Zoeken

13 resultaten gevonden

  1. VR 2019/202 Dood door schuld. Bestuurder van politieauto. Optische en geluidssignalen.

    Jurisprudentie
    De verdachte is, terwijl het verkeerslicht in zijn richting rood licht uitstraalde, met de door hem bestuurde politieauto over de busbaan een grote kruising opgereden met een snelheid van ten minste 90 km/u, waarbij alleen al de remweg even lang was als de gehele kruising, en is in botsing is gekomen met het slachtoffer dat van rechts op een snorfiets aankwam. Zodanig verkeersgedrag kan in beginsel de gevolgtrekking dragen dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden en dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte als bedoeld in art. 6 WVW 1994 is te wijten.Dat kan in
  2. VR 2019/203 Uitstel onherroepelijk worden uitspraak.

    Jurisprudentie
    In zijn arrest van 30 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:2002, heeft de Hoge Raad overwogen dat onder 'grieven' als bedoeld in art. 410, eerste lid, Sv zowel bezwaren direct gericht tegen het oordeel van de rechter in eerste aanleg als andersoortige gronden voor het instellen van het beroep kunnen vallen. Dit geldt ook voor de in art. 416, eerste en tweede lid, Sv genoemde mondelinge 'bezwaren tegen het vonnis'. Als het indienen van een 'grief' of het opgeven van een 'bezwaar' in de hiervoor bedoelde zin kan echter niet worden aangemerkt de enkele omstandigheid dat namens de verdachte is aangevoerd
  3. VR 2019/204 Benadeelde partij. Proceskosten. (Voorwaardelijke) toevoeging.

    Jurisprudentie
    Door een benadeelde partij gemaakte kosten voor rechtsbijstand zijn - anders dan door de benadeelde partij gevorderde vermogensschade als bedoeld in art. 51a Sv en art. 6:96 BW - te rekenen tot de proceskosten waaromtrent de rechter ingevolge art. 592a Sv in de daar bedoelde gevallen een afzonderlijke beslissing dient te geven, die ingevolge art. 361, zesde lid, Sv in de uitspraak dient te worden opgenomen (vgl. HR 18 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:ZD1786).Een redelijke uitleg van art. 592a Sv brengt mee dat bij de begroting van de daar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in
  4. VR 2019/205 Rijden met ongeldig verklaard rijbewijs. Datum van ingang. Bekendmaking.

    Jurisprudentie
    Art. 132, vierde lid, WVW 1994 bepaalt dat de ongeldigverklaring van kracht is met ingang van de zevende dag na die waarop het besluit tot ongeldigverklaring aan de houder van het rijbewijs is bekendgemaakt. Van enige vorm van bekendmaking van het besluit aan de verdachte geven de gebezigde bewijsmiddelen echter geen blijk. Derhalve kan in het licht van de gebezigde bewijsmiddelen niet worden vastgesteld dat het rijbewijs van de verdachte op 3 juni 2014 ongeldig was verklaard, zodat evenmin uit deze bewijsmiddelen kan volgen dat de verdachte redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs
  5. VR 2019/206 Rijden onder invloed. Drugs. Strafmaat.

    Jurisprudentie
    Met betrekking tot de straftoemeting ter zake van het rijden onder invloed van cocaïne in een geval als het onderhavige, waarin louter sprake is van de constatering dat de grenswaarde van die stof, genoemd in artikel 3 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer is overschreden, acht het hof als uitgangspunt een geldboete van € 850,-, subsidiair 17 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden passend en geboden. In strafmatigende zin houdt het hof rekening met de omstandigheid dat het rijbewijs van de verdachte
  6. VR 2019/207 Zwaar lichamelijk letsel door schuld. Hoge mate van schuld maar geen roekeloosheid. Rijden onder invloed.

    Jurisprudentie
    Door verdachte is een zeer gevaarlijke inhaalmanoeuvre verricht, waarbij hij twee voor hem rijdende auto’s heeft ingehaald en vervolgens een middengeleider met een voetgangersoversteekplaats links heeft gepasseerd, omdat er onvoldoende uitwijkruimte was om terug te gaan naar de rechter rijbaan. De verdachte is daarna over een afstand van ongeveer 90 meter tot de plaats van het ongeval gedeeltelijk links blijven rijden en zelfs gaan accelereren, terwijl hij een onoverzichtelijke bocht met een voetgangersoversteekplaats naderde. Voorafgaand en tijdens deze onverantwoorde inhaalactie heeft
  7. VR 2019/208 Dood door schuld. Geen roekeloosheid.

    Jurisprudentie
    De verdachte heeft met de door hem bestuurde personenauto met zeer hoge snelheid - 167 km/u waar 50 km/u was toegestaan - en onder invloed van alcohol gereden en is daarbij gebotst op een auto die vanuit een uitrit de weg opreed. De bestuurster van deze auto kwam hierbij om het leven. Dit rijgedrag moet worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig, maar kan niet worden beschouwd als roekeloos in de zin van artikel 175, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachtes zoon reed met eveneens zeer hoge snelheid achter de verdachte aan maar er is geen bewijs voor een snelheidswedstrijd.
  8. VR 2019/209 Dood door schuld? Medeplegen? Gevaarzetting.

    Jurisprudentie
    Verdachtes vader heeft met de door hem bestuurde personenauto met zeer hoge snelheid - 167 km/u waar 50 km/u was toegestaan - en onder invloed van alcohol gereden en is daarbij gebotst op een auto die vanuit een uitrit de weg opreed. De bestuurster van deze auto kwam hierbij om het leven. Verdachte reed met eveneens zeer hoge snelheid achter zijn vader aan. Hij bracht zijn auto tijdig tot stilstand. Geen bewijs voor medeplegen van dood door schuld, wel voor het in gevaar brengen van de veiligheid van het verkeer op de weg.
  9. VR 2019/210 Ongeval zetbank: onrechtmatigheid en beroep verzekeraar op uitsluiting dekking in algemene voorwaarden.

    Jurisprudentie
    In de zomer van 2013 heeft appellant als zzp-er in opdracht van geïntimeerde in hoofdzaak (appellant in de vrijwaringszaak) schilderwerkzaamheden verricht aan het pand van geïntimeerde in de hoofdzaak (appellant in de vrijwaringszaak). Tijdens het verplaatsen van een zware zetbank met behulp van een heftruck en palletwagen valt de zetbank van de lepels van de heftruck en komt op appellant terecht die letselschade oploopt. In de hoofdzaak heeft appellant bij dagvaarding van 31 augustus 2015 geïntimeerde in de hoofdzaak aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. Aan deze vordering
  10. VR 2019/211 Bewijsopdracht omtrent toedracht ongeval.

    Jurisprudentie
    De door de echtgenoot van appellante bestuurde auto is van achter aangereden door de verzekerde van geïntimeerde. In beide uitspraken staat de vraag centraal of de verzekerde van geïntimeerde onrechtmatig heeft gehandeld in de zin van art. 6:162 BW jegens appellante als eigenaar van de auto. Het hof stelt in zijn tussenuitspraak art. 150 Rv als hoofdregel voorop. Volgens vaste rechtspraak biedt het enkele feit dat de achterste auto op de voorste auto is gebotst onvoldoende basis om de bestuurder van de voorste auto geslaagd te achten in het bewijs dat de bestuurder van de achterste auto een
  11. VR 2019/212 Ongeval op rolband in parkeergarage; aansprakelijkheid gemeente afgewezen.

    Jurisprudentie
    Op 23 mei 2016 is verzoekster een ongeval overkomen op een hellende rolband in een parkeergarage. Als gevolg van dit ongeval heeft zij een breuk in haar scheen- en kuitbeen opgelopen. Verzoekster verzoekt te bepalen dat de gemeente aansprakelijk is voor de door haar geleden materiële en immateriële schade, primair op grond van art. 6:174 BW en subsidiair op grond van art. 6:162 BW. De rechtbank onderzoekt of de rolband in de gegeven omstandigheden aan de veiligheidseisen voldeed en of de gemeente in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs meer veiligheidsmaatregelen had moeten nemen
  12. VR 2019/213 Toedracht incident onduidelijk; deelgeschilprocedure niet bedoeld voor voorleggen volledig geschil; verzoek onterecht en onnodig; geen kostenbegroting.

    Jurisprudentie
    Verzoekers hebben in 2016 het evenement '4x4 Beach' op het strand van Katwijk aan Zee bezocht. Dit evenement wordt georganiseerd door vrijwilligers en staat in het teken van het rijden met terreinwagens. Tijdens dit evenement hebben verzoekers meegereden in de rallyvrachtwagen van A, die gratis offroad ritjes aanbood op het hiertoe beschikbaar gestelde parcours op het strand. Tijdens het rijden heeft verzoeker 2 zich beklaagd over pijn in zijn rug. Hij is afgevoerd in een ambulance. In het ziekenhuis is geconstateerd dat hij een gebroken borstwervel had. Verzoeker 1 heeft na het voorval haar
  13. VR 2019/214 Letselschade; voorschot op schadevergoeding afgewezen; reeds voldoende voorschot betaald.

    Jurisprudentie
    In 2011 heeft eiser een verkeersongeval gehad. Terwijl hij met zijn auto stilstond om verkeer op een voorrangsweg voorrang te verlenen, is hij door een verzekerde van Univé aan de achterzijde van zijn auto aangereden. Na het ongeval heeft eiser nekklachten ervaren en in 2013 is bij hem een nekhernia vastgesteld. Univé heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. In kort geding vordert eiser dat de voorzieningenrechter Univé veroordeelt tot betaling van een voorschot op de door hem geleden schade van € 12.000,-. De voorzieningenrechter stelt vast dat Univé vóór de diagnose nekhernia € 11

Zoektips

  • Check of de spelling van de zoekterm klopt
  • Weet u het publicatienummer van een uitspraak of artikel, toets dan bijvoorbeeld in “2021/68”. Het publicatienummer dient dus tussen aanhalingstekens te staan. (N.B.: artikelen hebben vanaf 2011 een publicatienummer; uitspraken hebben allemaal een publicatienummer.) Om een artikel of uitspraak te vinden met een publicatienummer onder de 10 of vlak onder de 100, is het soms nodig om er een nul voor te typen. Bijvoorbeeld “2022/08” of “2021/090”.
  • Gebruik meerdere zoektermen voor een zo relevant mogelijk resultaat:
    • Zoekt u een artikel/uitspraak waarin zowel ‘auto’ als ‘stoplicht’ voorkomt, toets dan in: auto AND stoplicht
    • Zoekt u op één van de woorden, dan toetst u de woorden gewoon los in (auto stoplicht). Het zoekresultaat bevat dan alle artikelen/uitspraken/columns waarin auto en/of stoplicht voorkomt.

Nog niet gevonden wat u zoekt? Neem contact met ons op. Wij helpen u graag!