Medische aansprakelijkheid en COVID-19

VR-kort
Artikel
13 april 2021

Jonna de Clerck en Stijn Konning
Nu het een jaar geleden is dat het coronavirus de Nederlandse gezondheidszorg raakte, volgen nu de eerste aansprakelijkheidsstellingen door patiënten van hun zorgverlener of zorginstelling vanwege medisch onzorgvuldig handelen in de afgelopen periode. In dit artikel bespreken de auteurs of deze coronaclaims kansrijk zijn en hoe hiermee in de praktijk om te gaan.
Bij de beoordeling van het handelen van een zorgverlener staat centraal of er is gehandeld als een goed hulpverlener. Dit wordt getoetst aan de norm van de redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot onder soortgelijke omstandigheden. De patiënt heeft recht op een zorgverlener die in vergelijking met vakgenoten een gemiddelde bekwaamheid heeft en ook in het specifieke geval conform die bekwaamheid heeft gehandeld. De patiënt heeft recht op een goed gemiddelde; er wordt niet uitgegaan van het meest optimale handelen. Uit de definitie van de norm volgt dat de omstandigheden van belang zijn voor de beoordeling, getoetst wordt immers aan soortgelijke omstandigheden: zou een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot in die omstandigheden hetzelfde hebben kunnen handelen.
Het in de norm gelegen aspect van soortgelijke omstandigheden is ook van belang bij de juridische beoordeling van medische aansprakelijkheidsclaims in tijden van het coronavirus. Bij elke coronaclaim zal dus beoordeeld moeten worden in hoeverre het handelen of nalaten van de zorgverlener is ingegeven door veranderde omstandigheden. Per claim kunnen de omstandigheden ook verschillend zijn. Wanneer geconcludeerd wordt dat niet conform de norm is gehandeld, terwijl wel de overtuiging bestaat dat het handelen is beïnvloed door de gewijzigde omstandigheden, dan zou een beroep op overmacht nog uitkomst kunnen bieden. Er zijn immers situaties denkbaar dat de tekortkoming de hulpverlener door de bijzondere omstandigheden niet kan worden toegerekend.
Het verdient aanbeveling om bij de beoordeling van coronaclaims zorgvuldig te werk te gaan en de veranderde omstandigheden nauwkeuring in kaart te brengen alvorens te beoordelen of er is gehandeld als een goed hulpverlener. De auteurs menen dat een zorgvuldige beoordeling van goed hulpverlenerschap in een groot deel van de gevallen zou moeten leiden tot de conclusie dat de schade voortvloeit uit de veranderde omstandigheden door het coronavirus en niet valt af te wenden op de hulpverlener. Daarmee zou de schadelast door het coronavirus beheersbaar moeten blijven. Mocht toch een tekortkoming worden vastgesteld die hiermee samenhangt, dan kan een beroep op overmacht mogelijk uitkomst bieden.
 

 

Bron: 
PIV-Bulletin maart 2021, afl. 1, p. 19-22