pag. 169 VR 2008, Wat betekent het in de praktijk?

VRA 2008, p. 169
2008-06-01
Mw mr J.J. Mos
In de media, maar ook in de vakliteratuur, is inmiddels de nodige aandacht uitgegaan naar de Gedragscode behandeling letselschade (ook wel de Code Tilburg genoemd) en het Keurmerk letselschade. De meeste verzekeraars hebben zich inmiddels aangesloten bij de Gedragscode en ook het NPP stimuleert deelname zoveel mogelijk. Voor het Keurmerk Letselschade hebben zich inmiddels 71 advocatenkantoren en 19 expertisebureaus aangemeld (stand januari 2008) [1] . Daarvan zijn inmiddels 57 kantoren tot het Keurmerk toegelaten [2] .
Met name nu normering op het gebied van personenschade in steeds bredere vorm gestalte krijgt (waaraan met name ook het NPP steeds nieuwe bijdragen levert [3] ) en verzekeraars een in zekere mate te respecteren belang hebben bij codering en normering, maar zulks op gespannen voet kan komen te staan met de belangen van de individuele benadeelde, voor wie als uitgangpunt nog steeds heeft te gelden, dat de door hem geleden en te lijden schade zo nauwkeurig (en dus concreet) mogelijk dient te worden vastgesteld [4] en hij zoveel mogelijk in de situatie gebracht dient te worden, zoals deze zonder ongeval zou zijn geweest, is het wellicht goed om te weten welke betekenis deze richtlijnen voor de praktijk zouden kunnen hebben.
De conclusie lijkt voorlopig te zijn, dat de diverse initiatieven zeker aan een goede ontwikkeling binnen de letselschaderegeling kunnen bijdragen, maar dat men erop bedacht dient te zijn dat niet alle grondslagen tot een verbetering van de positie van het slachtoffer leiden, daar waar zulks wel de insteek van de betreffende regelingen is geweest. Hieronder volgt een overzicht.
Wat betekent het in de praktijk?
VRA 2008, p. 169
Mw mr J.J. Mos [5]
Waarom een gedragscode en een keurmerk?
Na de geruchtmakende uitzending van Radar over kwalijke praktijken bij de regeling van personenschade en het rapport van de Ombudsman over wantoestanden in de letselschadepraktijk [6] zijn er initiatieven ontwikkeld om de kwaliteit in de schaderegeling voor slachtoffers van personenschade te verbeteren. Een van deze initiatieven was het opstellen van een Gedragscode voor de behandeling van letselschade, waarbij met name de Universiteit Tilburg en het Nationaal Platform Personenschade (NPP) betrokken zijn geweest. Daaruit zijn een 20-tal kernwaarden voortgekomen, waaronder 'respectvol met elkaar omgaan, overleg in harmonie, probleemoplossend (onder)handelen, constructief overleg, gericht op de toekomst, voortvarende schadebehandeling en afronding, aandacht voor erkenning'. Stuk voor stuk mooie woorden en goede bedoelingen. Maar weinig is zo mooi als het lijkt … en dat geldt ook voor de Gedragscode. De pijn zat hem in de ruim 100 pagina's onderliggende tekst, waaruit naar voren komt dat de uitleg van de kernwaarden en de daaruit voortvloeiende spelregels niet alleen maar in het belang van slachtoffers zijn, maar deze belangen ook kunnen beknellen. Al gauw kwamen er dan ook kritische geluiden vanuit het veld.
Tijdens het jubileum jaarcongres van de Nederlandse Orde van Advocaten van september 2007 was de Gedragscode onderwerp van de workshop van de Advocaten van Slachtoffers van Personenschade (ASP). De kernwaarden uit de advocatuur werden vergeleken met de kernwaarden uit de Gedragscode Tilburg. De uitkomst was dat op verschillende onderdelen sprake is van fricties.
Kernwaarden belangenbehartiging versus kernwaarden gedragscode
Voor de advocatuur bestaan de kernwaarden onder meer uit:
Partijdigheid (het belang van de cliënt staat voorop)
Daar waar de Gedragscode behandeling letselschade als kernwaarde het belang van het slachtoffer centraal stelt, was dit voor de advocatuur altijd al uitgangspunt. 'Het belang van de cliënt en niet enig eigen belang van de advocaat, is bepalend voor de wijze waarop de advocaat zijn zaken dient te behandelen', zo schrijven de Gedragsregels [7] voor. Principiële partijdigheid is een groot goed voor de belangenbehartiging in de advocatuur. De Gedragscode letselschade lijkt dit te miskennen. Door de Gedragscode letselschade wordt de nadruk gelegd op het 'samen oplossen', 'het voorkomen van escalatie', 'het maken van afspraken door middel van een behandelplan', 'het uitwisselen van voldoende informatie'. Hierdoor wordt het slachtoffer in een kwetsbare positie geplaatst. Op het slachtoffer komt een verantwoordelijkheid te liggen, of een zekere morele druk, zo u wilt, aan het verlenen van medewerking. Bijvoorbeeld voor wat betreft het verstrekken van informatie. Bij onenigheid op dit punt schrijft de Gedragscode beginsel 15-17 voor, met als kernwaarde: 'geen escalatie'.
Inmiddels hebben de diverse procedures rondom het verstrekken van de patiëntenkaart voldoende inzichtelijk gemaakt dat de belangen van de verzekeraar en die van het slachtoffer in dit opzicht niet altijd verenigbaar zijn. De verzekeraar wil graag zoveel mogelijk weten. Het slachtoffer heeft er recht op, dat gewaarborgd wordt dat de inbreuk op diens recht op privacy niet verder gaat dan voor de beoordeling van de zaak noodzakelijk is [8] . Het naleven van de Gedragscode zal bij conflicterende belangen op dit punt wel naar 'het verlenen van medewerking' neigen. Aan de zijde van het slachtoffer wel te verstaan. Het lijkt mij niet ondenkbaar dat 'gebondenheid aan een behandelplan', waaraan men zich eerder geconformeerd heeft, eraan in de weg kan staan dat men onverkort aan de juridische waarborgen op dit punt blijft vasthouden [9] .
Een volgende kernwaarde van de advocatuur is:
Vertrouwelijkheid
De Gedragsregels voor Advocaten 1992 bepalen hierover:
Regel 6 (regel 9 en 10 oud)
1.
De advocaat is verplicht tot geheimhouding; hij dient te zwijgen over bijzonderheden van door hem behandelde zaken, de persoon van zijn cliënt en de aard en omvang van diens belangen.
De achterliggende gedachte is dat de cliënt in vrijheid alles aan zijn advocaat moet kunnen toevertrouwen, zonder dat dit zijn belangen kan schaden. De cliënt moet er op geen enkele wijze toe verplicht kunnen worden openheid van zaken te geven, bijvoorbeeld over privé-omstandigheden, die later ten onrechte tegen hem gebruikt kunnen worden. Dat is beschadigend. Het is om die reden dat het aan de belangenbehartiger en zijn cliënt voorbehouden dient te zijn om te bepalen welke informatie werkelijk nodig is voor de beoordeling van de zaak. Dit wringt echter met de in het kader van de Gedragscode te verlenen medewerking. In gezamenlijke besprekingen door de verzekeraar verkregen informatie kan later ten onrechte echter ook tegen het slachtoffer worden gebruikt. De hierop betrekking hebbende voorschriften vanuit de Gedragscode zijn in dat verband eerder ten nadele van het slachtoffer dan ten voordele.
Dan is er ten slotte nog een derde, belangrijke en niet uitwisselbare, kernwaarde in de advocatuur:
Onafhankelijkheid
De advocaat dient onafhankelijk en in vrijheid te kunnen bepalen op welke wijze hij de belangen van zijn cliënt het beste kan dienen. Daarmee conflicteert het voorschrift om volgens vooraf afgesproken behandelplannen of regieafspraken (voor een medisch traject bijvoorbeeld, zie beginsel 12, Gedragscode) te werken. Onverenigbaar daarmee is ook dat de Gedragscode onder beginsel 14 meebrengt dat het niet zou zijn toegestaan de schade (eenzijdig) te berekenen, voordat daarover door partijen de uitgangspunten zijn vastgesteld. Een goede belangenbehartiger berekent de schade, of laat de schade berekenen, indien en voor zover en zo vaak als dat voor zijn cliënt van belang is. Indien een cliënt niet weet welke consequenties de keuze van bepaalde uitgangspunten voor de schadeberekening heeft, zou men kunnen stellen dat de belangenbehartiger zijn werk niet goed heeft gedaan.
Gedragscode en kernwaarden advocatuur niet verenigbaar
Tijdens het jaarcongres van de Orde van Advocaten werd tevens bezorgdheid uitgesproken over de toegang tot de rechter. Hoewel in de Gedragscode expliciet is opgenomen dat de toegang tot de rechter altijd open moet staan (beginsel 15 en 16), staat in beginsel 17 dat partijen (en een derde 'neutrale persoon', waarmee kennelijk niet de rechter wordt bedoeld) geacht worden te opteren voor een geschiloplossing op korte termijn tegen 'voorspelbare kosten'. Dit wordt onder k van beginsel 17 uitgelegd als 'beperkte kosten'. Het moge duidelijk zijn dat de gang naar de rechter in de regel niet als geschiloplossing op korte termijn en tegen beperkte kosten aangemerkt kan worden. Maar soms is het wel de aangewezen weg. Zonder Taxibus-arrest, Johanna Kruidhof, en de asbest-jurisprudentie bijvoorbeeld waren voor de praktijk belangrijke leerstukken minder uitgekristalliseerd geweest dan thans het geval is. Rechtspraak dient de rechtsontwikkeling. En ook daarvoor dient plaats te zijn. Deze en meer voorbeelden hebben ertoe bijgedragen dat de Gedragscode door de advocatuur niet onderschreven kan worden, zo bleek ten tijde van het jaarcongres van de Orde van Advocaten.
Kan de Gedragscode dan de prullenmand in? Nee, zeker niet. De Gedragscode draagt bij aan een mentaliteitsontwikkeling, waarbij met meer bewustzijn en aandacht voor belangrijke waarden binnen de personenschaderegeling gewerkt kan gaan worden. De meeste verzekeraars hebben de code onderschreven. Dat is mijns inziens een stap voorwaarts. De Gedragscode zal echter nimmer mogen leiden tot een beperking van de rechten van slachtoffers, of de vrijheid en onafhankelijkheid van een belangenbehartiger aan banden mogen leggen.
Maar als de Gedragscode voor (letselschade)advocaten en/of belangenbehartigers om hiervoor genoemde redenen geen optie kan zijn, wat dan wel? Die vraag heeft zich een aantal letselschadeadvocaten/-experts, later vergezeld door (medewerkers van) de Ombudsman en Slachtofferhulp, ook gesteld. Daaruit is de Stichting Keurmerk letselschade voortgekomen.
Relatie tussen verzekeraar, belangenbehartiger en slachtoffer, versus relatie tussen belangenbehartiger en slachtoffer
Daar waar de Gedragscode ziet op de relatie tussen verzekeraar, belangenbehartiger en slachtoffer, ziet het Keurmerk uitsluitend op de relatie tussen belangenbehartiger en slachtoffer. Dat is een belangrijk verschil. Advocaten en ook belangenbehartigers hebben zich meermaals op het standpunt gesteld dat zij hun cliënten niet willen en kunnen binden en zeker niet op basis van afspraken, die ook hun toekomstige cliënten zouden binden. Iets anders is natuurlijk dat cliënten/slachtoffers wel (kwaliteits)eisen aan hun belangenbehartigers/advocaten mogen stellen. Zij mogen verlangen dat hun belangenbehartiger deskundig en onafhankelijk is, dat zij goed geïnformeerd worden, dat het belang van de cliënt altijd centraal staat, dat zij teruggebeld worden als zij daarom vragen en dat er duidelijke afspraken zijn over (eventuele) kosten en wie die dient te dragen. Deze zaken zijn in het Keurmerk nader geregeld.
Het lijkt er dan ook op dat het Keurmerk kan rekenen op een breed draagvlak van rechtshulpverleners, slachtofferorganisaties, en andere betrokken partijen. Het Keurmerk heeft dan ook bestaansrecht naast de Gedragscode en kan daarop een aanvullende werking hebben.
Hieronder volgen enige hoofdpunten uit het Keurmerk letselschade.
1.
De belangenbehartiger draagt zorg voor deskundige behandeling van de zaak (art.2.1.1 e.v.)
Er bestaan momenteel geen waarborgen voor slachtoffers van personenschade, die kunnen garanderen dat degene die zich afficheert als 'personenschade-expert' of 'letselschadespecialist' dat ook daadwerkelijk is. Er kan veel schade aangericht worden, indien een slachtoffer zich laat bijstaan door een partij die op het complexe terrein van de letselschaderegeling niet thuis is. Specifieke korte verjaringstermijnen kunnen aan de orde zijn, verzekeringsrechtelijke perikelen kunnen over het hoofd worden gezien, medische aspecten (risico's voor de toekomst) kunnen worden gemist etc. Een gedegen opleiding, op peil gehouden door permanente educatie, voldoende praktijkervaring en daar waar op deelterreinen de deskundigheid niet aanwezig is, bekendheid met deskundigen, die ter zake wel kunnen adviseren, maken het verschil tussen een goede belangenbehartiger en een bananenschil.
2.
Vertrouwelijkheid en deskundigheid (art. 2.2.3)
Het kan niet genoeg benadrukt worden: een benadeelde dient de volledige vrijheid te hebben om alles met zijn belangenbehartiger te kunnen bespreken zonder dat zijn belangen daardoor geschaad kunnen worden. Geheimhouding is daarom voor een belangenbehartiger een groot goed. Vervolgens dienen het slachtoffer en diens belangenbehartiger samen in vrijheid en onafhankelijkheid te kunnen bepalen welke informatie van belang is voor de verder beoordeling van de zaak. Samen met elkaar het verdere traject afspreken, is iets anders dan daarover met de verzekeraar iets afspreken. Ik kan geen goede reden bedenken, waarom het in het belang van het slachtoffer zou kunnen zijn dit eerst met de verzekeraar te moeten afstemmen (zie beginsel 8 van de Gedragscode, onder a). Dat neemt niet weg dat er ook een verantwoordelijkheid ten opzichte van de verzekeraar bestaat. Dit wordt eveneens geregeld in art. 2.2.3: De belangenbehartiger dient zich te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens, waarvan hij weet of behoort te weten dat die onjuist zijn. Daarmee is wel degelijk sprake van een verantwoordelijkheid ten aanzien van te verstrekken informatie, maar geformuleerd als een basisvoorwaarde en dus niet als een verantwoordelijkheid, die verdergaande beperkingen meebrengt dan in het kader een goede schaderegeling noodzakelijk is.
2a.
Deskundigheid van derden (art. 2.3 e.v.)
De belangenbehartiger dient in te staan voor de deskundigheid van de derden, waarvan hij gebruik maakt. Voor slachtoffers van personenschade is het van belang, dat met name op medisch gebied vakkundige deskundigen worden ingeroepen voor verdere advisering. Voorkomen dient te worden dat volstaan wordt met het bellen van een 'bevriende huisarts' voor nader advies [10] . Het Keurmerk schrijft daarom voor (art. 2.3.1):
'De belangenbehartiger maakt gebruik van een medisch adviseur.'
Vervolgens worden nadere eisen gesteld: de medisch adviseur moet BIG-geregistreerd zijn en minimaal 3 jaar ervaring hebben. Ook zijn er nadere voorschriften ten aanzien van de wijze waarop geadviseerd dient te worden.
Helaas is ook het Keurmerk niet alleen maar rozengeur en maneschijn: voorgeschreven wordt dat het medisch advies 'bij voorkeur aan de medisch adviseur van de aansprakelijke partij wordt gezonden' (art. 2.3.7). Zoals gezegd: de belangenbehartiger dient samen met zijn cliënt in vrijheid en onafhankelijkheid te kunnen bepalen welke informatie noodzakelijk is voor de beoordeling van de zaak. Het gebeurt dat er medische adviezen worden verstekt, waarvan het zelfs niet wenselijk is dat deze door de cliënt worden ingezien (bijvoorbeeld omdat deze door de behandelende sector uit hoofde van een 'therapeutische exceptie' ten aanzien van bepaalde informatie wordt ontzien). Dan kan het niet zo zijn, dat een dergelijk advies 'bij voorkeur' wel aan de aansprakelijke partij gezonden dient te worden, waarbij de belangenbehartiger vermoedelijk iets uit te leggen zal hebben, indien hij dit niet doet. Dat moet men niet willen. Medische behandeling gaat voor schadebehandeling. Indien er goede gronden bestaan om een medisch advies niet te verstrekken, dan moet men er vrij in zijn om dat niet te hoeven doen, zonder daarover uitleg verschuldigd te zijn.
3.
De belangenbehartiger neemt de belangen van het slachtoffer als uitgangspunt (art. 3.1 e.v.)
Voor de advocatuur een aloude norm, zoals hiervoor reeds is aangegeven, maar het is goed dat dit uitgangspunt ook voor de overige belangenbehartigers in het Keurmerk verankerd en nader uitgewerkt is. Naar mijn mening sluit dit artikel uit dat belangenbehartigers, die aangesloten zijn bij het Keurmerk, zich kunnen conformeren aan de PIV-overeenkomst buitengerechtelijke kosten. Het Keurmerk schrijft immers expliciet voor dat verzekeringsmaatschappijen direct noch indirect invloed kunnen uitoefenen op het beleid van bij het Keurmerk aangesloten kantoren, noch enige financiële invloed mogen hebben op het beleid (art. 3.4).
3a.
Het Keurmerk en de PIV-overeenkomst buitengerechtelijke kosten
De PIV-overeenkomst BGK 'beloont' belangenbehartigers met een premie van € 500,-, indien op basis van de door verzekeraars zo gewenste Gedragscode daadwerkelijk tot een behandelplan wordt gekomen [11] . Dat betekent dat daarmee sprake is van een financiële prikkel, waarmee het beleid van de belangenbehartiger wordt beïnvloed. Dat mag niet volgens het Keurmerk en is ook niet wenselijk.
Kosten van het inschakelen van deskundigen worden volgens de PIV-overeenkomst vergoed, maar alleen als daarover overeenstemming bestaat. De kosten van bijv. actuariële schadeberekeningen of een medische deskundige komen volgens art. 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking, als het redelijk is dat deze kosten zijn gemaakt, doch volgens de PIV-overeenkomst komen deze slechts voor vergoeding in aanmerking, indien daarover met de verzekeraar overeenstemming kan worden bereikt. Dit is een rechtstreekse aantasting van de vrijheid en onafhankelijkheid van de belangenbehartiger. In artikel 3.5 van het Keurmerk staat expliciet vermeld dat de vrijheid en onafhankelijkheid van de belangenbehartiger ten opzichte van het slachtoffer bewaakt dienen te worden. Dat sluit mijns inziens uit dat 'genormeerde prijsafspraken' met de aansprakelijke verzekeraar gemaakt kunnen worden. De waarborgen uit het Keurmerk verdragen zich mijns inziens niet met de bepalingen, zoals neergelegd in de nieuwe versie van de PIV-overeenkomst buitengerechtelijke kosten.
4.
De belangenbehartiger zorgt voor een goede communicatie met het slachtoffer rondom het schaderegelingsproces
Onder hoofdstuk 4 van het Keurmerk wordt de communicatie met het slachtoffer rondom het schaderegelingproces geregeld. Er zijn voorschriften rondom de verslaglegging en termijnen, waarbinnen gereageerd dient te worden. De praktijk zal moeten uitwijzen of de voorschriften en termijnen bij het schaderegelingproces, zoals neergelegd onder hoofdstuk 4 van het Keurmerk, werkbaar zijn. Eerdere ervaringen met richtlijnen, waarin vast omschreven termijnen vastgelegd werden [12] , leren dat dergelijke voorschriften makkelijk vervagen. Zeker indien geen sanctie aan overtreding van de normen is verbonden. Het is daarom goed dat het Keurmerk ook in een klachtenprocedure voorziet.
Dan ten slotte, 'last but not least', de financiële huishouding van de belangenbehartiger.
5.
De belangenbehartiger draagt zorg voor een goede financiële huishouding en maakt redelijke en duidelijke afspraken met het slachtoffer
Ieder kantoor beschikt over een Stichting Beheer Derdengelden ten behoeve van betalingen van schadevergoedingen aan het slachtoffer, zo bepaalt art. 5.1.2 van het Keurmerk. Ook aan letselschade-experts wordt de eis gesteld dat zij beschikken over een derdengeldenrekening, die voldoet aan de eisen, die vergelijkbaar zijn met de door de Nederlandse Orde van Advocaten gestelde eisen. Via een dergelijke regeling worden ten behoeve van de slachtoffers ontvangen gelden met extra waarborgen omkleed. Dat is een goede zaak. Ik heb mij echter wel afgevraagd hoe het toezicht en de controle op deze derdengeldenrekeningen zal worden geregeld. Voor de advocatuur wordt daarin door de Orde van Advocaten voorzien, maar welke organisatie kan daarvoor bij de letselschadebureaus aangewezen zijn?
In geval van geschillen over declaraties kan de kwestie voorgelegd worden aan de Commissie declaratiegeschillen van de Stichting Keurmerk, tenzij er een andere geschillenbeslechtingsmethode in de branche voorhanden is (bijvoorbeeld de Geschillencommissie advocatuur, of de Geschillencommissie declaraties LSA). Voor het overige dienen aangesloten kantoren te beschikken over een interne klachtenregeling en kan voor de externe procedure verwezen worden naar de mogelijkheid een klacht in te dienen bij de Stichting Keurmerk Letselschade, tenzij een andere klachtenregeling voorhanden is (zoals die van LSA of NIVRE).
Conclusie
Hoewel zowel de Gedragscode als het Keurmerk letselschade zijn voortgekomen uit een voornemen om de kwaliteit in de schaderegeling voor slachtoffers van personenschade te verbeteren, kleven daaraan nog wel wat haken en ogen. Met name de Gedragscode stuit in de praktijk op forse bezwaren vanuit het veld van belangenbehartigers. Het grootste struikelblok is de onafhankelijkheid en vrijheid van de belangenbehartiger, die onbelemmerd dient te kunnen bepalen op welke wijze hij de belangen van zijn cliënt het beste kan dienen. Een belangenbehartiger behoort zijn werk volledig onafhankelijk te verrichten. Hij kan en mag niet op voorhand gebonden zijn aan afspraken over de wijze waarop zaken behandeld moeten worden. Wel zal het slachtoffer (kwaliteits)eisen mogen stellen aan de deskundigheid en handelwijze van diens belangenbehartiger. Het Keurmerk letselschade zou daarbij wel eens een flinke stap in de goede richting kunnen zijn.
Beginselen van de Gedragscode
Beginsel 8 : Partijen beoordelen kritisch welke informatie echt nodig is. Zij verdelen de taken bij het verzamelen van informatie. Informatie-uitwisseling blijft gescheiden van overleg over de gevolgen daarvan.
a.
Partijen stemmen samen af welke informatie nodig is en wie die verzamelt. Het gaat erom dat zij zichzelf en elkaar in staat stellen om de beslissingen te nemen die voor afronding van de schadebehandeling noodzakelijk zijn.
Beginsel 12 : Als een medisch traject nodig is, beperken partijen de belasting daarvan voor het slachtoffer. Zij streven naar tempo, objectiviteit en dialoog.
Beginsel 14 : Als omstandigheden moeilijk objectief vaststelbaar zijn, bespreken partijen wat zou kunnen gebeuren (scenario's). Zij kijken hoe waarschijnlijk ieder scenario is. Naar rato daarvan bepalen zij de vergoeding.
Beginsel 15 : Als het overleg vastloopt, bespreken partijen wat er aan de hand is en zoeken zij een basis om hun overleg te hervatten. Zij vermijden escalatie.
Beginsel 16 : Leidt het overleg niet tot resultaat, dan schakelen partijen aan de hand van een 'conflictdiagnose' een geschikte neutrale persoon in. Zij doen dat zoveel mogelijk in overleg.
i.
De toegang tot de rechter staat altijd open.
Beginsel 17: Geschiloplossing gebeurt constructief, op basis van het behandelplan, gericht op de gerezen impasse, binnen een korte termijn en tegen voorspelbare kosten.
k.
Partijen en de neutrale persoon beperken de kosten van de geschiloplossing. Voor het slachtoffer mogen kosten geen drempel zijn, tenzij hij een onevenredig beroep doet op de geschiloplossing.
[1] Zie AM 25 januari 2008, nr 2, p. 8.
[2] Zie www.stichtingkeurmerkletselschade.nl . Hierop is ook de tekst van het Keurmerk te vinden.
[3] Zie ook de nieuwe conceptrichtlijnen verlies aan zelfwerkzaamheid en huishoudelijke hulp.
[4] Vgl. art. 6:97 BW.
[5] Advocaat te Alphen a/d Rijn.
[6] Rapport Ombudsman 2003, Letselschaderegeling; onderhandelen met het mes op tafel, of een zoektocht naar redelijkheid.
[7] Regel 5 uit de Gedragsregels voor Advocaten 1992.
[8] Vgl. conclusie Spier onder 3.8.4 bij HR 22 februari 2008; R06/129.
[9] Bij de door de Hoge Raad, 22 februari 2008, uiteengezette handelwijze voor wat betreft het medisch traject, zal in ieder geval het uitgangspunt 'voortvarendheid' wel in het gedrang komen.
[10] Zie voor een casus, waarin het ontbreken van een medisch adviseur vérstrekkende gevolgen had, Hof Leeuwarden, 5 september 2007, JA 2007, 161.
[11] Zie J.M. Beer, Buitengerechtelijke kosten; goede en onafhankelijke rechtsbijstand bedreigd, VR 2007, nr 9, p. 276.
[12] Vgl. de termijnen in de NPP-richtlijnen Licht letsel en Termijnen expertiserend geneeskundig onderzoek.