoefenaars in acht te nemen gedragsregels.
Ten overstaan van hun verzekeraar hebben beroepsoefenaars betrekkelijk afgebakende verplichtingen. Zij hebben de plicht hun verzekeraar te informeren over een aansprakelijkheidsstelling en alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen om diens uitkeringsplicht te beoordelen (art. 7:941 lid 1 en 2 BW), zij moeten binnen redelijke grenzen alle maatregelen nemen die tot voorkoming of vermindering van de schade kunnen leiden (art. 7:957 BW), en zij zullen zich er in hun mededelingen tegenover benadeelden rekenschap van dienen te geven dat het uiteindelijk de verzekeraar is die bij aansprakelijkheid ‘de rekening betaalt’ (art. 7:953 BW). Daar waar het benadeelden betreft, mag volgend op een aansprakelijkstelling van een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsbeoefenaar een heldere en tijdige reactie worden verwacht.
Hoewel de auteur daarbij een lastig te verklaren onderscheid constateert tussen advocaten (die tuchtrechtelijk gehouden zijn iedere claim bij een verzekeraar te melden) en notarissen (op wie die verplichting niet lijkt te rusten), is het beroepsbeoefenaars verder aan te raden claims altijd bij de verzekeraar te melden. Daarbij kan voor de beoordeling van dekking en aansprakelijkheid noodzakelijke vertrouwelijke dossierinformatie met de verzekeraar worden gedeeld. Als een claim door een beroepsbeoefenaar wordt afgewezen, hoeven de contactgegevens van de verzekeraar niet met een claimant te worden gedeeld. Is een beroepsbeoefenaar niet bereid daarover openheid te bieden, omdat hij zich bijvoorbeeld met een beroepsklager geconfronteerd ziet, dan is het aan te raden op een andere manier duidelijkheid te verschaffen over het feit dat melding is gedaan van een claim.
In meer algemene zin geldt dat duidelijkheid over het behandeltraject van een aansprakelijkheidstelling de voorkeur verdient. Helemaal als beroepsbeoefenaar en verzekeraar daarbij samen optrekken, blijven aansprakelijkheidsgeschillen beperkt tot geschillen over de aansprakelijkheid en worden tuchtklachten voorkomen.