pag. 297 VR 2007, Rome II: een gemiste kans?

VRA 2007, p. 297
2007-10-01
Mr M.L.M. Renckens
Nadat de vierde en vijfde WAM-richtlijn van de EU geïmplementeerd waren in de wet, leek het voor Nederlandse slachtoffers van een verkeersongeval in een andere lidstaat zo mooi te kunnen worden: niet alleen kon de claim bij een adres in Nederland worden neergelegd, maar met Rome II[1] rees ook de mogelijkheid om de schade verder geheel naar Nederlands recht af te wikkelen conform het amendementsvoorstel van het Europees Parlement. Met 'Rome II' wordt algemeen de Verordening betreffende het communautaire recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen aangeduid.
De Europese Commissie wees dit voorstel af, stellend dat het internationaal privaatrecht (ipr) niet het geëigende middel is voor harmonisering van het materiële recht van de lidstaten. Zowel in de discussie tijdens de totstandkoming van de verordening als in dit artikel gaat de worsteling met het dilemma tussen een logisch juridisch systeem en slachtofferbescherming schuil.
De betekenis van de verordening zit ten slotte vooral in de uniformering van het toepasselijke recht bij niet-contractuele verbintenissen.
Na een inleidende schets van de huidige situatie t.a.v. verkeersongevallen en de gewenste situatie, volgt een bespreking van de huidige tekst van Rome II, toegespitst op verkeersongevallen, afgerond met enkele conclusies en aanbevelingen. Het artikel behelst geen uitvoerige behandeling van alle ipr-casusposities[2] .
Rome II: een gemiste kans?
Europese verordening betreffende het recht, van toepassing op niet-contractuele verbintenissen ('Rome II'). Aspecten m.b.t. verkeersslachtoffers
VRA 2007, p. 297
Mr M.L.M. Renckens
Wegenverkeerswet art. 31Wet Conflictenrecht Onrechtmatige Daad Rome II-ontwerpverordening EEX-Verord.
1
Schets van de huidige situatie
Een vordering uit onrechtmatige daad wordt van oudsher beheerst door het recht van het land waar de onrechtmatige daad wordt gepleegd, althans waar het schadeveroorzakende feit (soms 'schadebrengende feit' genoemd) zich heeft voorgedaan, bekend als de 'lex loci delicti'. Het beginsel is later in Nederland, net als in veel andere nationale rechtsstelsels, neergelegd in de Wet Conflictenrecht Onrechtmatige Daad (WCOD)[3] .
Geen regel zonder uitzonderingen, geldt ook hier. Behoren de gevolgen tot de rechtssfeer van een ander land dan het land waar de onrechtmatige daad is gepleegd, dan wordt de vordering beoordeeld naar het recht van dat land (art. 3 lid 3 WCOD). Dat is volgens het COVA-arrest[4] alleen het geval als beide partijen in dat andere land zijn gevestigd. Volgens de Hoge Raad zijn niet de feitelijke gevolgen bepalend, maar het land waar de rechtsbetrekking tussen partijen zich afspeelt. Dus is hiervoor ook geen criterium waar de schade wordt opgelopen, wat bij een verkeersongeval ipso facto samenvalt met de plaats waar de onrechtmatige daad is gepleegd. De 'gevolgenuitzondering' geldt voor alle aspecten van de onrechtmatige daadsvordering (onrechtmatigheid, schuld, causaliteit en schade). Uiteraard wordt de verkeersfout wel beoordeeld naar de regels van het betreffende vreemde land. Het bekendste praktijkvoorbeeld is dat twee Nederlandse auto's met elkaar een aanrijding hebben in het buitenland. De benadeelde spreekt de WAM-verzekeraar van zijn landgenoot aan in het eigen land volgens het recht van het eigen land.
De tweede uitzondering is die van de 'accessoire aanknoping', de verknochtheid van de vordering uit onrechtmatige daad met een andere rechtsverhouding, bijvoorbeeld een overeenkomst. In dat geval wordt het recht gevolgd dat op de overeenkomst van toepassing is. Een derde uitzondering is de rechtskeuze die partijen gezamenlijk hebben. Die gaat niet zover dat partijen achteraf ten nadele van een verzekeraar kunnen afwijken van de geldende regel[5] .
Voor het toepasselijke recht bij verkeersongevallen is voorts het Haags Verkeersongevallenverdrag[6] van belang. Vooropgesteld zij dat niet alle Europese landen het verdrag hebben ondertekend: Duitsland, Italië en de Scandinavische landen bijvoorbeeld niet. Het verdrag gaat primair uit van de lex loci delicti. Het knoopt vervolgens de uitzonderingen op dit beginsel vast aan het land van registratie van het voertuig. De uitzonderingen zijn, samengevat:
-
een voertuig dat een eenzijdig ongeval in het buitenland heeft en
-
twee voertuigen die in hetzelfde land geregistreerd staan en in een ander land bij dezelfde aanrijding zijn betrokken.
De uitzondering dat de wet van het land van registratie van het betrokken voertuig van toepassing is, geldt voor de vordering van:
-
de bestuurder, eigenaar of houder van het voertuig,
-
de passagier (mits hij een vaste verblijfplaats heeft in een ander land dan dat van het ongeval) en
-
de betrokken voetganger of fietser (mits hij een vaste verblijfplaats heeft in het land van registratie).
Volgens artikel 7 van het Verdrag dienen de verkeersregels en veiligheidsvoorschriften van het land van het ongeval vanzelfsprekend te worden gevolgd. Wat betreft de rechtstreekse vordering op de verzekeraar kunnen er enige complicaties optreden[7] .
2
Wat is de gewenste situatie voor het verkeersslachtoffer?
Er zit een ijzeren juridische logica in de lex loci delicti. Bezoekt men een ander land, dan geldt de wet van dat land, ook als er onverhoopt een ongeval plaatsvindt. Niet alleen gelden de verkeersregels ook voor de bezoekende verkeersdeelnemer, maar tevens het aansprakelijkheids-, schadevergoedings- en verzekeringsrecht van dat land. Als de aansprakelijke én benadeelde partij in hetzelfde land gevestigd zijn, gelden uiteraard wel de verkeersregels van het bezochte land - men kan moeilijk toeristen in Engeland rechts laten rijden -, maar voor het overige het recht van het eigen land. Ook hier is, naar het schijnt, geen speld tussen te krijgen.
Slachtofferbescherming stelt echter soms andere eisen aan het recht dan die van de logica. Vooral de laatste paar decennia wordt het juridisch evenwicht tussen partijen verstoord door bescherming van de zwakste partij, zoals slachtoffers van ongevallen, consumenten, huurders van woonruimte en werknemers. Bij slachtoffers van ongevallen moet men denken aan de bescherming van werknemers bij arbeidsongevallen en de invoering van risicoaansprakelijkheid op sommige terreinen. Voor ongemotoriseerde verkeersdeelnemers biedt art. 185 WVW (art. 31 WVW oud) een stevig recht op schadevergoeding. De introductie in Nederland van een verkeersverzekering die het verkeersslachtoffer aanspraak geeft op schadevergoeding ongeacht schuld heeft het ondanks diverse pogingen van verschillende zijde in de afgelopen decennia niet gehaald.
Ook in EU-verband is de slachtofferbescherming in beweging gekomen. Door de EU-richtlijnen op de aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen, de 'WAM-richtlijnen', laatstelijk de vijfde WAM-richtlijn[8] , is in Europa onder meer een behoorlijk verzekerd bedrag veilig gesteld, nl. voor letsel één miljoen euro per slachtoffer of vijf miljoen euro per gebeurtenis, ter keuze van de nationale wetgever. Nederland heeft voor het laatste alternatief gekozen. Daarnaast heeft de vierde WAM-richtlijn[9] het mogelijk gemaakt om de claim bij een vertegenwoordiger van de buitenlandse WAM-verzekeraar in Nederland neer te leggen. Deze kan mogelijkerwijze in eigen land in rechte worden betrokken (o.g.v. EEX-Vo)[10] .
Er is in Europa voor het slachtoffer dat schadevergoeding zoekt een aantal belemmeringen weggenomen. Als men bedenkt dat een slachtoffer dat in Turkije een dwarslaesie oploopt door een verkeersongeval op een te lage verzekeringsdekking stuit, nl. ca € 32.000,- per persoon, beseft men het belang van een behoorlijke dekking. De aansprakelijke derde zelf biedt voor grote schade meestal geen verhaal.
Wat echter voor het verkeersslachtoffer in Europa blijft, is de lex loci delicti. Biedt het aansprakelijkheids- of het schadevergoedingsrecht van het ongevalsland het verkeersslachtoffer niet de aanspraken die hij in eigen land heeft, dan kan het gevolg zijn dat hij met de schade geheel of gedeeltelijk blijft zitten. Het omgekeerde komt ook voor, nl. dat hij een vergoeding ontvangt die hij thuis niet of niet zo hoog zou hebben gekregen. Te denken valt bijvoorbeeld aan smartengeld voor nabestaanden dat in veel Europese landen wel, maar in Nederland nog steeds niet erkend wordt[11] . Ook op medisch gebied liggen er problemen. In sommige landen wordt whiplashlaesie niet erkend. Daarnaast nemen veel landen geen genoegen met een medische rapportage uit het land van het slachtoffer zodat deze daarvoor dus op reis moet. Samengevat kan het verkeersslachtoffer geconfronteerd worden met een andere regeling van de aansprakelijkheid voor het ongeval, met een andere (causale) toerekening van de schade aan het ongeval, met een ander pakket aan schadeposten die voor vergoeding in aanmerking komen, een andere (manier van) medische inschatting van de functionele beperkingen als gevolg van het letsel en een andere wijze van vaststelling van de hoogte van de schadevergoeding. Overigens worden ondanks de implementatie van de vierde en vijfde WAM-richtlijn veel zaken, met name de zware, rechtstreeks met de verzekeraar in de andere lidstaat geregeld. Men stuit dan ook op een andere werkcultuur. En last but not least: een behandeling van een letselschadedossier duurt in het buitenland gemiddeld een jaar langer dan in Nederland, nl. ca drie tegenover ca twee jaar, met extreme uitschieters, vooral als er überhaupt niets te regelen valt, zoals op de Balkan enige jaren geleden toen daar een oorlog woedde[12] .
Hiermee stuit men op de belangrijkste vraag die bij Rome II voor verkeersslachtoffers speelt, en ongetwijfeld ook voor andere slachtoffers van ongevallen of medische beroepsfouten: kan het slachtoffer niet beter schadeloos gesteld worden naar het recht van zijn eigen land? De gevolgen van het letsel (of overlijden) lijdt hij in eigen land. Staat de aansprakelijkheid eenmaal vast, dan kan de schade geheel in eigen land volgens de normen uit het eigen land worden afgewikkeld. De deskundigheid is beter gewaarborgd en het slachtoffer weet beter waar hij aan toe is. Komt de zaak voor de rechter, dan hoeft hij de schadevergoedingsvordering niet volgens vreemd recht te beoordelen.
Voor slachtoffers die in eigen land ruime schadevergoedingsmogelijkheden hebben, lijkt de toepassing van het recht van het eigen land de meest gewenste situatie. Maar omgekeerd, heeft het slachtoffer in een ander land niet meer te verwachten dan thuis. Dit is de eerste bedenking die men tegen de toepassing van het eigen recht van het slachtoffer kan hebben. Het liefst zouden slachtoffers de mogelijkheid hebben om te kiezen tussen beide landen, nl. voor het land dat de gunstigste schadevergoedingsmogelijkheden biedt.
De tweede bedenking is van juridische aard. In Nederland zijn in de wet de onrechtmatige daad en de verplichting tot schadevergoeding in verschillende afdelingen ondergebracht. Waar echter bijvoorbeeld de causale toerekening (art. 6:98 BW) kan samenhangen met de aard van de aansprakelijkheid[13] , zijn beide leerstukken in de toepassing en in de beleving door de rechtzoekende niet of nauwelijks te scheiden. En wat te denken van de toerekening van de 'eigen schuld' in art. 6:101 BW? In de andere Europese staten staan de onrechtmatigheid en (causale) toerekening van de schade in verschillende mate of op andere wijze ook in verband met elkaar. Ook in andere landen leven er juridische bezwaren tegen splitsing van het aansprakelijkheidsrecht en het schadevergoedingsrecht[14] . Men kan in elk geval stellen dat er een grote verknochtheid is tussen de onrechtmatige daad, de causale toerekening en zelfs de vaststelling van de hoogte van de verschillende schadeposten. Het zal heel wat hoofdbrekens kosten om uit te maken wat tot het ene en wat tot het andere terrein behoort. De vraag is bovendien hoe moet worden omgegaan met verkeersslachtoffers die van buiten Europa komen.
Het dilemma dat in het thema van dit artikel schuilt, is: houden we vast aan de juridische logica van evenwichtige verdeling van de belangen van de partijen in het recht en de systematiek van het recht of kiezen we voor slachtofferbescherming, zonodig ten koste van dat evenwicht of van juridische systematiek?
3
De betekenis van Rome II voor verkeersongevallen
Deze bespreking van Rome II spitst zich toe op verkeersongevallen. De verordening bestrijkt echter een breder terrein van niet-contractuele verbintenissen. Na 40 overwegingen volgt:
hoofdstuk I: het toepassingsgebied,
hoofdstuk II: onrechtmatige daad (algemeen, productenaansprakelijkheid, oneerlijke concurrentie, milieuschade, inbreuk op eigendomsrechten en collectieve actie bij arbeidsconflicten),
hoofdstuk III: ongerechtvaardigde verrijking, zaakwaarneming en precontractuele aansprakelijkheid,
hoofdstuk IV: rechtskeuze,
hoofdstuk V: gemeenschappelijke regels,
hoofdstuk VI: overige bepalingen en
hoofdstuk VII: slotbepalingen.
Met name de hoofdstukken II, art. 4 en hoofdstukVI, art. 15 en 17 zijn hier van belang. Het laatste bepaalt de werkingssfeer van de verordening, d.w.z. onder meer de aansprakelijkheidsgrondslag, de rechthebbenden en de verjaring. Uit art. 17 volgt dat met de gedragsregels en veiligheidsvoorschriften die op de plaats van het ongeval gelden 'rekening moet worden gehouden'.
Hoofdstuk II bevat voor de strekking van het betoog de belangrijkste bepalingen.
Artikel 4, Algemene regel
1
Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad het recht van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen.
2
Indien evenwel degene wiens aansprakelijkheid in het geding is en degene die de schade lijdt beiden hun gewone verblijfplaats in hetzelfde land hebben op het tijdstip waarop de schade zich voordoet, is het recht van dat land van toepassing.
3
Indien uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de onrechtmatige daad een kennelijk nauwere band heeft met een ander dan het in de leden 1 en 2 bedoelde land, is het recht van dat andere land van toepassing. Een kennelijk nauwere band met een ander land zou met name kunnen berusten op een reeds eerder bestaande, nauw met de onrechtmatige daad samenhangende betrekking tussen partijen, zoals een overeenkomst.
Van belang zijn tevens de overwegingen 15, 16 en 17:
15
Weliswaar is de lex loci delicti commissi in nagenoeg alle lidstaten het basisbeginsel met betrekking tot niet-contractuele verbintenissen, maar indien de elementen van de zaak verspreid zijn over meerdere lidstaten, leidt de concrete toepassing van dit principe niettemin tot verschillende oplossingen. Dit zorgt voor rechtsonzekerheid.
16
Eenvormigheid van de regels moet de voorspelbaarheid van rechterlijke uitspraken vergroten en een redelijk evenwicht garanderen tussen de belangen van de persoon die aansprakelijk wordt gesteld en die van de persoon die schade lijdt. De aanknoping met het land van de plaats waar de directe schade zich heeft voorgedaan (lex loci damni) zorgt voor een billijk evenwicht tussen de belangen van de persoon die aansprakelijk wordt gesteld en van de persoon die schade lijdt, en ligt tevens in de lijn van de moderne opvatting van het aansprakelijkheidsrecht en van de ontwikkeling van stelsels van risicoaansprakelijkheid.
17
Het toepasselijke recht moet worden bepaald volgens de plaats waar de schade zich voordoet, ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen. In geval van letselschade en vermogensschade moet bijgevolg het land waar het letsel of de materiële schade is opgelopen, gelden als het land waar de schade zich voordoet.
Uit overweging 16, waar deze spreekt over een 'billijk evenwicht tussen de belangen' van de benadeelde en de aansprakelijke partij, kan al enigszins worden opgemaakt dat de Commissie niet primair kiest voor extra slachtofferbescherming. Anders dan het Europees Parlement zoals hierna zal blijken.
Begripsverwarring
Overigens ontstaat er nog al eens begripsverwarring door de verschillende manieren om het recht van het land waar het slachtoffer zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft aan te duiden. Soms bezigt men de term 'lex damni' of de term 'lex loci damni', maar onder die laatste term verstaat Rome II blijkens overweging 16 niet het recht van het land, waar het slachtoffer de gevolgen van de schade lijdt, maar 'het land waar de directe schade zich heeft voorgedaan'. Dit, terwijl artikel 4 spreekt van 'het land waar de schade zich voordoet'. Bij een verkeersongeval valt dit samen met dat van het 'schadebrengende feit' respectievelijk de onrechtmatige daad. Bij een onrechtmatige vervuiling van de Rijn in Zwitserland kan de schade in verschillende landen op verschillende tijdstippen worden opgelopen. Hier vallen de plaats van de onrechtmatige daad en die waar de schade wordt opgelopen niet samen. De tekst van een overweging is weliswaar niet bindend, verwarrend is het wel.
Daarnaast laat men ook wel eens de term 'lex patriae' vallen voor het recht van het land van het slachtoffer, maar die is niet zuiver omdat het vaderland niet het land hoeft te zijn waar het slachtoffer woont.
De gehanteerde begrippen van de verordening, de overwegingen en de toelichting wisselen nog al eens of zijn onvoldoende gedefinieerd. Het probleem hierbij is dat niet duidelijk is of gedoeld wordt op schade in de zin van schadeveroorzakende gebeurtenis, van beschadiging of van vermogensschade, en wat bedoeld wordt met 'indirecte gevolgen' van de 'schade' of van de 'gebeurtenis'. Daarnaast wordt 'materiële schade' vaak gebruikt om zaakschade ter onderscheiding van personenschade aan te duiden.
Bovenstaande kritiek op de begripshantering lijkt wellicht op het zoeken naar spijkers op laag water. Als echter niet duidelijk wordt onderscheiden de plaats van de onrechtmatige daad, de plaats waar de schade (in de zin van beschadiging) van persoon of zaak wordt opgelopen en de plaats waar de vermogensschade en de immateriële schade wordt geleden, is de navolgende discussie onduidelijk over wat het Europees Parlement op het punt van het toepasselijke recht heeft voorgesteld en wat de interpretatie is van de oorspronkelijke en definitieve tekst. Het Europees Parlement heeft bij verkeersongevallen, om redenen van slachtofferbescherming, voor het toepasselijke schadevergoedingsrecht willen uitgaan van de plaats waar de gevolgen van de schade worden geleden, nl. de vaste verblijfplaats van het verkeersslachtoffer.
In de oorspronkelijke tekst van het voorstel voor Rome II staat in art. 3 de algemene regel dat toepasselijk is 'het recht van het land waar de schade is ontstaan of dreigt te ontstaan, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welk(e) land(en) sprake is van indirecte gevolgen van de schade'[15] . In de Toelichting op dit artikel op blz. 12 staat dat in de meeste gevallen de plaats waar de rechtstreekse schade is ontstaan overeenkomt met het recht van het land waar het slachtoffer verblijft. Dit laatste is onbegrijpelijk, waar even verder in de toelichting wordt gesteld dat dit bij een verkeersongeval de plaats van de aanrijding is. Hierdoor wordt men in elk geval gemakkelijk op het verkeerde been gezet.
In het Verslag van het Europees Parlement[16] wordt het volgende amendement voorgesteld.
Artikel 3, lid 1
Bij het ontbreken van een beding als bedoeld in artikel 2 bis en tenzij in deze verordening anders geregeld, is het recht, van toepassing op de niet-contractuele verbintenis uit onrechtmatige daad, het recht van het land waar de schade intreedt of dreigt in te treden, ongeacht in welk(e) land(en) sprake is van indirecte gevolgen van de schade.
Lid 1 bis
In geval van persoonlijk letsel als gevolg van verkeersongevallen en met het oog op de motorvoertuigverzekeringsrichtlijn passen het aangezochte gerecht en de verzekeraar van de aansprakelijke chauffeur echter met het oog op de vaststelling van de aard van de schadeclaim de regels toe van de gewone verblijfplaats van de individuele gelaedeerde, tenzij dit voor de gelaedeerde onbillijk is.
Met betrekking tot de aansprakelijkheid is het recht van de plaats van het ongeval van toepassing.
De bedoeling van het amendementsvoorstel van het Europees Parlement is duidelijk: bij verkeersongevallen wordt de aansprakelijkheid volgens het recht van het ongevalsland beoordeeld en de aard en hoogte van de schade volgens het recht van het eigen land van het slachtoffer.
Het amendement heeft het blijkens bovenstaande tekst van artikel 4 van de verordening niet gered. De Europese Commissie is van mening dat het voorstel om bij letselschade het beginsel van 'restitutio in integrum' (herstel van de toestand van voor het ongeval) in te voeren weliswaar interessant is, maar een harmonisering van het materiële recht van de lidstaten inhoudt, die niet past in het kader van harmonisering van de regels van internationaal privaatrecht[17] . De Commissie hanteert hier dus een formeel, maar juridisch volkomen logisch argument.
Wel is overweging 33 in de verordening opgenomen die de verplichting oplegt om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van het verkeersslachtoffer:
33
Overeenkomstig de huidige nationale regels inzake aan slachtoffers van verkeersongevallen toegekende schadevergoedingen, moet het aangezochte gerecht bij de begroting van de schade bij persoonlijk letsel in gevallen waarin het ongeval heeft plaatsgevonden in een andere staat dan die van de gewone verblijfplaats van het slachtoffer, rekening houden met alle relevante feitelijke omstandigheden van het slachtoffer in kwestie, in het bijzonder met de werkelijke kosten van nazorg en medische verzorging.
Europarlementariër Bert Doorn van het CDA beschreef op radio 1 de huidige situatie van verhaal van schade ten gevolge van verkeersongevallen in het buitenland als zeer ingewikkeld. Onder meer zou naar zijn zeggen voor het slachtoffer niet duidelijk zijn waar hij zijn recht moet halen. Rome II zou hierin verbetering brengen, waarbij hij wees op voormelde overweging. Hoe met de overweging duidelijker wordt wáár het slachtoffer zijn recht moet halen, is een raadsel. De verordening gaat over het toepasselijke recht. Evenmin wordt het minder ingewikkeld. Eigenlijk verandert er voor verkeersongevallen niets. De lex loci damni brengt t.a.v. verkeersongevallen niets nieuws, omdat bij een verkeersongeval de plaats van de onrechtmatige daad (het schadebrengende feit) en de plaats waar de schade wordt opgelopen dezelfde zijn. De locus delicti en de locus damni vallen samen bij een verkeersongeval.
De overweging 33 voegt ook niets nieuws toe. In de praktijk van letselschaderegeling in het buitenland, althans in elk geval in de meeste Europese landen, wordt al sinds jaar en dag rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden. Waarom overweging 33 nu juist de nadruk legt op de kosten van nazorg en medische verzorging, die veelal grotendeels verzekerd zijn, geeft evenmin hoop op verbetering voor het slachtoffer. Die hoop wordt helemaal ijdel als men in artikel 15 onder c leest dat de werkingssfeer van het toepasselijke recht zich volgens de verordening expliciet uitstrekt over 'het bestaan, de aard en de begroting van de schade'. Men mag veronderstellen dat deze uitdrukkelijke bepaling niet opzij gezet wordt door overweging 33. Dus het slachtoffer heeft bijvoorbeeld geen recht op smartengeld voor nabestaanden als daarop in het land van het ongeval geen aanspraak bestaat en in het eigen land van het slachtoffer wel. Ook geen vergoeding voor een whiplash als die in het land van het ongeval niet wordt erkend. Geen vergoeding van de kosten van rechtsbijstand als daarop geen recht bestaat in het land van het ongeval. Wellicht wel vergoeding van bijvoorbeeld € 20,- per uur voor huishoudelijke hulp na het ongeval als dezelfde hulp in het land van het ongeval maar € 10,- per uur kost. In elk geval zal hij nog steeds voor medisch onderzoek naar het buitenland moeten gaan, als een medische rapportage uit het eigen land van het slachtoffer niet wordt geaccepteerd.
Er verandert dus niets voor verkeersslachtoffers. Geen reden tot juichen voor de Europarlementariërs die met hun amendement bakzeil hebben gehaald. Jammer voor Diana Wallis die zich als rapporteur en tijdens spreekbeurten voor toepasselijkheid van het eigen schadevergoedingsrecht van het verkeersslachtoffer heeft sterk gemaakt.
Uiteraard is het een winstpunt dat er voor niet-contractuele verbintenissen één uniforme regeling geldt, en wel op een breder terrein dan dat van verkeersongevallen. In feite had Rome II voor de onrechtmatige daad gewoon de lex loci delicti, die in de meeste Europese landen al geldt als basisregel van internationaal privaatrecht, kunnen handhaven met een bijzondere regel voor de gevallen waarin de schade op een andere plaats (en eventueel tijdstip) wordt opgelopen dan de onrechtmatige daad. Als de verordeningstekst bovendien bepaalde, hiervoor aangegeven, begrippen preciezer had gedefinieerd, was dat de interpretatie van de verordening ten goede gekomen.
4
Verhouding Verordening tot Haags Verdrag
Er rest nog een belangrijke vraag: hoe verhoudt de Verordening zich nu tot het Haags Verkeersongevallenverdrag? Volgens art. 28 lid 1 van de Verordening laat deze de toepassing van het Verdrag als internationale overeenkomst, waarbij een of meer lidstaten al partij zijn, onverlet. Dat schept een probleem bijvoorbeeld t.a.v. de belangrijkste uitzondering voor een benadeelde en aansprakelijke persoon die in hetzelfde land hun gewone verblijfplaats hebben: dan geldt het recht van dat land. In het Haags Verdrag is voor de vergelijkbare uitzondering het land van registratie van beide betrokken motorvoertuigen het criterium. In art. 30 (herzieningsclausule) wordt onder meer nadere studie naar de gevolgen van art. 28 met betrekking tot het Haags Verdrag in het vooruitzicht gesteld.
5
Rome II: gemiste kans?
Hiervoor is duidelijk geworden dat Rome II niet het geëigende instrument is om slachtoffers van een verkeersongeval in een ander Europees land recht te geven op dezelfde vergoeding als die zij zouden hebben gekregen bij een ongeval in eigen land. Er was geen kans voor extra slachtofferbescherming, dus ook geen gemiste kans. Harmonisatie van het aansprakelijkheidsrecht in zijn geheel is waarschijnlijk voorlopig ook geen haalbare kaart[18] . Splitsing van het aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht is ondoenlijk. Onrechtmatige daad, de wettelijke verplichting tot schadevergoeding en de begroting van de schade horen daarvoor te zeer bij elkaar, niet alleen in Nederland. Bovendien is de toepasselijkheid van het schadevergoedingsrecht van het eigen land van het slachtoffer alleen gunstig voor de landen met een relatief hoog schadevergoedingsniveau. En ook hun kan het overkomen dat zij - naar omstandigheden - beter af zijn in een ander land. Dat is voor de immateriële schade van nabestaanden uit Nederland van een verkeersongeval in Spanje bijvoorbeeld het geval.
De reiziger komt bij zijn bezoek aan een ander land in de rechtssfeer van dat land. Daarmee heeft hij dan te leven, ook als hij onverhoopt verkeersslachtoffer wordt. Het risico dat hij er na een verkeersongeval een lagere vergoeding ontvangt, dient hij dan te dragen of te verzekeren.
De EP-delegatie m.b.t. verkeersongevallen heeft wel openlijke betrokkenheid van de Commissie voor een uitvoerige studie naar alle opties veiliggesteld, met inbegrip van verzekeringsaspecten, met betrekking tot de specifieke problemen waarmee slachtoffers van verkeersongeval in het buitenland te maken krijgen[19] . Dit geeft verkeersslachtoffers wellicht hoop.
6
Verkeersschadeverzekering buitenland
Inspelend op bovengenoemde studie is verzekering van de specifieke risico's van verkeersdeelnemers m.i. de meest kansrijke optie. Verkeersschade is meestal een kwestie van verzekering. Daarom heb ik een aantal jaren geleden een Europese Verkeersschadeverzekering Buitenland op basis van no fault voorgesteld[20] . Indien deze verzekering verplicht gekoppeld wordt aan de WAM-verzekering is de premie zeer betaalbaar. Ik schat die nu op ca € 10,- meer. Aldus ontvangt het verkeersslachtoffer zijn schadevergoeding, zonder discussie over de aansprakelijkheid, van zijn eigen verzekeraar volgens de normen in zijn eigen land. Voor medisch onderzoek hoeft hij niet af te reizen naar het buitenland. Regres op de aansprakelijke derde of diens verzekeraar blijft voor de verzekeraar mogelijk, waarmee de premie wellicht nog lager gehouden kan worden. Het verkeersslachtoffer kan altijd nog overwegen of het de moeite waard is voor een hogere vergoeding verhaal te zoeken in het buitenland, al dan niet via het schaderegelingsadres in eigen land. Kortom, deze verzekering is de meest logische en praktische voorziening voor het slachtoffer.
De Europese Verkeersschadeverzekering Buitenland kan tevens een opmaat worden voor de invoering van de verkeersverzekering, die decennia geleden ten tonele werd gevoerd, maar waarover al weer een aantal jaren wordt gezwegen. Ooit zal deze drie-eenheid er komen: de verkeersverzekering, de schadevergoedingsnormen en de procesnormen. De laatste zijn er in Nederland al (de Gedragscode behandeling letselschade)[21] , de tweede gedeeltelijk[22] en de verkeersverzekering in vrijwillige vorm, zoals de schadeverzekering inzittenden ('s.v.i.').
[1] Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen, 22 juni 2007, 2003/0168 (COD), C6-0142/2007, PE-CONS 3619/07.
'Rome I' heeft betrekking op contractuele verbintenissen. Met Rome I wordt het Verdrag van Rome bedoeld dat in juni 1980 voor ondertekening is opengesteld en op 1 april 1991 in werking is getreden; zie voor de geconsolideerde versie PB C 27 van 26-01-1998, p. 34. Rome II moet gezien worden als de logische voortzetting van Rome I en 'Brussel I', dit is de Verordening (EG) nr 44/2001 van de Raad van 22 december, PB L 12 van 16-01-2001, die weer het Verdrag van Brussel vervangt, waarvan de geconsolideerde versie is gepubliceerd in PB C 27 van 26-01-1998.
[2] Zie hiervoor L. Strikwerda, Inleiding tot het Nederlandse internationaal privaatrecht, Deventer 2002, p. 180 t/m 195 en A.P.M.J. Vonken, Verkeersongevallen, Deventer 1996.
[3] Wet van 11 april 2001, Stb. 190, in werking getreden op 1 juni 2001.
[4] Zie HR 19 november 1993, NJ 1994, 622.
[5] Zie Vonken a.w., p. 43 en 44.
[6] Het Haags Verdrag inzake de wet welke van toepassing is op verkeersongevallen op de weg van 4 mei 1972, Trb. 1971 nr 118, in Nederland in werking getreden op 30 december 1978.
[7] Zie Strikwerda a.w., p. 193 en uitgebreider A.P.M.J. Vonken, Een internationaal verkeersongeval: de rechtstreekse vordering tegen de verzekeraar, VRA 2001, p. 304.
[8] Richtlijn 2005/14/EG van 11 mei 2005, Pb EG L 149 van 11 juni 2005.
[9] Richtlijn 2000/26/EG van 16 mei 2000, Pb EG L 181 van 20 juli 2000.
[10] Verordening 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, Pb EG L 12 van 16 januari 2001. Art. 5 van de vijfde WAM-richtlijn stelt bij wijze van overweging onder verwijzing naar deze verordening dat de benadeelde tegen de buitenlandse WAM-verzekeraar in eigen land een rechtsvordering kan instellen. Of dat daadwerkelijk kan, is nog niet helemaal duidelijk. Er loopt over deze kwestie thans een door het Bundesgerichtshof (D) ingestelde prejudiciële vraag bij het Europese Hof.
[11] Het Wetsvoorstel Affectieschade (w.o. 28 781, Aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van strafvordering en de Wet Schadefonds Geweldmisdrijven in verband met de vergoedbaarheid van schade als gevolg van het overlijden of ernstig en blijvend letsel van naasten) is blijven steken bij de behandeling in de Eerste Kamer en wacht op de uitslag van nader onderzoek door de VU Amsterdam naar behoeften, verwachtingen en ervaringen van slachtoffers en hun naasten met betrekking tot het civiele aansprakelijkheidsrecht. Het rapport met de bevindingen uit het onderzoek is in juli 2007 bekend gemaakt. Daaruit blijkt dat de behoeften niet louter financieel zijn, maar het proces waarlangs tot het resultaat gekomen wordt ook van belang is voor slachtoffers. Het rapport adviseert nader onderzoek.
[12] Deze inschattingen van de gemiddelde behandeltijd zijn gebaseerd op de praktijk van ANWB Rechtshulp.
[13] Niet alleen kan bij de causale toerekening een rol spelen of er schuld- of risicoaansprakelijkheid van toepassing is op het ongeval en of er veiligheidsvoorschriften zijn overtreden, maar ook kan de ernst van de gemaakte fout of van de gevolgen een rol spelen.
[14] Tijdens de Europaïsche Verkehrsrechtstage in 2005 ('Trier VI') werden al kanttekeningen geplaatst bij de toepasselijkverklaring van het recht van het land van het slachtoffer op het schadevergoedingsrecht, onder meer door prof. dr. Ansgar Staudinger uit Bielefeld. Zie ook Werner Kaessmann, Kongress 'Rome II'- Abwickelung von Schadenersatzansprüchen nach Verkehrsunfällen nach den Regelungen des Unfall- oder des Heimatlandes?, DAR 10/2006, p. 584-585.
[15] Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en van de Raad betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen ('Rome II'), Brussel, 22-7-2003, COM(2003) 427 definitief, 2003/0168 (COD), ingediend door de Commissie van de Europese gemeenschappen.
[16] Verslag van de Commissie juridische zaken van het Europees Parlement d.d. 27-6-2005, rapporteur Diana Wallis A6-0211/2005.
[17] Advies van de Commissie d.d. 14-3-2007, COM(2007), 2003/0168 (COD) paragraaf 4.3 t.a.v. de verwerping van de amendementen (vierde bolletje).
[18] Zie M. Faure en T. Hartlief, Naar een harmonisering van het aansprakelijkheidsrecht in Europa?, NJB 2003, p. 170-177.
[19] 2003/0168 (COD) C 6-0142/2007; de gemeenschappelijke tekst van het bemiddelingscomité is goedgekeurd door het EP op 10 juli 2007 (T 6-0317/2007).
[20] M. Renckens, Naar een 'Europese verkeersschadeverzekering buitenland'?, NJB 2003, nr 18. Tijdens een vergadering van de FIA-Commission Legal & Consumer Affairs in 2007 te Kaapstad bleek een meerderheid van de ca 35 aanwezige juristen voorstander van een dergelijke verzekering te zijn. In de FIA, Féderation Internationale d'Automobiles, zijn de ANWB en haar zusterclubs verenigd.