VRA 2006, p. 1
2006-01-01
Mr J.W. van der Hulst
Uit omvangrijk internationaal onderzoek blijkt duidelijk dat jonge beginnende automobilisten een relatief hoge kans hebben betrokken te raken bij een verkeersongeval. In vergelijking met ervaren automobilisten lopen beginnende automobilisten een erg hoog ongevalsrisico[1] . Dit gegeven heeft de regering ertoe gebracht een pakket aan maatregelen te introduceren dat zich richt tot de beginnende bestuurder van een motorrijtuig. In deze bijdrage zal een overzicht worden gegeven van deze maatregelen. Hierin staan centraal de maatregelen die leiden tot (voorgenomen) wijziging van de Wegenverkeerswet.
Maatregelen voor de beginnende bestuurder
VRA 2006, p. 1
Mr J.W. van der Hulst
Wegenverkeerswet art. 5 Wegenverkeerswet art. 6 Wegenverkeerswet art. 8 Wegenverkeerswet art. 163 Wegenverkeerswet art. 164 Wegenverkeerswet art. 175
1
Profielschets beginnende bestuurder
Het is een feit van algemene bekendheid dat deelname aan het verkeer risico's met zich meebrengt. Mede vanwege de doorgaans hoge snelheden geldt dit ook voor bestuurders van motorrijtuigen. In 2004 vielen er in Nederland 881 verkeersdoden terwijl er in de daaraan voorafgaande acht jaar ieder jaar sprake was van meer dan 1.000 dodelijke verkeersslachtoffers. Daarnaast bedroeg in 2004 het aantal door de politie geregistreerde ziekenhuisgewonden vanwege verkeersongevallen 9.486 personen[2] . Opvallend is dat deze cijfers en de daaraan ten grondslag liggende verkeersongevallen niet evenredig zijn verdeeld over de bestuurders van motorrijtuigen. Indien deze worden ingedeeld naar leeftijd en verkeerservaring blijkt dat het bij een percentage tussen de 85% en 90% gaat om jonge beginnende bestuurders. Deze hebben per gereden kilometer een relatief grote kans om betrokken te raken bij een verkeersongeval. De kans op een ongeval met letsel is zelfs vijf keer zo groot als de kans dat een ervaren automobilist betrokken raakt bij een verkeersongeval met letsel en beginnende bestuurders hebben in vergelijking met ervaren automobilisten acht keer vaker enkelzijdige ongevallen[3] . Daarnaast verliezen ze vaker de controle over hun auto, ze rijden voorafgaand aan een verkeersongeval vaker te hard in het licht van de omstandigheden en ze zijn vaker betrokken bij ongevallen in het weekeinde. Dit verschijnsel doet zich in veel landen voor en is geenszins typisch Nederlands. Een populaire verklaring voor de betrokkenheid van beginnende bestuurders is dat zij vanwege hun jeugdige instelling nogal eens geneigd zijn tot het nemen van onverantwoorde risico's. Uit internationaal onderzoek blijkt dat leeftijdsgebonden factoren inderdaad een verklaring vormen voor het hoge ongevalsrisico van jonge beginnende bestuurders. Vrijwel overal is gedurende de eerste vijf jaar van het rijbewijsbezit het ongevalsrisico ongeveer drie keer groter voor beginnende bestuurders die direct zijn gaan rijden nadat ze daartoe de gerechtigde leeftijd hadden, dan voor de oudere meer ervaren bestuurder[4] . Met name het aantal enkelzijdige ongevallen (d.w.z. ongevallen zonder botsing met een andere verkeersdeelnemer) is bij jonge beginnende bestuurders onevenredig hoog[5] . Jonge beginnende bestuurders hebben vaker een ongeval door verlies van controle over het voertuig, niet verlenen van voorrang, verkeerd inschatten van de stopafstand, bumperkleven en overschrijden van de snelheidslimiet[6] . De algemene factor die het meest lijkt bij te dragen aan dit hoge ongevalsrisico van beginnende bestuurders is het gebrek aan rijervaring[7] . Ook voor Nederland komt uit onderzoek het beeld naar voren dat het hoge ongevalsrisico van beginnende bestuurders voor ongeveer 40% is toe te schrijven aan leeftijdsgebonden factoren en voor 60% aan ervaringsgebonden factoren[8] .
2
De maatregelen
Dit hoge ongevalsrisico voor beginnende bestuurders is voor de regering aanleiding geweest om de afgelopen jaren een aantal maatregelen te ontwerpen die specifiek zijn gericht op deze categorie bestuurders. Een aantal van deze maatregelen is gericht op preventie. Hierbij gaat het allereerst om verkeerseducatie voor het voortgezet onderwijs. De tweede maatregel betreft communicatieve inspanningen met als doel het bevorderen van jongerendeelname op het gebied van verkeersveiligheid en het ontwikkelen van communicatie voor en door jongeren met betrekking tot het thema verkeersveiligheid[9] . Daarnaast wordt gedacht aan een ervaringsmodule in de rijopleiding waarbij het gaat om het voornemen om aspirant-automobilisten in de rijopleiding onder toezicht van een ervaren bestuurder extra rijervaring te laten opdoen. Ook is te wijzen op de voorgenomen invoering van een verplichte training na het behalen van het rijbewijs alsmede op het voornemen om de theorie-examens uit te breiden met een gevaarherkenningstoets[10] .
Andere maatregelen zijn veeleer gericht op ingrijpen achteraf. Daarbij gaat het om de invoering van een voorlopig rijbewijs voor beginnende bestuurders. Een volgende maatregel is de aanscherping van de criteria voor het opleggen van de Educatieve Maatregel Alcohol en Verkeer (EMA). En ten slotte wordt voor beginnende bestuurders de alcohollimiet verlaagd. In het vervolg van deze bijdrage zal ik me richten op deze laatste drie maatregelen omdat die leiden tot een wijziging in het wettelijk stelsel van verkeersgedragregels en de daarmee verbonden sanctionering.
3
De beginnende bestuurder
Kenmerkend voor het pakket maatregelen is dat zij zijn gericht op een tot voor kort onbekende wettelijke doelgroep: de beginnende bestuurder. Iemand is beginnende bestuurder gedurende de eerste vijf jaar na de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, voor zover deze afgifte op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden. Deze omschrijving is met ingang van 30 maart 2002[11] neergelegd in de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid (art. 1 onder f)[12] . Het gaat dan overwegend om jeugdige bestuurders; 80 tot 90% van deze beginnende bestuurders is tussen de 18 en 24 jaar. Maar ook bestuurders die pas op latere leeftijd voor de eerste keer een rijbewijs verwerven, behoren tot de 'beginnende bestuurder'. In het gegeven dat het ongevalsrisico voor de oudere beginnende bestuurder in vergelijking met de jongere beginnende bestuurder lager is, wordt geen aanleiding gezien om de oude beginnende bestuurder uit te zonderen[13] . Wel uitgezonderd zijn de beginnende fietsers.
Het maakt niet uit voor wat voor type motorrijtuig het rijbewijs is afgegeven. Dit eerst afgegeven rijbewijs kan een Nederlands rijbewijs zijn en een door het bevoegd gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs. De termijn van vijf jaar wordt niet gestuit door een eventuele tijdelijke ongeldigheid van het rijbewijs, zoals door een ontzegging van de rijbevoegdheid[14] .
4
Voorlopig rijbewijs
Op 30 maart 2002 is het voorlopig rijbewijs voor beginnende bestuurders ingevoerd. De invoering van dit voorlopig rijbewijs is volgens de regering terug te voeren tot de gedachte die ten grondslag ligt aan het rijbewijzenstelsel. Het behalen van een rijbewijs brengt niet zonder meer mee dat de betrokkene beschikt over de vereiste rijvaardigheid. Enkel op het moment van het rijexamen toont de betrokkene aan voldoende rijvaardigheid te bezitten; door ook daarna veilig te rijden toont hij aan dat hij inderdaad over voldoende rijvaardigheid beschikt. Indien de betrokkene in de vijf jaar na het behalen van het rijbewijs evenwel een aantal met name genoemde verkeersdelicten herhaaldelijk pleegt, geeft hij reden om aan zijn rijvaardigheid te twijfelen. Deze twijfel kan dan leiden tot schorsing van het voorlopige rijbewijs en een onderzoek naar de rijvaardigheid. Dit onderzoek bestaat uit een met het gangbare rijexamen vergelijkbare theorie- en praktijkproef. Blijkt hieruit voldoende rijvaardigheid, dan vervalt de schorsing en mag het rijbewijs weer worden gebruikt. Bij gebleken onvoldoende rijvaardigheid heeft de betrokkene de mogelijkheid om een tweede onderzoek te ondergaan. Indien ook bij dit onderzoek de rijvaardigheid onvoldoende is, wordt het rijbewijs ongeldig verklaard. Om aan een nieuw (voorlopig) rijbewijs te komen, zal de betrokkene dan opnieuw een regulier rijexamen moeten afleggen.
Het vermoeden van onvoldoende rijvaardigheid dat de opstap is naar schorsing van het voorlopig rijbewijs en het onderzoek naar de rijvaardigheid vloeit voort uit het drie keer gepleegd hebben van bepaalde verkeersdelicten in de vijf jaar na de datum waarop aan de beginnende bestuurder een rijbewijs is afgegeven. Het gaat om de volgende in de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid genoemde verkeersdelicten:
-
gevaarzetting (art. 5 WVW);
-
dood of toebrengen (zwaar) lichamelijk letsel (art. 6 WVW);
-
bumperkleven (art. 19 RVV);
-
forse overschrijdingen van de maximumsnelheid (art. 20-22 en 62 RVV);
-
het niet op de juiste wijze naleven van verkeersregels en verkeerstekens indien daarbij letsel aan personen of schade aan goederen is ontstaan (art. 5 onder k sub 1 jo Bijlage I onderdeel A onderdeel IV Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid).
Het bewijs dat deze delicten (drie keer) zijn gepleegd, blijkt uit de strafrechtelijke reactie die kan bestaan uit een transactie of een onherroepelijke veroordeling. Een vrijspraak of sepot brengt met zich mee dat de betreffende feiten niet meetellen. Ook een administratieve sanctie opgelegd naar aanleiding van een geconstateerde WAHV-gedraging valt buiten de telling[15] .
5
EMA voor beginnende bestuurder
Eveneens per 30 maart 2002 zijn de EMA-criteria voor de beginnende bestuurder aangescherpt. De EMA is een driedaagse cursus voor personen bij wie alcoholmisbruik is geconstateerd terwijl zij als bestuurder van een motorrijtuig aan het verkeer deelnamen. Het doel van deze cursus is herhaling van dit alcoholmisbruik in het verkeer te voorkomen. Daartoe wordt in de cursus aandacht besteed aan de effecten van alcohol op het menselijk lichaam alsmede de negatieve gevolgen voor verkeersgedrag. Het meewerken aan de EMA is verplicht; bij weigering of onvoldoende deelname wordt het rijbewijs van de betrokkene ongeldig verklaard. De cursisten moeten sinds 1 september 2003 de kosten van de EMA geheel zelf betalen (thans € 3, inclusief BTW)[16] . Tegen de oplegging van de EMA kan de betrokken bestuurder een bezwaarschrift indienen krachtens de Algemene wet bestuursrecht. Tegen de afwijzende beslissing op bezwaar kan beroep worden ingesteld bij de sector bestuursrecht van de rechtbank. Tijdens de bezwaar- en beroepsprocedure kan de betrokkene de rechter verzoeken om de uitvoering van de EMA op te schorten.
Van alcoholmisbruik is sprake indien er een bloedalcoholgehalte (BAG) is geconstateerd tussen de 1.3 en 1.8 voor first-offenders dan wel een ademalcoholgehalte (AAG) tussen de 570 en 785 en een BAG van 0.8/AAG van 350 voor bestuurders die al eerder een EMA hebben gevolgd. In het kader van de maatregelen gericht op de beginnende bestuurder is dit BAG verlaagd. De grens om voor de EMA in aanmerking te komen is voor de beginnende bestuurder teruggebracht (van 1.3 BAG) naar 0.8 BAG voor first-offenders. Recidive binnen vijf jaar leidt zonder meer tot oplegging van de EMA aan de beginnende bestuurder. Indien het gaat om een ernstig geval van alcoholmisbruik (meer dan 1.8 BAG) waardoor de grens om aan de EMA deel te kunnen nemen wordt overschreden, wordt een onderzoek naar de rijgeschiktheid gevorderd (art. 130-134 WVW)[17] .
6
Verlaging alcohollimiet
De laatste maatregel specifiek ontworpen voor de beginnende bestuurder van een motorrijtuig is een verlaging van de krachtens de Wegenverkeerswet toegestane wettelijke alcohollimiet. Het is op het moment van schrijven (december 2005) verboden om een motorrijtuig waarvoor een rijbewijs is vereist te (doen) besturen terwijl de bestuurder na gebruik van alcoholhoudende drank een BAG van meer dan 0.5 dan wel een AAG van meer dan 220 heeft (art. 8 lid 2 onder b WVW). In een recent wetvoorstel is vorm gegeven aan de maatregel om de alcohollimiet voor beginnende bestuurders te verlagen naar 0.2 BAG/88 AAG. Dit wetsvoorstel heeft inmiddels de status van wet in wording bereikt en zal met ingang van 1 januari 2006 in werking treden[18] .
De verlaging van 0.5 BAG naar 0.2 BAG voor beginnende bestuurders is ingegeven door de op internationaal onderzoek gebaseerde verwachting dat deze verlaging tot minder doden en gewonden in het verkeer zal leiden[19] . Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
-
voor bestuurders van 25 jaar en ouder is de ongevalskans bij een BAG tussen 0.2 en 0.5 gemiddeld 20% groter dan bij een BAG van minder dan 0.2;
-
voor bestuurders van 18 tot en met 24 jaar is de ongevalskans bij een BAG tussen 0.2 en 0.5 gemiddeld 50% groter dan bij een BAG van minder dan 0.2.
Gezien deze grote samenhang tussen het BAG-gehalte en de ongevalskans bij beginnende bestuurders van motorrijtuigen, kan vooral een verlaging van de wettelijke alcohollimiet voor enkel deze groep beginnende bestuurders een bijdrage leveren aan de verkeersveiligheid[20] . Daarbij wordt er bewust voor gekozen de verlaagde alcohollimiet te laten gelden voor de hele groep beginnende bestuurders en niet te koppelen aan een bepaalde leeftijd[21] .
Met dit wetsvoorstel voldoet Nederland aan een aanbeveling van de Europese Commissie van 17 januari 2001[22] over het maximaal toegestane BAG bij bestuurders van motorrijtuigen. Deze aanbeveling behelst een uniforme grens van 0.5 BAG bij bestuurders van motorrijtuigen en voor bepaalde categorieën bestuurders van motorrijtuigen een lager maximaal toelaatbaar BAG van 0.2. Een van deze categorieën is de onervaren bestuurder[23] .
7
Afgevallen alternatieven
Dit wetsvoorstel is de uitkomst van een besluitvormingsproces waarbij ook drie andere verlagingen van de wettelijke alcohollimiet zijn overwogen. In de eerste variant is een verlaging van de alcohollimiet naar 0.0 voor alle bestuurders van motorrijtuigen bekeken. Deze nulvariant is afgevallen omdat deze generieke verlaging een gering effect zou hebben op de verkeersveiligheid en vooral zou leiden tot te grote handhavingsinspanningen. Daarbij is een complicerende factor dat het menselijk lichaam zelf ook een geringe mate van alcohol produceert op basis van voedsel. Voor een variant van 0.1 is niet gekozen omdat Nederland daarmee zou afwijken van de aanbeveling van de Europese Commissie van 17 januari 2001 die een minimum van 0.2 BAG noemt voor bepaalde categorieën bestuurders van motorrijtuigen[24] .
Ook van de derde variant van een generieke verlaging van de wettelijke alcohollimiet naar 0.2 voor alle bestuurders van motorrijtuigen is afgezien. Er blijkt uit diverse onderzoeken dat er bij meer ervaren bestuurders met een BAG tussen 0.2 en 0.5 geen sprake is van een aantoonbaar verhoogd ongevalrisico. Bovendien is er onderzoek dat aannemelijk maakt dat een verlaging van de alcohollimiet tot 0.2 BAG bij gelijkblijvende handhavinginspanningen zelfs leidt tot meer doden en gewonden. De verklaring hiervoor is dat politie en justitie na een dergelijke verlaging worden geconfronteerd met een veel grotere groep overtreders dan bij de huidige alcohollimiet. Daardoor zal de pakkans en de strafkans van zware overtreders aanzienlijk slinken waardoor deze meer ernstige verkeersongevallen zullen veroorzaken[25] .
8
Handhaving
De handhaving van dit nieuwe verbod voor beginnende bestuurders van motorrijtuigen zal plaatsvinden in het kader van reguliere (alcohol)controles en naar aanleiding van aanrijdingen. Daartoe zullen de indicatoren van de selectieapparatuur waarmee het ademonderzoek op straat wordt uitgevoerd worden uitgebreid met een vierde aanduidingscategorie tussen de 0.2 en 0.5 BAG. Op het moment dat de selectieapparatuur een indicatie geeft tussen 0.2 en 0.5 BAG kan aan de hand van het rijbewijs worden bepaald of het om een beginnende bestuurder gaat. In het Centraal rijbewijzen- en bromfietscertificatenregister is namelijk sinds 1 juni 1996 bij ieder afgegeven rijbewijs de datum van eerste afgifte geregistreerd. Deze datum is eveneens in het rijbewijs zelf vermeld. Ook zijn alle andere lidstaten van de Europese Unie verplicht in alle uitgegeven rijbewijzen de datum van eerste afgifte alsmede de afgevende instantie op te nemen[26] . Dit betekent dat de politie bij iedere EU-verkeersdeelnemer in Nederland aan het rijbewijs kan zien of de houder daarvan een beginnende bestuurder is. Daartoe kan de politie inzage van het rijbewijs vorderen en eventueel daaraan voorafgaand een vordering tot stilhouden aan de bestuurder van een motorrijtuig geven (art. 160 lid 1 aanhef en onder c WVW).
Bij reguliere alcoholcontroles vindt momenteel geen controle op het gebruik van drugs en geneesmiddelen plaats hoewel artikel 8 lid 1 WVW dit gebruik bij de bestuurder van een voertuig strafbaar stelt. Enkel in het geval dat de ademtest ter vaststelling van het alcoholpercentage geen verdenking oplevert van rijden onder invloed van alcohol en de politie bij de bestuurder wel uiterlijke kenmerken constateert die wijzen op het gebruik van drugs en/of medicijnen, zal de politie de bestuurder vragen zijn medewerking te verlenen aan een aantal coördinatietesten en een urinetest. Zodra een eenvoudig te hanteren speekseltest voorhanden is, zal wel op het gecombineerd gebruik van alcohol en drugs of medicijnen kunnen worden gecontroleerd[27] .
9
De bromfietsbestuurder
Aanvankelijk had dit wetsvoorstel geen betrekking op de (beginnende) bestuurder van een bromfiets. De reden hiervoor was dat er geen onderzoek bekend is waaruit blijkt dat een verlaging van de wettelijke alcohollimiet voor (beginnende) bromfietsers een bijdrage levert aan de verlaging van het aantal verkeersslachtoffers. Daarnaast speelde een rol dat voor het besturen van een bromfiets enkel een bromfietscertificaat was vereist, tenzij aan de bromfietsbestuurder al eerder een rijbewijs was afgegeven. Daarbij was het voornemen om begin 2007 een rijbewijsplicht voor bromfietsbestuurders in te voeren. Na invoering zouden de bromfietsbestuurders automatisch onder de werking van dit wetsvoorstel vallen, zodat ook voor hen dan de verlaagde wettelijke alcohollimiet van 0.2 BAG/88 AAG zou gelden[28] .
Bij amendement van kamerlid Slob en op aandrang van de Tweede Kamer is dit voornemen versneld in die zin dat de jeugdige bromfietsbestuurder toch onder de werking van dit wetsvoorstel valt[29] . Hieronder wordt verstaan de bestuurder van een bromfiets vanaf 16 jaar die nog niet de leeftijd van 24 jaar heeft bereikt.
10
Wijzigingen in de Wegenverkeerswet
Artikel 8 WVW
Artikel 8 WVW zal ten aanzien van de beginnende bestuurder van een motorrijtuig en de jeugdige bestuurder van een bromfiets onder vernummering van het derde lid als volgt worden aangevuld met een nieuw derde, vierde en zesde lid:
3
In afwijking van het tweede lid is het de bestuurder van een motorrijtuig waarvan een rijbewijs is vereist, indien sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, verboden dat motorrijtuig te besturen of als bestuurder te doen besturen na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat:
a
het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, dan wel
b
het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 0.2 milligram per milliliter bloed.
4
In afwijking van het tweede lid is het de bestuurder van een bromfiets die nog niet de leeftijd van 24 jaren heeft bereikt, verboden een bromfiets te besturen na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat:
a
het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, dan wel,
b
het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 0.2 milligram per milliliter bloed.
6
Voor de toepassing van het derde lid wordt onder een rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland[30] .
'Na deze aanvulling zal sprake zijn van twee alcohollimieten die zich richten tot diverse categorieën bestuurders:
-
een limiet van 0.2 BAG/88 AAG voor beginnende bestuurders die een motorrijtuig besturen waarvoor een rijbewijs is vereist;
-
een limiet van 0.2 BAG/88 AAG voor jeugdige bestuurders tussen de 16 en 24 jaar die een bromfiets besturen;
-
een limiet van 0.5 BAG/220 AAG voor (beginnende) bestuurders die een ander voertuig dan een motorrijtuig of bromfiets besturen;
-
een limiet van 0.5 BAG/220 AAG voor alle ervaren bestuurders die een motorrijtuig, bromfiets of ander voertuig besturen.
Artikel 163 WVW
Daarnaast wordt artikel 163 WVW zodanig gewijzigd dat de reeds bestaande ademanalyse, het bloedonderzoek en het urineonderzoek naar het alcoholgehalte ook mogelijk wordt bij degene die ervan verdacht wordt:
-
als beginnende bestuurder onder invloed een motorrijtuig te besturen,
-
als jeugdige bestuurder tussen 16 en 24 jaar onder invloed een bromfiets te besturen[31] .'
Artikel 164 WVW
Ook worden de criteria voor de invoering en inhouding van het rijbewijs aangescherpt indien het gaat om de beginnende bestuurder die een motorrijtuig bestuurt. In de voorgestelde wijziging van artikel 164 van de Wegenverkeerswet is de politie verplicht het rijbewijs van een beginnende bestuurder in te vorderen indien bij een onderzoek of op grond van een ernstig vermoeden blijkt dat het BAG van de beginnende bestuurder hoger is dan 0.8 dan wel het AAG hoger is dan 350. Voor andere bestuurders van motorrijtuigen blijft de algemene grens van 1.3 BAG/570 AAG gelden (lid 2).
Het basiscriterium voor de invordering is dat er sprake is van ernstige gevaarzetting. Vanwege de onervarenheid van de beginnende bestuurder is hiervan al bij lagere alcoholgehaltes sprake. Voor de grens van 0.8 BAG/350 AAG wordt gekozen omdat dit eveneens de grens is die wordt gehanteerd bij een vermoeden van ongeschiktheid van de beginnende bestuurder (art. 130-134 WVW). Het karakter van de invordering en inhouding en dat van de 130 WVW-procedure hebben als gemeenschappelijk doel de bescherming tegen bestuurders die vanwege hun alcoholmisbruik vermoedelijk gevaar voor de verkeersveiligheid opleveren zodat het hanteren van dezelfde aan het alcoholgehalte te stellen grens op zijn plaats is[32] .
Ook de inhoudingsbevoegdheid van de officier van justitie wordt ten aanzien van de beginnende bestuurder nader begrensd. Indien bij een onderzoek of op grond van een ernstig vermoeden blijkt dat het BAG van de beginnende bestuurder hoger is dan 1.3 BAG/570 AAG dient het rijbewijs te worden ingehouden in afwachting van de uitspraak van de rechter (waarbij een ontzegging van de rijbevoegdheid kan worden opgelegd). Het basiscriterium voor de inhouding is dat er sprake is van recidivegevaar. Met opneming van de grens van 1.3 BAG mag hiervan worden uitgegaan bij een beginnende bestuurder bij wie dit gehalte wordt gemeten[33] . Voor andere bestuurders van motorrijtuigen blijft de algemene grens van 1.8 BAG/785 AAG gelden (lid 4, achter a). Voorts blijft inhouding van het rijbewijs aangewezen voor bestuurders die de maximumsnelheid met 70 kilometer of meer hebben overschreden of bij wie op grond van andere feiten of omstandigheden ernstig rekening moet worden gehouden met recidivegevaar (lid 4, achter c en d).
Artikel 175 lid 2 WVW
De strafmaxima voor het veroorzaken van een verkeersongeval met de dood of (zwaar) lichamelijk letsel tot gevolg die reeds gelden voor de ervaren bestuurder van een voertuig die zich schuldig maakt aan rijden onder invloed van drugs, medicijnen of alcohol zal ook gaan gelden voor de beginnende bestuurder van een motorrijtuig en de jeugdige bromfietsbestuurder. Daartoe wordt in het voorgestelde artikel 175 lid 2[34] de reeds bestaande verwijzing naar artikel 8 lid 1 en 2 WVW uitgebreid met een verwijzing naar artikel 8 lid 3 en 4 WVW[35] .
11
Sancties
De algemene strafmaxima voor rijden onder invloed worden geregeld in artikel 176 lid 3 WVW. Daar wordt verwezen naar artikel 8 WVW in z'n geheel zodat er na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel sprake is van alle dan genoemde gevallen van rijden onder invloed:
-
zoals, rijden onder invloed van drugs, medicijnen dan wel alcohol tot en met 0.2 BAG/88 AAG bij een beginnende bestuurder van een motorrijtuig of een jeugdige bromfietsbestuurder of tot en met 0.5 BAG/220 AAG bij een ervaren bestuurder (lid 1);
-
van alcohol van meer dan 0.5 BAG/220 AAG bij een ervaren bestuurder (lid 2);
-
van alcohol van meer dan 0.2 BAG/88 AAG bij een beginnende bestuurder van een motorrijtuig (lid 3);
-
van alcohol van meer dan 0.2 BAG/88 AAG bij een jeugdige bromfietsbestuurder (lid 4).
Dit betekent evenwel niet dat een beginnende bestuurder die met een BAG van 0.3 is gepakt dezelfde straf krijgt opgelegd als de beginnende of ervaren bestuurder bij wie een BAG van 0.7 is vastgesteld. Bij overtreding van artikel 8 lid 2 WVW worden ingevolge de toepasselijke richtlijn van het College van procureurs-generaal[36] afhankelijk van het vastgestelde alcoholpromillage strafpunten toegekend. Deze strafpunten zijn een maat voor de ernst van het feit en vertegenwoordigen een daarmee overeenstemmende zittingseis of aan te bieden transactiebedrag. Het is de bedoeling dat overtreding van het alcoholverbod door een beginnende bestuurder (art. 8 lid 3 WVW) in deze glijdende schaal van strafpunten wordt ingepast[37] . Dezelfde benadering ligt voor de hand bij de bestraffing van de bromfietsbestuurder die artikel 8 lid 4 WVW overtreedt.
12
Afsluitende opmerkingen
Met deze reeks maatregelen wordt een forse stap beoogd in de voorkoming en beheersing van verkeersonveiligheid. Het nieuwe van deze aanpak is dat deze maatregelen specifiek gericht zijn op beginnende bestuurders. Daar is zeker reden toe gezien de veelheid aan statistische gegevens waaruit blijkt dat het aandeel van beginnende bestuurders in ernstige verkeersongevallen zowel absoluut als relatief ten opzichte van ervaren bestuurders buitengewoon hoog is. Bovendien sluit deze aanpak goed aan bij de door Brussel voorgestane ontwikkeling.
De op preventie gerichte maatregelen zijn dan ook toe te juichen met wat mij betreft als uitzondering de maatregel waarbij aspirant-automobilisten in de rijopleiding onder toezicht van een ervaren bestuurder extra rijervaring kunnen opdoen. Het komt me voor dat daar juist een onnodig risico wordt geschapen omdat het lastig lijkt uit te maken wanneer een bestuurder het predikaat 'ervaren' toekomt. Bij onduidelijkheid hierover bestaat de mogelijkheid dat naast de reguliere rij-instructeurs een wildgroei van ongetwijfeld welwillende ervaren bestuurders ontstaat. Bovendien onnodig want er zijn al rij-instructeurs.
Bij de maatregelen die veeleer gericht zijn op ingrijpen achteraf, is de verlaging van de alcohollimiet voor beginnende bestuurders de meest ingrijpende. Deze maatregel laat zich evenwel genoegzaam verklaren door de aanzienlijke samenhang tussen een BAG van 0.2 tot 0.5 en de ongevalskans bij beginnende bestuurders van motorrijtuigen; een verlaging van de wettelijke alcohollimiet naar 0.2 BAG voor enkel deze groep beginnende bestuurders kan dan inderdaad een substantiële bijdrage leveren aan de verkeersveiligheid. Deze inhoudelijke rechtvaardiging ontbreekt evenwel voor de jeugdige bromfietsbestuurders. Bovendien is de juridische uitwerking van de verlaging van de alcohollimiet naar 0.2 BAG voor jeugdige bromfietsbestuurders (in art. 8 lid 4 WVW) in vergelijking met het verbod gericht tot beginnende bestuurders van motorrijtuigen (in art. 8 lid 3 WVW) niet erg systematisch. Het tot de jeugdige bromfietsbestuurder gerichte verbod is namelijk gericht tot de bestuurder die nog niet de leeftijd van 24 jaren heeft bereikt. Dit verbod wordt gerelateerd aan een leeftijdcriterium waarvan nu juist bij het tot de beginnende bestuurder gerichte verbod expliciet is afgezien (verg. noot 21). Het zou in ieder geval eenvoudiger zijn om ook voor de bromfietsbestuurder aan te sluiten bij het toch al nieuwe begrip 'beginnende bestuurder'. Artikel 8 lid 4 WVW zou dan kunnen vervallen door tijdelijk aan lid 3 'de beginnende bromfietsbestuurder' toe te voegen totdat voor deze ook (medio 2007) een rijbewijsplicht geldt.
[1] Zie bijv. B. Bronson, H. Rydgren en J. Ifver, Single vehicle accidents in Sweden, Journal of Safety Research, 1993, p. 55-65, en D.R. Mayhew, H.M. Simpson en A. Pak, Changes in collision rates among novice drivers during the first months of driving, Accident Analyses and Prevention, 2003, p. 683-691.
[2] TK 2004-2005, 29 398, nr 25, p. 1 en 4.
[3] Stcrt. 26 maart 2002, nr 60, p. 13, p. 2.
[4] A.F. Williams en S.A. Ferguson, Rational for graduated licensing and the risks it should address, In: B.G. Simons-Morton e.a. (red.), Reducing young driver crash risk, Proceedings of an expert conference on young drivers, 2002.
[5] F. Sagberg, Month-by-month changes in accident risk among novice drivers, Paper presented at the 24th International Conference of applied Psychology, San Francisco, 1998.
[6] G. McGwin en D.B. Brown, Characteristics of traffic crashes among young, middle-aged and older drivers, Accident Analyses and Prevention, 1999, p. 181-198.
[7] N.P. Gregersen en P. Bjurulf, Young novice drivers: towards a model of their accident involvement, Accident Analyses and Prevention, 1996, p. 229-241.
[8] Zie nader W.P. Vlakveld, Jonge beginnende automobilisten, hun ongevalsrisico en maatregelen om dit terug te dringen, SWOV, 2005, p. 3 en 4. Deze studie bevat een groot aantal verwijzingen naar (buitenlandse) studies over beginnende bestuurders en hun ongevalsrisico in de pagina's 23 t/m 55.
[9] TK 2004-2005, 29 844, nr 3, p. 2.
[10] TK 2004-2005, 29 844, nr 7, p. 2.
[11] Stcrt. 26 maart 2002, nr 60, p. 13.
[12] Regeling van 17 april 1996, Stcrt. 1996, 183 laatstelijk gewijzigd bij Regeling van 16 maart 2005 (Stcrt. 18 maart 2005, nr 55, p. 18).
[13] TK 2004-2005, 29 844, nr 3, p. 2.
[14] Wijziging Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid, Stcrt. 26 maart 2002, nr 60, p. 13, p. 2.
[15] Stcrt. 26 maart 2002, nr 60, p. 13, p. 2 en 3.
[16] Stcrt. 18 maart 2005, nr 55, p. 18. Tot 1 september 2003 werd ongeveer 40% van de kosten nog betaald door het Rijk; daarna zijn deze kosten volledig voor rekening van de EMA-cursist gekomen (Stcrt. 30 september 2003, nr 188, p. 11).
[17] Stcrt. 26 maart 2002, nr 60, p. 3 en 13.
[18] Stb. 2005, 283 en Kamerstukken 2004-2005, 29 398, nr 28 p. 4.
[19] TK 2004-2005, 29 844, nr 3, p. 1.
[20] TK 2004-2005, 29 844, nr 3, p. 6 en 7.
[21] TK 2004-2005, 29 844, nr 5, p. 2.
[22] Pb EG 2001, L 43/31.
[23] TK 2004-2005, 29 844, nr 3, p. 7.
[24] TK 2004-2005, 29 844, nr 7, p. 5.
[25] TK 2004-2005, 29 844, nr 2, p. 4 en 5. Met een deel van de Tweede Kamer zou mijn reactie op deze verklaring overigens zijn: verhoog dan de handhavingsinspanningen in plaats van af te zien van een generieke verlaging van de wettelijke alcohollimiet voor alle verkeersdeelnemers! Zie ook TK 2004-2005, 29 844, nr 6, p. 3.
[26] TK 2004-2005, 29 844, nr 3, p. 8.
[27] TK 2004-2005, 29 844, nr 7, p. 3.
[28] TK 2004-2005, 29 844, nr 3, p. 3.
[29] TK 2004-2005, 29 844, nr 9.
[30] Stb. 2005, 283, p. 1 en 2.
[31] Stb. 2005, 283, p. 2.
[32] TK 2004-2005, 29 844, nr 3, p. 10.
[33] TK 2004-2005, 29 844, nr 3, p. 11.
[34] Artikel 175 lid 2 WVW zal worden vernummerd tot artikel 175 lid 3 WVW indien het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van strafrecht en de Wegenverkeerswet in verband met de herijking van een aantal strafmaxima in werking is getreden (Stb. 2005, 283, p. 3).
[35] Stb. 2005, 283, p. 3.
[36] Dit is de Richtlijn rijden onder invloed, art. 8 lid 2, 162 en 163 WVW, in werking getreden per 1 december 2002 (Stcrt. 2002, 230).
[37] TK 2004-2005, 29 844, nr 7, p. 10 en 11.