Symptoomvaliditeit: de achilleshiel van de neuropsychologische diagnostiek

VR-kort
Artikel
10 november 2016

Dr. M.P.H. Hendriks en dr. P.T. van der Heijden
In een expertiseonderzoek wordt vaak neuropsychologische diagnostiek betrokken. In het kader van het neuropsychologisch onderzoek is duidelijk dat een onderzochte cliënt zich niet altijd optimaal inzet. Ook is het zeker niet zo dat wat een cliënt niet laat zien, hij of zij niet zou kunnen. Bij het uitvoeren van neuropsychologische tests is er soms een belang om juist niet zo goed mogelijk te presteren. Een groter probleem ligt bij de neuropsycholoog zelf; zij denken te kunnen waarnemen of een cliënt wel of niet zijn uiterste best doet. Het is al lange tijd bekend dat ook ervaren neuropsychologen niet uitsluitend kunnen vertrouwen op hun kritische blik bij het beoordelen van de inzet van de cliënt. Het traditioneel neuropsychologisch onderzoek kent dus een achilleshiel. Zetten cliënten zich niet in op hun feitelijk niveau, dan zullen de resultaten niet valide zijn.
Om inzicht in de validiteit te krijgen, wordt in de neuropsychologische diagnostiek gebruik gemaakt van zogenoemde symptoomvaliditeitstests (SVT's).
In dit artikel wordt als eerste stilgestaan bij het neuropsychologisch onderzoek in de praktijk en de verschillende begrippen die worden gebruikt rondom symptoomvaliditeit. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de prevalentie van onderpresteren en het meten ervan, waarbij voorbeelden worden gegeven van veelgebruikte tests. Het artikel eindigt met enkele richtlijnen voor het gebruik van SVT’s en de rapportage aan cliënten en verwijzers.

Bron: 
Letsel & Schade 2016, afl. 3, p. 6-14