VR 2012/2 Begroting van smartengeld in Engeland

2

Begroting van smartengeld in Engeland

Prof. mr. C.C. van Dam *

* Honorair Hoogleraar Europees privaatrecht Universiteit Utrecht en Visiting Professor King’s College London (waar hij Engels en vergelijkend aansprakelijkheidsrecht doceert).

2

‘Care must be exercised not to freeze the

compensation for non-pecuniary loss

at a level which the passage of time

and changes in circumstances make

inadequate. The compensation

must remain fair, reasonable and just.’1)

In het kader van de discussie over een mogelijke verhoging van smartengeldbedragen in Nederland,2)geeft deze bijdrage informatie over de manier waarop in Engeland het smartengeld wordt vastgesteld. In paragraaf 2 ga ik in op de zogenaamde Guidelines (richtlijnen) voor het bepalen van de hoogte van het smartengeld en beantwoord ik de vraag of deze richtlijnen een voorbeeld ter navolging in Nederland zijn. In paragraaf 3 komt het rapport van de Law Commission uit 1999 aan de orde, waarin op basis van een uitgebreide consultatie werd geconcludeerd dat de hoogte van het smartengeld in brede kring als te laag werd beschouwd. Het vervolg van dit rapport (paragraaf 4) is de zaak Heil v Rankin3)uit 2001, waarin de Court of Appeal de smartengeldbedragen voor de ernstiger vormen van letsel verhoogde, zij het in aanzienlijk geringere mate als de Law Commission had voorgesteld.

1. Verband tussen hoogte smartengeld en leeftijd rechter

In het Verenigd Koninkrijk werd de hoogte van het smartengeld (damages for non pecuniary loss) oorspronkelijk bepaald door de jury. Tegenwoordig gebeurt dat door de rechter: in Engeland en Wales al sinds 1934, in Noord-Ierland pas sinds 1987. In Noord-Ierland zijn de smartengeldbedragen tot twee keer zo hoog als in Engeland. Dat komt omdat de rechters in Noord-Ierland zich in 1987 oriënteerden op de laatste jury-uitspraken. De Engelse rechters hadden dat in 1934 ook gedaan, maar sindsdien bleven de daar toegekende bedragen achter bij die in Noord Ierland.

Hieruit kan voorzichtig worden afgeleid dat de vox populi vermoedelijk geneigd is om hogere smartengeldbedragen toe te kennen dan rechters. In een introspectieve speech zag de Noord-Ierse rechter Lord Lowry ook een verband tussen de hoogte van het smartengeld en de in het Verenigd Koninkrijk doorgaans gevorderde leeftijd van rechters:4)

‘This tendency is inevitable, since the age of judges ranges from middle-aged to elderly and, as objective people (…) will readily concede, elderly people (particularly men), if they are not in business or constantly dealing with pecuniary transactions of some kind, become less adaptable and less receptive to changing values, even though at the same time they may remain intellectually able and alert.’5)

Vrij vertaald: oudere (mannelijke) rechters, ook als ze ze nog allemaal op een rijtje hebben, zijn geneigd lagere smartengeldbedragen toe te kennen omdat ze niet meer zo goed weten wat geld waard is. Het is een van de fameuze tegeltjeswijsheden waar Britse rechters om bekend staan. Hieronder zal blijken of er ook, zoals wel vaker bij tegeltjeswijsheden, een kern van waarheid in schuilt.

2. Guidelines van de Judicial Studies Board

Smartengeld wordt in Engeland aangeduid met de term damages for non-pecuniary loss (vergoeding van niet op geld waardeerbare schade). Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen pain and suffering enerzijds en loss of amenities anderzijds. Het eerste ziet op het effect dat het letsel heeft op lichaam en geest van de gewonde, terwijl het tweede ziet op het effect van het letsel op diens dagelijks leven, zoals het niet meer kunnen beoefenen van een hobby. Voor pain and suffering hanteert de rechtspraak een subjectieve test en voor loss of amenities een objectieve test. Dat betekent dat een slachtoffer in geval van bewusteloosheid geen recht heeft op vergoeding voor pain and suffering maar wel voor loss of amenities.6) Dit volgt uit de beslissing van de House of Lords in West & Son v Shephard,7) waarin Lord Morris zei:

‘The fact of unconsciousness is therefore relevant in respect of and will eliminate those heads or elements of damage which can only exist by

being felt or thought or experienced. The fact of unconsciousness does not, however, eliminate the actuality of the deprivations of the ordinary experiences and amenities of life which may be the inevitable result of some physical injury.’

Hoewel de rechtspraak deze soorten immateriële schade onderscheidt, bestaat de vergoeding uit één bedrag (lump sum) en dus niet voor elke post een apart bedrag.

Om de consistentie in de toekenning van smartengeldbedragen te bevorderen, publiceert de Judicial Studies Board (JSB) sinds 1992 de zogenaamde Guidelines (richtlijnen) voor het vaststellen van de hoogte van het smartengeld.8) In 2010 verscheen de 10e editie. De JSB, opgericht in 1979, is verantwoordelijk voor de training van rechters (een soort Britse SSR dus). De werkgroep van de JSB die zich bezighoudt met het samenstellen van de Guidelines bestaat uit rechters en advocaten en staat onder voorzitterschap van High Court rechter Sir Colin Mackay.

De Guidelines zijn gebaseerd op rechterlijke uitspraken die ter kennis van de JSB zijn gekomen. Op geen enkele van de 64 pagina’s is echter een concrete uitspraak te vinden. De Guidelines zijn niet bedoeld om de hoogte van het smartengeld voor te schrijven, maar geven aan wat de JSB beschouwt als de actuele smartengeldbedragen die door rechters worden toegekend. De belangrijkste functie van de (ongeveer tweejaarlijkse) update van de Guidelines is om de bedragen aan te passen aan de geldontwaarding.9) Als een rechter zich niet kan vinden in de aangegeven bedragen, moet hij deze negeren en zelf vaststellen wat hij in het concrete geval een redelijk bedrag vindt. Een dergelijke uitspraak wordt dan in de volgende editie verwerkt. De Guidelines volgen de rechterlijke uitspraken dus op min of meer dezelfde manier als het Smartengeldboek van Verkeersrecht doet. Ze zijn niet trendsettend maar trendvolgend. Wel neemt, net als bij het Smartengeldboek, het gezag met de jaren toe:

‘As theGuidelinesbecome increasingly recognised, their guidance is adopted more frequently by practising lawyers and judges, and, as the guidance is more frequently adopted, theGuidelinesbecome increasingly recognised.Awell merited virtuous circle.’10)

De Guidelines onderscheiden tien smartengeldcategorieën: (1) verlammingen, (2) hoofdletsel, (3) psychische schade, (4) letsel dat de zintuigen aantast, (5) schade aan inwendige organen, (6) orthopedische schade, (7) gezichtsletsel, (8) littekens op andere delen van het lichaam, (9) schade aan haar, (10) dermatitis. De meeste categorieën zijn verdeeld in subcategorieën waarvoor de Guidelines voor het toe te kennen smartengeld steeds een richtbedrag of een bandbreedte aangeven.

Een voorbeeld: bij een verlamming van alle ledematen (quadriplegia, categorie 1, p. 3) is de bandbreedte voor het smartengeld £212,500-265,000 (€ 255.00-318.000). De toelichting bij deze bedragen is zeer summier. Allereerst wordt opgemerkt dat het binnen de bandbreedte toe te kennen bedrag afhankelijk is van

• de omvang van de resterende bewegings-
capaciteit

• de aanwezigheid en omvang van pijn

• depressies

• leeftijd en levensverwachting

Daarnaast wordt vermeld dat de ‘... top of the bracket will be appropriate only where there is significant effect on senses or ability to communicate. It will also often involve significant brain damage.’ Dat is alle informatie voor deze letselcategorie.

In de praktijk bieden de Guidelines dus maar een beperkt houvast bij het vaststellen van de hoogte van het smartengeld. In de meeste gevallen zal de praktijk daarnaast meer specifieke informatie en rechterlijke uitspraken opzoeken in een van de vier losbladige (gele) klappers van Kemp and Kemp,11) een combinatie van de losbladige groene klappers en het Smartengeldboek van Verkeersrecht

De Guidelines zijn, zoals opgemerkt, trendvolgend en dus geen middel om de smartengeldbedragen intrinsiek (afgezien van de aanpassing aan de inflatie) te verhogen. Hun nut ligt vooral hierin dat zij een beknopt overzicht geven van smartengeldbedragen per letselcategorie die vervolgens weer in subcategorieën is onderverdeeld. Op deze wijze kan snel een weg gevonden worden in het bos van uitspraken. In de meeste gevallen zal de praktijk echter meer specifieke informatie en uitspraken nodig hebben voor het vaststellen van het smartengeld.

Ter illustratie staan in het kader enkele significante voorbeelden uit elk van de tien hoofdcategorieën (de gehanteerde wisselkoers is £1 = € 1,20).

3. Law Commission

In 1999 publiceerde de Law Commission haar rapport Damages for Personal Injury: Non-Pecuniary Loss.12) De Law Commission voor Engeland en Wales is een onafhankelijk orgaan dat in 1965 is ingesteld door het Britse Parlement.13) Het is haar taak om voorstellen te doen om het recht van Engeland en Wales eenvoudiger, toegankelijker, eerlijker, moderner en efficiënter te maken. De Law Commission stuurt haar rapporten met aanbevelingen naar het Parlement, dat dan al dan niet tot wetgeving kan overgaan. Het gezag van de Law Commission laat zich aflezen uit het feit dat ongeveer twee derde van haar voorstellen in wetgeving wordt omgezet.

In 1995 bevatte het programma van de Law Commission onder meer een onderzoek naar

‘... the principles governing and the effectiveness of the present remedy for damages for monetary and non-monetary loss, with particular regard to personal injury litigation’.

In het bijzonder zou worden gekeken naar

‘... the award of damages for pain and suffering and other forms of non-pecuniary loss’.

Dit in 1995 aangekondigde onderzoek van de Law Commission naar de hoogte van het smartengeld begon in 1996 met de publicatie van de Consultation Paper Damages for Personal Injury: Non-Pecuniary Loss. Drie jaar later verscheen het eindrapport.14) Hierin deed de Law Commission de aanbeveling om het smartengeldniveau te verhogen:

‘(1) voor letsel met een smartengeld van meer dan £3,000 zou het bedrag moeten worden verhoogd met minimaal een factor 1.5 en maximaal een factor 2;

(2) voor letsel met een smartengeld van £2,001-£3,000 zou het bedrag moeten worden verhoogd met minder dan een factor 1.5 (een bedrag van £2,500 zou bijvoorbeeld moeten worden verhoogd met ongeveer 25%).’15)

De Law Commission baseerde haar conclusies en aanbevelingen op een viertal gegevens. In de eerste plaats de reacties op de Consultation Paper. Hierop reageerden onder meer de Lord Chief Justice, Lord Bingham, rechters van de High Court, van de District Courts en advocaten. Van hen vond

a. minstens 75% de vergoeding voor zeer ernstig letsel te laag;

b. minstens 50% de vergoeding over de hele linie te laag;

c. ongeveer 50% de vergoeding voor gering letsel (minor of trivial) niet te laag (rond 12% vond deze vergoedingen te hoog);

d. 74,5% dat de bedragen niet in de pas waren gebleven met de geldontwaarding.

In de tweede plaats baseerde de Law Commission haar conclusies en aanbevelingen op een onderzoek van Professor Hazel Glenn uit 1994.16) Zij interviewde vier groepen personen die smartengeld hadden ontvangen: Groep 1 van £5,000-£19,999, Groep 2 van £20,000-49,999, Groep 3 van £50,000-£99,999 en Groep 4 £100,000 en meer. Glenn concludeerde dat 60% van de respondenten in Groep 1 en 66% van de respondenten in de Groepen 2-4 ontevreden waren met het bedrag dat ze hadden ontvangen. De meesten vonden dat het compensatiebedrag inadequaat was omdat hun hele manier van leven was geruïneerd. Volgens de Law Commission liet dit onderzoek zien dat letsel een significant nadelig effect heeft op het leven van slachtoffers en ook dat de vergoedingen voor immateriële schade voor ernstig letsel te laag waren. De Law Commission wees op het feit dat de levensverwachting, ook van personen met zeer ernstig letsel, inmiddels aanzienlijk hoger was dan voorheen. Volgens de Commission moest dit implicaties hebben over de gehele smartengeldlinie.17)

Ten derde gebruikte de Law Commission voor haar conclusies en aanbevelingen onderzoek van de Legal Aid Board Research Unit.18) Hieruit bleek dat 64% van de succesvolle slachtoffers na twee jaar volledig was hersteld en 76% na drie jaar. Hierbij ging het echter om gevallen waarin het smartengeld minder dan £5,000 bedroeg.

Een vierde basis voor de conclusies en aanbevelingen van de Law Commission was een onderzoek dat zij had gevraagd van de Office of National Statistics. De Law Commission vond dat de publieke opinie invloed behoorde te hebben op de hoogte van het smartengeld (para. 3.42). Hiertoe werden ongeveer 1.900 volwassenen geïnterviewd die vier soorten casus kregen voorgelegd die waren gebaseerd op rechterlijke uitspraken. De conclusie van de Law Commission was:

‘These figures tend to suggest that the majority of the population would consider the current level of damages for non-pecuniary loss in personal injury cases to be too low, at the very least by 50 per cent, and often by a much larger percentage.’19)

Er bestond dus een discrepantie tussen wat rechters en the man in the street als een redelijke vergoeding beschouwen.20) Volgens de Law Commission ondersteunde ook dit onderzoek haar conclusie dat de vergoedingen voor immateriële schade te laag waren, ook al was een minderheid geen voorstander van hogere bedragen. Wel was het hierdoor volgens de Commission lastiger om een nauwkeurige conclusie te trekken omtrent de mate waarin de bedragen zouden moeten worden verhoogd. Uiteindelijk concludeerde de Commission dat de bedragen zouden moeten worden verhoogd met minstens 50% en hoogstens 100%.21)

Hoe zou deze verhoging moeten worden bewerkstelligd? De Law Commission vond verandering door wetgeving minder gewenst en sprak de hoop uit dat

‘... the Court of Appeal and the House of Lords will use their existing powers to lay down guidelines, in a case or series of cases, which would raise damages in line with the increases recommended’.22)

4. Court of Appeal

4.1. De overwegingen van de Court of Appeal

Het was de Court of Appeal die de handschoen van de Law Commission opnam. Anders dan de meeste andere landen kennen Engeland en Wales slechts één Court of Appeal. Wie leave to appeal krijgt, kan bij dit gerecht in beroep komen tegen beslissingen van de County Courts en de High Court. De Court of Appeal bestaat uit 37 rechters en de Civil Division wordt geleid door de Master of the Rolls.

Terwijl de Supreme Court (tot 2009 de House of Lords) over de toe te passen beginselen gaat, is het de Court of Appeal die met toepassing van deze beginselen in hoogste instantie de omvang van het smartengeld vaststelt. Om deze reden vond het vervolg van het rapport van de Law Commission plaats in de Court of Appeal en niet de (toen) House of Lords. Lord Diplock had in 1983 al opgemerkt:

‘The Court of Appeal, with its considerable caseload of appeals in personal injury actions and the relatively recent experience of many of its members in trying such cases themselves, is, generally speaking, the tribunal best qualified to set guidelines for judges currently trying such actions, particularly as respects non-economic loss’.23)

De beslissingen van de Court of Appeal uit 2001 zijn bekend geworden onder de naam Heil v Rankin. In feite ging het echter om acht zaken die door de Court of Appeal waren geselecteerd voor gezamenlijke behandeling en waarin de letsels varieerden van licht tot zeer ernstig.24) Op deze manier kon het Hof voor diverse categorieën gevallen nieuwe richtlijnen geven voor de hoogte van het smartengeld en kon het mede op basis van de aanbevelingen van de Law Commission vaststellen of en zo ja in hoeverre de maximumbedragen in elke categorie zouden moeten worden verhoogd.

In deze zaken verweerden de gedaagde verzekeraars en de National Health Service (NHS) zich primair met het argument dat niet de rechter maar de wetgever zich over de verhoging van de smartengeldbedragen zou moeten uitspreken. De Court of Appeal verwierp dit argument. Het ging in deze zaken namelijk niet om het vaststellen van nieuwe beginselen maar om de toepassing van bestaande beginselen, in het bijzonder dat van volledige schadevergoeding (full compensation). De Court of Appeal zag voor zichzelf dus een beperkte taak weggelegd, namelijk het geven van nieuwe richtlijnen om aan dit beginsel uitvoering te geven.25)

In zijn beslissing sloot de Court of Appeal zich aan bij de conclusie van de Law Commission dat het nodig was om de smartengeldbedragen te verhogen. Voor wat betreft de mate waarin week de Court echter sterk af van de aanbevelingen van de Law Commission. Waar laatstgenoemde voor de ergste gevallen een verhoging van 50-100% had voorgesteld, verhoogde de Court of Appeal de bedragen slechts met een derde. En waar de Law Commission een algemene verhoging voor bedragen vanaf £2,000 had voorgesteld, stelde de Court of Appeal de grens op £10,000. In de tussenliggende gevallen was volgens de Court of Appeal een verhoging van 10-25% gerechtvaardigd.

De Court of Appeal noemde een aantal redenen om af te wijken van de aanbevelingen van de Law Commission. In de eerste plaats zou de Law Commission te veel betekenis hebben toegekend aan het onderzoek van de Office of National Statistics (de vierde grond, zie par. 2). Weliswaar waren de respondenten gewezen op het feit dat naast vergoedingen voor immateriële schade ook aanzienlijke vergoedingen voor materiële schade worden toegekend, maar dit was volgens de Court of Appeal onvoldoende duidelijk gebeurd. Ook de verwijzing naar een verhoging van verzekeringspremies als gevolg van de verhoging van schadevergoedingsbedragen was volgens de Court of Appeal onvoldoende expliciet (r.o. 87).

Voorts vond de Court of Appeal de onderzoeken van de Legal Aid Board en Professor Hazel Glenn (de tweede en derde grond, zie par. 2) minder overtuigend, onder meer omdat ze te weinig onderscheid zouden hebben gemaakt tussen materiële en immateriële schade en de vergoeding daarvoor (r.o. 90).

Wel hechtte de Court of Appeal veel betekenis aan de reacties op de Consultation (de eerste grond, zie par. 2).26) Hieruit leidde de Court af dat er grote steun bestond voor het verhogen van de bedragen in de hoogste smartengeldcategorieën en geen steun voor het verhogen van de bedragen in de lagere categorieën (r.o. 91). Voorts vond het ook de gestegen levensverwachting een relevante factor (r.o. 94). Daar stond tegenover dat ook rekening moest worden gehouden met de gevolgen voor de verzekeringspremies als de smartengeldbedragen zouden worden verhoogd (r.o. 95). Opmerkelijk genoeg bevatte de beslissing van de Court of Appeal geen concrete informatie over de omvang van dit effect.

4.2. De beslissingen van de Court of Appeal

In Warren v The Northern General Hospital NHS Trust en Annable v South Derbyshire Health Authority ging het om jongens die ernstig hersenletsel hadden opgelopen als gevolg van een medische fout bij de bevalling. Hierdoor waren zij meervoudig gehandicapt en was hun mobiliteit en coördinatie in ernstige mate aangetast. De rechtbank (trial judge) kende in overeenstemming met vergelijkbare gevallen aan beiden een smartengeld toe van £135,000. De Guidelines gaven voor deze gevallen een bandbreedte van £110,000-150,000.

De Court of Appeal overwoog dat de jongens zodanig ernstig letsel hadden opgelopen dat zij vrijwel alle middelen hadden verloren om van het leven te genieten. Ze leden geen pijn maar zouden te kampen krijgen met gevoelens van frustratie en angst wanneer ze zich in toenemende mate de reikwijdte en impact van hun handicap zouden gaan realiseren. De Court of Appeal besliste dat voor deze gevallen voortaan een bandbreedte van £150,000-200,000 moest gelden, een verhoging met ongeveer 35%. Aan elk van de jongens kende de Court of Appeal een bedrag van £175,000 toe.

In Ramsay v Rivers ging het om een 44-jarige vrouw die bij een verkeersongeluk levensgevaarlijk gewond was geraakt. Ze liep hersenletsel op dat haar blijvend en substantieel beperkte in haar functioneren. Ze was halfzijdig verlamd en rolstoelgebonden. De rechter stelde vast dat het letsel viel in de categorie ‘gemiddeld ernstig hersenletsel’ (moderately severe brain injury), waarvoor de bandbreedte in de Guidelines £90,000-£110,000 was. Hij kende een smartengeld van £110,000 toe. De Court of Appeal besliste dat ook in deze categorie plaats was voor een verhoging en kende aan de vrouw een smartengeld van £138,000 toe, een verhoging met ongeveer 25%.

In Tracey Kent v London Ambulance Service ging het om een 26-jarige vrouw die als gevolg van zuurstofgebrek hersenletsel had opgelopen. De rechter categoriseerde het letsel als gemiddeld (moderately brain injury) en achtte de London Ambulance Service voor de schade aansprakelijk, omdat deze te laat op een noodoproep had gereageerd. De rechter kende haar een smartengeld van £80,000 toe. De Guidelines gaven een bandbreedte £65,000-90,000 maar de Court of Appeal verhoogde die met 20% naar £78,000-108,000, een verhoging met 26-33%, en kende het slachtoffer £95,000 toe.

Twee zaken, Rees v Mabco en Schofield v Saunders & Taylor Ltd betroffen asbestslachtoffers die waren overleden aan mesothelioom. In deze gevallen verhoogde de Court of Appeal het door de rechter toegekende smartengeld met 10%, van £40,000 naar £44,000 en van £45,000 naar £50,000.

De Court of Appeal weigerde echter in te grijpen in een geval van een post traumatic stress disorder (PTSD) waarvoor £6,000 was toegekend en een bandbreedte bestond van £3,500-£9,500, omdat ‘… it is below the level of seriousness at which we consider that any general increase should operate.’ Zoals hierboven reeds opgemerkt, hanteerde de Court of Appeal als ondergrens voor een algemene verhoging £10,000 waar de Law Commission £2,000 had gesuggereerd. Omdat de meeste smartengeldbedragen onder de £10,000 blijven, is de reikwijdte van de uitspraken van de Court of Appeal in de praktijk beperkt.

5. Conclusie

Het nut van de Engelse Guidelines ligt vooral in het bieden van een beknopt overzicht van smartengeldbedragen per letselcategorie. Omdat ze geen verwijzingen naar concrete rechtspraak bevatten, zal de praktijk in de meeste gevallen behoefte hebben aan meer specifieke informatie. De Guidelines zijn trendvolgend en niet trendsettend (par. 2): ze oriënteren zich op bestaande rechtspraak en vormen geen middel om de smartengeldbedragen intrinsiek (afgezien van aanpassing aan inflatie) te verhogen.

In 2001 zorgde de Court of Appeal voor een kleine doorbraak door de smartengeldbedragen in de hoogste categorieën te verhogen. Dat was het antwoord op de conclusie van de Law Commission in 1999 dat de hoogte van het smartengeld in brede kring als te laag werd beschouwd, vooral voor de zwaarste letsels. De Law Commission suggereerde de bedragen te verhogen met 50-100% maar de Court of Appeal ging voor de ernstigste gevallen niet verder dan 35%. In andere gevallen was de verhoging geringer en bij bedragen tot £10,000 bleef verhoging geheel achterwege. Al met al kwam de Court of Appeal dus slechts in zeer beperkte mate tegemoet aan de aanbevelingen van de Law Commission (par. 3 en 4).

Dit gebeurde in weerwil van sterke indicaties dat (a) in de samenleving de smartengeldbedragen als veel te laag werden beschouwd en (b) jury’s doorgaans aanzienlijk hogere smartengeldbedragen toekenden dan rechters. Had Lord Lowry (par. 1) dan toch een beetje gelijk met zijn uitspraak dat er een verband is tussen de leeftijd van rechters en de hoogte van het smartengeld?

1. Court of Appeal in Heil v Rankin (2001) QB 272, nr. 27.

2. Zie Forum, Verkeersrecht 2011 editie 12, p. 383-384.

3. Heil v Rankin (2001) QB 272.

4. Het Verenigd Koninkrijk kent geen carrièrerechters zoals de meeste landen op het Europese continent. Rechters worden gerekruteerd uit de advocatuur en veelal pas rond hun 50e levensjaar benoemd. De meest succesvolle (en rijkste) advocaten brengen het tot een plaats in de High Court, Court of Appeal en Supreme Court. Zie het nog altijd actuele boek van J.A.G. Griffiths, The Politics of the Judiciary, 5th edition (Fontana: London 1997).

5. Simpson v Harland & Wolff PLC (1988) NI 432, at 440.

6. Cees van Dam, European Tort Law (OUP: Oxford, 2006), nr. 1206-1207.

7. H. West & Son v Shephard (1964) AC 326, (1963) 2 WLR 1359, (1963) 2 All ER 625. In dezelfde zin Lim Poh Choo v Camden Area Health Authority (1980) AC 174.

8. Judicial Studies Board, Guidelines for the Assessment of General Damages in Personal Injury Cases, 10th ed. (Oxford 2010).

9. Guidelines, p. 1.

10. Lord Neuberger of Abbotsbury (Master of the Rolls), Foreword to the tenth edition of the JSB’s Guidelines for the Assessment of General Damages in Personal Injury Cases, p. vii.

11. William Norris a.o. (ed.), Kemp and Kemp: Quantum of Damages, looseleaf (London 2011).

12. The Law Commission, Damages for Personal Injury: Non-Pecuniary Loss, Law Com No 257 (London 1998).

13. Law Commissions Act 1965. Bij dezelfde wet werd de Scottish Law Commission ingesteld.

14. The Law Commission, Damages for Personal Injury: Non-pecuniary Loss, London 1998 (Law Com No 257): http://www.justice.gov.uk/lawcommission/docs/lc257_Damages_Personal_Injury_Non-pecuniary_Loss.pdf (laatst geraadpleegd op 28 december 2011).

15. Commission Report No. 257, para. 3.40.

16. Hazel Glenn, Personal Injury Compensation : How Much is Enough?

17. Para. 3.32.

18. De onderzoeksafdeling van de Legal Aid Board, vergelijkbaar met de Raad voor Rechtsbijstand in Nederland.

19. Para. 3.58.

20. Zie hierboven, par. 1.

21. Para. 3.59.

22. Commission Report No. 257, para. 5.10).

23. Lord Diplock in Wright v British Railways Board (1983) 2 AC 773, 785.

24. Heil v Rankin (2001) QB 272.

25. Heil v Rankin (2001) QB 272, r.o. 20 en 22 met verwijzing naar Lord Blackburn in Livingstone v Rawyards Coal Company (1880) 5 App. Cas. 25 op p.39.

26. Op zich is dit niet erg verwonderlijk. Een groot deel van de respondenten (zie par. 3) behoorden immers tot de peer group van de rechters in de Court of Appeal.

Letselcategorie

Subcategorie

Bandbreedte

smartengeld

1. Verlamming

Verlamming vier ledematen

£212,500-265,000

€ 255.000-318.000

2. Hoofdletsel

Zeer ernstig hersenletsel

£185,000-265,000

€ 222.000-318.000

3. Psychische schade

Ernstig

£36,000-76,000

€ 43.200-91.200

4. Beschadiging van zintuigen

Volledige blindheid of doofheid

rond £265,000

€ 318.000

5. Letsel aan inwendige organen

Verlies van beide nieren

£111,000-138,000

€ 133.200-165.600

6. Orthopedisch letsel

Amputatie beide benen

£158,000-185,000

€ 189.600-222.000

7. Letsel aan het gezicht

Zeer ernstige littekens en misvorming(vrouw)

£31,750-64,000

€ 38.100-76.800

8. Littekens op andere delen van

het lichaam

 

£5,000-15,000

€ 6.000-18.000

9. Beschadiging van het haar

 

£4,800-7,250

€ 5.760-8.700

10. Dermatitis

 

£9,000-12.600

€ 10.800-15.120