pag. 1 VR 2008, Naar een nieuw criterium voor de vergoeding van derden: het voorontwerp Inkomensschade en het wetsvoorstel Re...

VRA 2008, p. 1
2008-01-01
E.F.D. Engelhard
Naar een nieuw criterium voor de vergoeding van derden: het voorontwerp Inkomensschade en het wetsvoorstel Re-integratiekosten
VRA 2008, p. 1
E.F.D. Engelhard [1]
1.
Inleiding
'Samen werken, samen leven', in lijn met de beleidslinies van de vroegere kabinetten Lubbers (terugdringing van overheidsuitgaven) en Kok (herijking van de eigen verantwoordelijkheid) kiest Balkenende voor meer betrokkenheid. Zijn vierde kabinet zet in 'op verbreding en verdieping van arbeidsparticipatie en van maatschappelijke participatie (mantelzorg, vrijwilligerswerk)' [2] . In Den Haag circuleren twee initiatieven tot wetgeving die naadloos hierbij aansluiten. Het eerste betreft een nog ongepubliceerd voorontwerp, dat bekend is geraakt via het internet, van een al wel in de aanhangige justitiebegroting aangekondigd wetsvoorstel Inkomensschade [3] . Dit strekt ertoe het verhaalsrecht van art. 6:107 BW [4] aan te vullen met een verhaalsrecht voor inkomensschade en andere vermogensschade van naasten van het slachtoffer. Het tweede initiatief heeft het stadium van wetsvoorstel al wel bereikt. Dit betreft het voorstel om het regresrecht van de werkgever (en het UWV) aan te vullen met een integraal recht op vergoeding van re-integratiekosten. Met beide initiatieven wordt een uitbreiding van de verhaalsmogelijkheden van derden beoogd voorbij de grenzen van het civiel plafond.
In paragraaf 3 en volgende zal ik deze twee initiatieven bespreken en van een kritisch commentaar voorzien [5] . Het gaat mij in dit voorstadium om de essentie van deze initiatieven: wordt een voor het letselschaderecht wenselijke benadering gekozen? Daartoe zal ik eerst, in paragraaf 2, een beknopt beeld schetsen van de verhaalsmogelijkheden voor derden naar geldend recht: welke schade blijft liggen en wat zijn daarvan de nadelen?
2.
Positie naar huidig recht: wat al wel en wat niet wordt vergoed
2.1.
Twee (cumulatieve) maatstaven: 'verplaatste schade' en 'civiel plafond'
Naar geldend recht zijn de wettelijke verhaalsrechten van derden in geval van letsel [6] beperkt tot schade van de gekwetste die zich als het ware - men moet dit niet letterlijk nemen - naar hen heeft verplaatst [7] . Art. 6:107 lid 1 BW geeft de, wat ik maar noem 'niet-verzekeraars', zoals familieleden, werkgevers en voorbijgangers [8] recht op vergoeding van de kosten die ze maken ten behoeve van de gekwetste en die de gekwetste zonder hun tussenkomst zelf zou hebben geleden ('verplaatste schade'). Denk aan de nota's van geneeskundigen en verpleegkosten die ze voor hun rekening nemen, de reiskosten als men de gekwetste moet vervoeren en de administratie-, telefoon- en portokosten in verband met zijn of haar verzekering. Ook vallen hieronder de revalidatie- en re-integratiekosten die de werkgever maakt voor terugkeer op de werkvloer. Alles echter slechts voor zover de gekwetste de betreffende kosten zélf op de aansprakelijke had kunnen verhalen (het 'civiel plafond') [9] . In een zaak over een weduwe die haar man, asbestslachtoffer, in zijn laatste levensfase had bijgestaan, oordeelde de Hoge Raad in 2003 bovendien dat het inschakelen van professionele zorg voor die situatie 'normaal en gebruikelijk' zou zijn geweest [10] .
Naast art. 6:107 BW zijn er andere verhaalsrechten, die onderling qua technische constructie verschillen, maar eveneens dubbel zijn begrensd. Zo verkrijgen uitkerende schadeverzekeraars het recht op schadevergoeding van de gekwetste door subrogatie, slechts voor zover ze schade van de gekwetste wegnemen [11] . Door het afgeleide karakter van hun verhaalsrecht is dit bovendien weer begrensd tot het bedrag dat de gekwetste had kunnen vorderen. Sociale verzekeringsinstellingen, loondoorbetalende werkgevers en eigen risicodragers hebben op grond van bijzondere wetsbepalingen een zelfstandig regresrecht voor uitkeringen of betalingen die ze bij wet of CAO aan de gekwetste verschuldigd zijn. Ook hier komen we de dubbele maatstaf tot beperking van de omvang van de verhaalsrechten tegen: de zelfstandige regresrechten gelden alleen voor de uitkeringen en betalingen die (bij voorbaat) vermogensschade van de gekwetste wegnemen en zijn beperkt tot het bedrag dat hij op de aansprakelijke had kunnen verhalen (het 'civiel plafond').
Samen vormen deze verhaalsrechten een gesloten systeem: daarbuiten is geen remedie mogelijk. Daar komt bij, merk ik terzijde op, dat derden ook geen normaal (rechtstreeks) beroep op het aansprakelijkheidsrecht toekomt, indien vaststaat dat tegenover hen onrechtmatig is gehandeld. Dit ondervond de fabriek op een industrieterrein waarvan de werknemers ziek waren geworden als gevolg van de schending van de hinderwetvergunning op een aangrenzend perceel [12] . Eerder gaf ik aan dat de redengeving voor dit 'exclusieve' karakter van het recht op schadevergoeding bij letsel en overlijden niet sterk is [13] . Ik laat dit hier nu rusten.
2.2.
Welke schade blijft dan liggen?
In hoofdzaak betekent deze dubbele begrenzing van de verhaalsrechten van derden (en het ontbreken van de mogelijkheid van een normale schadeclaim), dat zelfstandige eigen vermogensschade, die niet kan worden gekwalificeerd als verplaatste schade, niet verhaalbaar is. Tal van voorbeelden zijn te noemen. Ter verduidelijking splits ik deze schadegevallen in twee categorieën: de schade van derden die losstaat van (hulp)behoeften van de gekwetste en de schade die daarmee juist wel verband houdt (hulp of bijstand aan de gekwetste) [14] . Uiteraard kan de schade ook deels in de ene en deels in de andere categorie vallen.
De eerste categorie betreft, naast de immateriële schade, die ik buiten beschouwing wil laten, vermogensschade die derden direct zelf van de 'impact' van het schadevoorval ondervinden, los van eventuele hulpbehoefte van de gekwetste. Naasten kunnen zich bijvoorbeeld moeilijker op studie/werk concentreren, presteren daardoor minder goed, hetgeen kan leiden tot gemiste bonussen of carrièrekansen. Ik wijs erop dat dit niet tot zuivere vermogensschade beperkt hoeft te blijven. Naasten kunnen ook ziek worden van de spanning die het letsel van de gekwetste met zich meebrengt, met - ook weer onverhaalbare - medische kosten en inkomensschade (daargelaten de uitzonderlijke gevallen waarin dit recht kan geven op een directe claim voor shockschade). Daarnaast kan worden gedacht aan productieverlies van de werkgever en aan administratiekosten.
Bij de tweede categorie 'schade van derden' gaat het, naast de immateriële schade, om vermogensschade die verband houdt met de behoefte van de gekwetste aan hulp of bijstand. Hierbij kan worden gedacht aan de inkomensschade die naasten ondervinden vanwege de tijd en energie die het kost om de gekwetste te verzorgen en (fysiek of mentaal) tot steun te zijn. Zulke kosten lijken, zoals gezegd, alleen voor vergoeding in aanmerking te komen voor zover professionele hulp 'normaal en gebruikelijk' zou zijn geweest [15] . Niet verhaalbaar zijn dan de gederfde top van het inkomen, bonussen en carrièrekansen in zoverre die verband houden met hulp waar professionele hulp 'ongewoon' is. De schade blijft ook hier niet beperkt tot zuivere vermogensschade, denk aan familieleden die organen afstaan ten behoeve van transplantatie en die daarvan vervolgschade (inkomen, ziektekosten) ondervinden. Ten slotte noem ik kosten die bedrijfsmatig in het belang van de gekwetste zijn gemaakt, zoals de kosten van aanscherping van het re-integratiebeleid en het inhuren van een arbodienst. Ook die schade wordt niet vergoed omdat het geen 'verplaatste schade' is of qua omvang buiten het 'civiel plafond' valt.
Vooral dit laatste wringt nu de overheid een steeds zwaarder beroep doet op werkgevers en familieleden om, op eigen kosten en door eigen inspanningen, bij te dragen aan de re-integratie van een gekwetste [16] . De twee onder 1 genoemde initiatieven lijken naadloos hierop te zijn toegesneden; ik zal ze afzonderlijk bespreken, te beginnen met het wetsvoorstel Re-integratie.
3.
Het wetsvoorstel Re-integratiekosten van werkgevers en het UWV
3.1.
De politieke agenda: extra kosten van de werkgever
Het wetsvoorstel Re-integratiekosten moet worden gezien tegen de achtergrond van de privatisering van de Ziektewet en (de verbetering van) de wet Poortwachter, waardoor het risico van inkomensschade in belangrijke mate op werkgevers is komen te rusten. De werkgever van de gekwetste is verplicht tot continuering van de bruto loonafdracht tijdens de eerste twee jaar van arbeidsongeschiktheid (art. 7:629 lid 1 BW) en, sinds de wet Pemba, tot betaling van hogere sociale premies bij langer durende arbeidsongeschiktheid. Het leggen van deze kosten bij werkgevers geeft 'aanzienlijke financiële prikkels op het niveau van de onderneming, het niveau waar in de dagelijkse werkelijkheid de meeste mogelijkheden liggen om uitval wegens arbeidsongeschiktheid te voorkomen of in duur te beperken' [17] . Hierop voortbouwend gelden ook vergaande verplichtingen om re-integratie van de arbeidsongeschikten te bevorderen (voor particuliere werkgevers met name in art. 7:658a BW [18] en voor de Staat als werkgever in het vrijwel gelijkluidende art. 76e Zw). De werkgever moet op eigen kosten een oplossing bieden voor 'het hardnekkige probleem van het veel te grote aantal mensen dat wegens arbeidsongeschiktheid niet aan betaalde arbeid deelneemt' (en zich dan meldt voor een sociale uitkering) [19] . Tijdens en ook na de periode van verplichte loondoorbetaling rusten dan ook vergaande verplichtingen tot inschakeling in de arbeid op de (overheids)werkgever, eigen risicodragers en gemeenten [20] . De kosten hiervan worden maar deels gesubsidieerd [21] .
Van een succesvol re-integratiebeleid profiteert (de wa-verzekeraar van) de aansprakelijke in feite: de omvang van de schade is beperkter, waardoor hij minder schadevergoeding verschuldigd is, terwijl slechts een deel van de kosten op hem kan worden afgewenteld. Voor de netto loonbetalingen/uitkering hebben werkgevers en eigen risicodragers een regresrecht dat beperkt is tot het civiel plafond [22] . Re-integratiekosten kunnen worden verhaald ex art. 6:107 BW, maar zijn ook beperkt tot het civiel plafond. De overige loonkosten (afgedragen loonbelasting en sociale premies) en de re-integratiekosten blijven liggen.
3.2.
Het wetsvoorstel: civiel plafond opzij gezet
Vanuit deze gedachte heeft de VVD-fractie in de Senaat tijdens de parlementaire behandeling van de WIA, die delen van de WAO heeft vervangen, aangedrongen op wetswijziging [23] . De fractie verwoordde het bredere gevoelen dat het onredelijk is dat werkgevers in de gevallen waarin de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid ligt bij derden, de kosten die boven het civiel plafond uitkomen niet op de aansprakelijke kunnen verhalen. Genoemd werden de sociale premies en loonbelasting over tijdens ziekte doorbetaald loon en de kosten van re-integratie [24] . Toenmalig minister De Geus ging maar deels akkoord [25] . In een brief aan de Eerste en Tweede Kamer gaf hij aan dat hij het regres wilde reserveren voor de re-integratiekosten en niet ook voor de loonbelasting en sociale premies [26] . Bij re-integratiekosten geeft het civiel plafond volgens de minister onduidelijkheid: vallen daaronder ook de kosten die de gekwetste nooit zelf zou maken, zoals de kosten van het inschakelen van een arbodienst? De wet moet dit ophelderen door te bepalen dat werkgevers, eigen risicodragers en het UWV de redelijke kosten van re-integratiemaatregelen in alle gevallen kunnen verhalen. Dat acht hij bovendien gerechtvaardigd wegens het schadebeperkende karakter van die maatregelen: de aansprakelijke zou door de invoering van een regresrecht voor de re-integratiekosten niet slechter af zijn en door de invoering van een regresrecht voor de loonbelasting en sociale premies wel [27] . Als derde reden noemde de minister nog dat werkgevers door het regresrecht voor de re-integratiekosten extra worden aangemoedigd zich hiervoor in te spannen. Hierbij moet worden vermeld dat het beoogde regresrecht ook moet gelden voor de overheidswerkgever. Wellicht heeft dit meegespeeld in de instemming met volledig re-integratieregres in plaats van ook regres voor het bruto loondeel: voor de Staat is een regresrecht voor de afgedragen loonbelasting en sociale premies immers weinig interessant.
Op 26 juni 2007 is een wetsvoorstel ingediend, dat inmiddels door de Tweede Kamer is aanvaard [28] . Hierin wordt een reeks artikelen voorgesteld die een bijzonder regresrecht voor re-integratiekosten moeten toevoegen aan de relevante zelfstandige regresregelingen [29] . Zo wordt een nieuw derde lid voor art. 6:107a voorgesteld, luidende:
'3.
De (…) aansprakelijke is eveneens verplicht tot vergoeding van de door de werkgever gemaakte redelijke kosten ter nakoming van zijn in art. 658a van Boek 7 bedoelde verplichtingen. De aansprakelijke kan hetzelfde verweer voeren dat hem jegens de gekwetste ten dienste zou hebben gestaan.'
Een gelijkluidende bepaling wordt voorgesteld voor de overheidswerkgever, zij het dan tot vergoeding van de gemaakte redelijke kosten 'ter nakoming van zijn in art. 76e van de Ziektewet dan wel in naar aard en strekking daarmee overeenkomende bepalingen van de op de ambtenaar van toepassing zijnde rechtspositieregeling bedoelde verplichtingen'. Dat geldt ook voor het UWV en de eigen risicodragers, zij het voor 'in de WAZ, Wajong, WAO, WIA, Zw en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet Suwi) bedoelde verplichtingen tot het inschakelen in de arbeid'.
Onder re-integratiekosten vallen volgens de Memorie van Toelichting de kosten van administratieve activiteiten, zoals het plan van aanpak en het verslag en zelfs ook de kosten van de wettelijk verplichte documentatie en correspondentie. Ook worden kosten van activiteiten van de gekwetste met het oog op terugkeer naar arbeid genoemd, zoals opleidingen tot om-, her-, of bijscholing, sollicitatietraining en het inschakelen van een re-integratiebedrijf. En verder de kosten van aanpassing van werk, (bereikbaarheid van) de werkplek en werkomstandigheden, zoals vervoersvoorzieningen, een braillecomputer, een doventolk en een voorleeshulp [30] .
Wel geldt het regresrecht alleen voor de krachtens wet of CAO verplicht gemaakte kosten; voor de onverplicht genomen maatregelen geldt de (tot verplaatste schade beperkte) regeling van art. 6:107 BW [31] . De wettelijke verplichtingen die art. 7:658a BW en art. 30 van de genoemde Wet Suwi [32] opleggen, zijn echter ruim geformuleerd, nl. als algemene inspanningsverplichting tot het bevorderen van de (her)inschakeling in de arbeid.
3.3.
Rechtvaardiging: profijtgedachte
Dat werkgevers de kosten van re-integratie kunnen verhalen, is niet nieuw [33] . Waar het om gaat is, dat een (concept)regresrecht wordt voorgesteld dat niet beperkt is tot de maatstaven van verplaatste schade en het civiel plafond. Dit wordt wel wat gerelativeerd door de toevoeging dat de aansprakelijke jegens de regresnemer dezelfde verweren kan voeren als tegen de gekwetste. In de Memorie van Toelichting worden voorbeelden hiervan gegeven: eigen schuld, exoneratie en verjaring [34] (hetgeen toepasselijkheid van art. 3:310 BW impliceert) [35] . Maar door het ontbreken van het civiel plafond zijn de schadesoorten en de schadeomvang die de gekwetste zelf zou kunnen verhalen niet langer de maatstaf. Het wetsvoorstel geldt, met andere woorden, ook voor kostenposten die niet tot de risicosfeer van de gekwetste behoren (geen verplaatste schade zijn), zoals de kosten van het inhuren van een arbodienst en van het aanpassen van het toilet. De reden is volgens de toelichting dat, als men de genomen maatregelen voor de fictie van het civiel plafond wegdenkt, nu eenmaal moeilijk is in te schatten hoe hoog de omvang van de aansprakelijkheid zou zijn geweest. Zou dan, bijvoorbeeld, de inkomensschade van de gekwetste hoger zijn en zo ja, zou men bij de vaststelling van het civiel plafond daarmee rekening mogen houden? [36] Maar is dat de vraag waar het naar geldend recht om gaat? Naar geldend recht valt de vergoeding voor re-integratiekosten onder de reikwijdte van art. 6:107 BW en zijn het inhuren van de arbodienst en de aanpassing van het toilet dus bijvoorbeeld niet verhaalbaar.
Het wetsvoorstel haalt de (veronderstelde) onzekerheid weg door het civiel plafond opzij te zetten. Dat is verrassend, want het door de VVD-fractie geopperde regresrecht voor de afgedragen loonbelasting en de sociale premies werd nu juist afgewezen omdat dit tot een verhaalsrecht voorbij het civiel plafond zou leiden. Wat maakt dit voor het re-integratieregres anders? Nu zullen de vergaande inspanningsverplichtingen van de gekwetste om terugkeer naar de werkplek mogelijk te maken vaak al wel ertoe leiden dat terughoudend met het civiel plafond wordt omgegaan. Bovendien wordt, zoals ik liet zien, bepaald dat de aansprakelijke jegens de regresnemer dezelfde verweren kan voeren die hem jegens de gekwetste ten dienste zouden hebben gestaan. Hierdoor wordt een met het civiel plafond vergelijkbaar effect bereikt: spant de gekwetste zich bijvoorbeeld onvoldoende in om passende arbeid te verrichten [37] , dan kan dit ook aan de regresnemer worden tegengeworpen.
Maar ondanks deze relativering betekent het opzijzetten van het civiel plafond toch wel een echte verruiming; ik gaf daarvan al voorbeelden (inhuren arbodienst, aanpassen toilet). Volgens de minister is dit gelegitimeerd omdat re-integratiemaatregelen de werknemer zo snel mogelijk weer aan het werk moeten helpen. Dat zou dan tevens in het belang van de aansprakelijke zijn, 'want zodoende behoeft deze minder inkomensschade te vergoeden' [38] . Dit laatste is een belangrijk punt. Ook de ratio van de regeling dat de gekwetste de maatregelen kan verhalen, die hij of zij zelf neemt om redelijkerwijs zijn schade te beperken, is dat dit bijdraagt aan een kostenbeperking waarvan de aansprakelijke profiteert [39] . Afgezien van mogelijke argumenten van verzekerbaarheid valt inderdaad niet in te zien waarom de schade, die het gevolg is van maatregelen die door derden worden genomen en waarmee hetzelfde of zelfs een beter resultaat wordt bereikt, niet (volledig) verhaalbaar is. Denk aan de kosten van het inschakelen van de arbodienst. Dat is typisch een kostenpost die tot doel heeft de arbeidspositie van de gekwetste weer te herstellen, maar die naar geldend recht niet verhaalbaar is (puur en alleen omdat geen sprake is van verplaatste schade). Terecht beoogt het wetsvoorstel hierin verandering te brengen, juist vanwege het schadebeperkende karakter van deze maatregelen, waarvan de aansprakelijke profiteert.
Dit verklaart wellicht ook dat het wetsvoorstel niets zegt over de kosten van de gemeente die ex art. 10 wet Werk en Bijstand en gemeentelijke verordeningen, de bijstandgerechtigde ondersteunt bij arbeidsinschakeling. Deze integratiekosten kunnen hoger zijn doordat de betrokkene als gevolg van het schadevoorval gehandicapt is geraakt. De reden dat de gemeente daarvoor geen regresrecht krijgt, is kennelijk (de Memorie van Toelichting zegt hierover niets) dat de aansprakelijke ook zonder tussenkomst van de gemeente geen schadevergoeding verschuldigd zou zijn geweest voor de inkomenssituatie van de bijstandgerechtigde. Die zat immers ook vóór het schadevoorval al in de bijstand (en arbeidsongeschikt raken is geen geldige reden voor opzegging van een reeds in het vooruitzicht gestelde baan, art. 7:629 BW). Dat re-integratiemaatregelen de gekwetste uit de bijstand (of WAO of WIA) halen, is onvoldoende reden om de aansprakelijke voor de kosten van die maatregelen te laten opdraaien. Wel is dit gerechtvaardigd, indien de aansprakelijke van die maatregelen kan (mee)profiteren, omdat deze eraan (kunnen) bijdragen dat hij jegens de gekwetste minder of geen vergoeding wegens inkomensschade verschuldigd is.
3.4.
Nieuwe maatstaf
Voorgesteld wordt echter een regresrecht 'voor alle re-integratiekosten' en 'in alle gevallen' en volgens de Memorie van Toelichting mag er slechts een redelijkheidstoets plaatsvinden met betrekking tot de omvang van de kosten [40] . De aansprakelijke wordt dus 'klakkeloos' overgeleverd aan het sociale beleid, ongeacht of de maatregelen nog voldoende verband houden met zijn civielrechtelijke verhouding tot de gekwetste. Dit kan tot vreemde resultaten leiden, aangezien het sociale recht herinschakelen in het arbeidsproces als een doel op zichzelf ziet (en niet, zoals in het schadevergoedingsrecht, als middel tot herstel van de situatie die er zonder het schadevoorval zou zijn geweest). Dat de maatregelen op basis van sociale wetgeving genomen zijn, betekent dus nog niet dat ze ertoe kunnen leiden dat de aansprakelijke jegens de gekwetste minder vergoeding voor inkomensschade verschuldigd is. Art. 30 lid 1 sub b van de Wet Suwi bijvoorbeeld, verplicht het UWV om te bevorderen - let op de ruime bewoording - dat personen met een uitkering terugstromen in het arbeidsproces. Het kan dit doen door het inkopen van re-integratietrajecten of losse diensten of door de inzet van subsidies (art. 35-36 WIA) voor meerkosten van arbeidsplaatsaanpassingen, de mogelijkheid van proefplaatsing en een scala van andere activiteiten, zoals onderzoek naar de vraag of de gekwetste passende arbeid kan verrichten en of hij voldoende inspanning heeft verricht.
Vanuit het gezichtspunt van de aansprakelijke lijkt het wenselijk om de relevantie van bepaalde maatregelen voor zijn vergoedingsplicht met betrekking tot de inkomensschade aan de orde te kunnen stellen. Denk aan onzinnige trainingen en cursussen, maar ook aan de kosten van het zeswekelijkse contact tussen de gekwetste en de arbodienst en het arbeidsomstandighedenspreekuur. Nu dit volgens de Memorie van Toelichting binnen het nieuwe regresrecht valt, is het beoogde regresrecht sterker dan het verhaalsrecht voor schadebeperkende maatregelen van de gekwetste, neergelegd in art. 6:96 lid 2 sub a BW. Deze bepaling wordt immers zo uitgelegd, dat alleen de schadebeperkende maatregelen van de gekwetste zelf die redelijk zijn geweest, verhaalbaar zijn (zij het dat daarvan al gauw sprake is in verband met de vergaande re-integratieverplichtingen die op de gekwetste rusten). Ik zie niet in waarom dit voor de regressituatie anders zou moeten zijn. Naar analogie met deze uitleg van art. 6:96 BW zou de redelijkheidstoets dus niet alleen moeten gelden voor de omvang van de kosten van de regresnemer, maar wel degelijk ook voor de keuze voor die maatregel. Kon van de gekozen re-integratiemaatregel redelijkerwijs worden verwacht dat dit het risico van inkomensschade zouden beperken?
3.5.
Conclusie
Vooropstaat dat dit wetsvoorstel een grote verbetering biedt van de verhaalspositie van werkgevers, eigen risicodragers en het UWV, doordat het een regresrecht introduceert dat niet wordt beperkt door het civiel plafond. Jammer is wel, dat de aansprakelijke is overgeleverd aan de criteria die in het sociale recht gelden voor het maken van die kosten, terwijl dit niet dezelfde doeleinden dient als het schadevergoedingsrecht. Het zou goed zijn toe te voegen dat het regres beperkt is tot maatregelen waarvan de regresnemer redelijkerwijs heeft kunnen verwachten dat ze het risico van inkomensschade zouden beperken.
4.
Voorontwerp Inkomensschade van naasten
4.1.
Politieke agenda
Door onder meer de vergrijzing en het toenemende beroep op de zorg waardoor de wachtlijsten langer worden (en de opnameduur korter) rust de opvang van de gekwetste ook in toenemende mate op de schouders van naasten. Naast de immateriële schade die daardoor kan ontstaan, heeft dit ook vermogensrechtelijke consequenties; in paragraaf 2.2 werd een aantal voorbeelden gegeven. Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt verder dat mensen die hulp bieden aan een persoon die dicht bij hen staat, het risico lopen overbelast te raken [41] . Toch stimuleert de overheid dat in de toekomst veel meer onderlinge steun binnen sociale netwerken wordt verleend [42] . Zonder hulp van mensen die een vriend of familielid verzorgen, zou een paar miljard euro nodig zijn voor vervanging door professionele zorg, die dan bovendien naar verwachting overbelast zou raken [43] . Diverse regelingen laten dan ook zien hoe de overheid hen tegemoetkomt met onbetaald verlof (via levensloopregelingen e.d.) en met faciliteiten op het gebied van kinderopvang en woongelegenheid. Maar net als bij het re-integratiebeleid geldt dat de inspanningen en kosten die ten behoeve van de verzorging worden opgebracht grotendeels voor rekening van de betrokken derden blijven [44] .
Dit heeft tot kritische vragen geleid bij de behandeling van het wetsvoorstel Affectieschade, dat kortweg neerkomt op de toekenning van smartengeld - vooralsnog minimaal € 10.000,- - aan een kring naasten bij 'ernstig en blijvend letsel of overlijden van het primaire slachtoffer' [45] . De discussie spitste zich toe op het waarom en de legitimatie van dit voorstel in verhouding tot de harde vermogensschade van naasten. Ook daarvoor zou een recht op vergoeding in de wet moeten komen. Dit debat heeft geleid tot een motie van PvdA-kamerlid Wolfsen en VVD-kamerlid Luchtenveld, waarin de regering wordt verzocht 'wetgeving in voorbereiding te nemen waardoor directe naasten en werkgevers door hen geleden inkomens- en andere schade beter dan nu kunnen verhalen op de veroorzaker' [46] . De minister heeft dit toegezegd en kwam - kennelijk - met een voorontwerp. Van het internet kan op dit moment alleen het advies van de Raad voor de Rechtspraak 'inzake het voorontwerp Inkomensschade van naasten' worden gedownload [47] . Daaruit kan slechts beperkt inzicht in de plannen worden verkregen. Ik benadruk dat het mij in dit voorstadium, nu het bestaan en de inhoud nog niet langs de formele kanalen bekend zijn gemaakt, gaat om de essentie van het voorontwerp.
4.2.
Het voorontwerp in essentie: civiel plafond opzij gezet
De essentie is volgens de Raad voor de Rechtspraak 'om de inkomensschade die naasten en werkgevers lijden indien zij de verzorging, verpleging en begeleiding van een verwant op zich nemen, in ruimere mate dan thans mogelijk is verhaalbaar te maken'. Volgens de toelichting, waaruit de Raad citeert, geldt dat dit 'de naasten de mogelijkheid biedt om hun volledige inkomensschade te vorderen in de situatie dat zij door deze taken op zich te nemen genoodzaakt zijn minder te gaan werken. Hun inkomensschade is dan immers omvangrijker dan de vergoeding die zij binnen de grenzen van het civiel plafond kunnen vorderen' [48] .
Waar moeten we dan zoal aan denken? De Raad voor de Rechtspraak stelt dat het voorontwerp naasten een wettelijk recht biedt op vergoeding van de vrije tijd die ze besteden aan intensieve verpleging, verzorging en begeleiding van de gekwetste. De Raad leidt hieruit af dat aansluiting wordt gezocht bij de jurisprudentie waarin de vergoeding van vrije tijd voor het oude recht mogelijk is geïntroduceerd [49] . Daarnaast biedt het voorontwerp een (echt) nieuw voorstel, dat beoogt 'de inkomensschade die naasten lijden indien zij de verzorging, verpleging en begeleiding van een verwant op zich nemen, in ruimere mate verhaalbaar te maken' [50] . Doel is 'om de inkomensschade van de naaste in beginsel volledig voor vergoeding in aanmerking te laten komen'. Dit zijn andere kosten dan de verplaatste schade. De Raad citeert voorbeelden uit de toelichting. Zo worden genoemd 'bezoekkosten en kosten van overkomst uit het buitenland (voor bezoek)' en 'kosten van huishoudelijke hulp, nu de partner die dat deed wegvalt'. Maar ook 'kosten voor het halen van een rijbewijs, omdat de partner niet meer kan rijden' en 'kosten van een andere noodzakelijke vakantiebestemming' [51] . Wellicht worden die alleen beoogd voor zover daardoor de situatie, zoals die voor de gekwetste zonder het schadevoorval zou zijn geweest, kan worden benaderd.
4.3.
De ontbrekende maatstaf: het belang van de gekwetste [52]
Een opsomming van schadeposten van derden zonder onderliggend criterium heeft het risico van willekeur. Heeft de partner van de gekwetste die, in verband met de spanningen thuis die het gevolg zijn van het schadevoorval, studievertraging oploopt of inkomen derft, ook recht op vergoeding? En heeft de werkgever van de gekwetste bij ziekmelding niet evenzeer recht op vergoeding van de gederfde winst en van de kosten voor het vinden en het in dienst hebben van vervanging? En hoe zit het met de kosten van de werkgever van de partner van de gekwetste in verband met diens ziekmelding door de spanningen die het schadevoorval van de gekwetste thuis oplevert? Of de zuster van de gekwetste die haar nier voor transplantatie afstaat en daarvan vermogensschade ondervindt?
De moeilijkheid is niet dat we de grens ergens moeten trekken, maar dat we moeten uitmaken hoe en waar we uit vergoedingsoogpunt de grens trekken. Net als bij het wetsvoorstel Re-integratiekosten ligt de rechtvaardiging voor de uitbreiding naar schadeposten van derden in de aansprakelijkheidsverhouding tussen gekwetste en aansprakelijke. Net als in paragraaf 3 zou men ook hier de doelstellingen van het schadevergoedingsrecht kunnen vooropstellen: het bevorderen van herstel van de situatie van de gekwetste zoals die zonder schadevoorval zou zijn geweest en van schadebeperking. Alleen de kosten van derden die redelijkerwijs gemaakt zijn tot beperking van verdere schade van de gekwetste, en waarvan de aansprakelijke dus in essentie profijt heeft, komen dan voor vergoeding in aanmerking. Uitgaande van de genoemde schadeposten lijkt het voorontwerp hierbij aan te sluiten. Dit zou dan meteen ook een einde maken aan de norm uit de jurisprudentie dat deze kosten alleen verhaalbaar zijn voor zover het normaal en gebruikelijk zou zijn geweest hiervoor professionele hulp in te schakelen [53] .
Wat de vorm betreft, lijkt het me lastig om binnen zo'n ruim veld een limitatieve opsomming van schadeposten en gerechtigden in een wettelijke regeling neer te leggen. Voor de - dan onontkoombare - uitbreiding zou op termijn steeds weer nieuwe regelgeving nodig zijn. Het heeft mijn voorkeur de zaak in een algemene regeling te vatten, bijvoorbeeld in de zin dat niet-professionele derden die in het belang van de gekwetste onbezoldigd redelijke kosten maken of inspanningen leveren, daarvoor recht hebben op schadevergoeding. Dat het maken van de kosten of het verrichten van de inspanningen om niet (onbezoldigd) moeten zijn geweest, is bedoeld om het risico van dubbele claims tegen te gaan. De kosten moeten, net als in het wetsvoorstel Re-integratiekosten, ook qua omvang redelijk zijn en ze kunnen op die grond aan nadere criteria worden onderworpen, bijvoorbeeld verband houdend met de schadebeperkingsplicht.
5.
Conclusie
Vooropstaat dat beide initiatieven een verbetering bieden van de verhaalspositie van derden doordat ze een verhaalsrecht introduceren dat niet wordt beperkt door het civiel plafond. In beide gevallen lijkt dit zijn grondslag te vinden in het profijt dat de aansprakelijke van die maatregelen heeft. Deze grondslag komt echter onvoldoende terug in de uitwerking van het wetsvoorstel en het voorontwerp: de hierin genoemde kosten zijn zonder meer verhaalbaar, mits de omvang ervan redelijk is. Wat ontbreekt, is een civielrechtelijk (afbakenings)criterium. Voor het wetsvoorstel Re-integratiekosten heeft dit het nadeel dat de aansprakelijke is overgeleverd aan de criteria die in het sociale recht gelden voor het maken van die kosten, terwijl dit niet precies dezelfde doeleinden dient als het schadevergoedingsrecht. Voor het voorontwerp Inkomensschade is er het risico van willekeurige resultaten. Wat mij betreft zouden beide conceptregelingen beperkt moeten blijven tot kosten van maatregelen of inspanningen, waarvan men in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kan verwachten dat ze het risico van meer schade van de gekwetste beperken.
[1] Onderzoeker bij het Molengraff Instituut voor privaatrecht, Universiteit Utrecht.
[2] Samen werken, samen leven. Beleidsprogramma kabinet Balkenende IV, 2007-2011, Den Haag, 2007, p. 49.
[3] TK 2007-08, 31 200, VI, nr 2, p. 199.
[4] Art. 6:107 BW lid 1 BW: Indien iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, lichamelijk of geestelijk letsel oploopt, is die ander behalve tot vergoeding van de schade van de gekwetste zelf, ook verplicht tot vergoeding van de kosten die een derde anders dan krachtens verzekering ten behoeve van de gekwetste heeft gemaakt en die deze laatste, zo hij ze zelf zou hebben gemaakt, van die ander had kunnen vorderen.
[5] Zie over deze wetsinitiatieven in een eerder stadium ook mijn bijdrage aan Third Party Losses in a Comparative Perspective, ULR 2007, afl. 2, p. 1-31, in een drieluik met Cees van Dam en Ivo Giesen.
[6] Buiten beschouwing blijft de positie van derden die schade lijden door het overlijden van het primaire slachtoffer waarvoor de algemene regeling geldt van art. 6:108 BW.
[7] Schade kan zich immers niet verplaatsen: inherent aan het schadebegrip is dat de vergelijking tussen de werkelijke en hypothetische vermogenssituatie binnen één en hetzelfde vermogen wordt gemaakt.
[8] Of ook gemeenten hieronder vallen is onzeker. Zie M.F. Vermaat & R. Rijnhout, De toepassing van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning: wie zal dat betalen? De gemeente of de dader?, TVP 2007, p. 74. Ik bespreek bezwaren in mijn proefschrift Regres, Deventer, 2003, p. 116-118.
[9] De term civiel plafond wordt voor de zelfstandige regresrechten gebruikt; bij art. 6:107 BW wordt alleen van 'verplaatste schade' gesproken. Maar strikt genomen gelden beide maatstaven naast elkaar: verhaald wordt verplaatste schade (kosten die zonder tussenkomst van derden door de gekwetste zelf zouden zijn gemaakt) tot aan het civiel plafond (het bedrag dat hij of zij dan had kunnen verhalen).
[10] HR 6 juni 2003, NJ 2003, 504, VR 2003, 152 (Krüter-Van de Pol/Wilton Feijenoord Holding BV), wat door mij kort is becommentarieerd, NTBR 2004, p. 47-49. Een (klein) deel van het daar gezegde herhaal ik in par. 4.
[11] Art. 7:962 lid 1 BW (subrogatie).
[12] Zie over deze zaak Regres, a.w., p. 144 en 380 en noot 516 voor de verdere rechtspraakverwijzingen.
[13] Uit het gesloten karakter van art. 6:107 BW kan, los van de relativiteitseis, worden afgeleid dat het veroorzaken van letsel onvoldoende grond oplevert voor een claim van derden. Waar het m.i. misgaat, is dat het beroep op art. 6:162 BW óók uitgesloten is als daaraan méér ten grondslag ligt dan het verwijt dat de gekwetste gewond is geraakt; zie Regres, a.w., p. 377-382 en NTBR 2000, p. 338-341.
[14] 'Hulp' versta ik in de ruime zin van fysieke, emotionele of financiële verzorging of bijstand die derden aan de gekwetste verlenen.
[15] Zie paragraaf 2.1.
[16] Overigens beschouwt de overheid het verlenen van mantelzorg niet als een maatschappelijke plicht (aldus voormalig staatssecretaris Ross d.d. 17 juni 2005, De mantelzorger in Beeld, par. 1.A).
[17] Kamerstukken II , 1996-97, 25 478, nr 3 (MvT bij de inmiddels vervallen wet REA), p. 3.
[18] Art. 7:658a lid 1 BW bepaalt dat de werkgever de inschakeling in de arbeid in zijn bedrijf moet bevorderen dan wel in het bedrijf van een andere werkgever. Lid 2 verplicht de werkgever daartoe 'zo tijdig mogelijk zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is, opdat de werknemer (…) in staat wordt gesteld de eigen of andere passende arbeid te verrichten'.
[19] Kamerstukken II , 1996-97, 25 478, nr 3 (MvT bij de inmiddels vervallen wet REA), p. 3.
[20] Bij gemeenten ligt de verantwoordelijkheid voor de re-integratie van bijstandgerechtigden.
[21] De subsidie die werkgevers ingevolge de WIA voor re-integratiemaatregelen kunnen aanvragen, is beperkt tot gevallen waarin de werknemer minimaal zes maanden in dienst is; bovendien geldt hiervoor een bepaald drempelbedrag. Als zij werknemers met structureel functionele beperkingen in dienst houden, is er een korting op de WAO/WIA en WW-premies en voor jonggehandicapten met productieverlies kan men toestemming krijgen om minder dan het minimumloon te betalen.
[22] Art. 6:107a BW, art. 3 Verhaalswet Ongevallen Ambtenaren (VOA) en art. 99 WIA.
[23] Kamerstukken I , plenaire behandeling inzake invoering WIA, 1 november 2005, nr 4, p. 165.
[24] Dennekamp noemt ook de kosten van het inwerken van de vervanging, gemiste bedrijfsopdrachten en de kosten van begeleiding van de gekwetste waaronder de kosten van de arbodienst en van de re-integratie. E.J. Dennekamp, lezing Platform Experts Personenschade (PEP) d.d. 1 december 2005, geactualiseerde versie 14 februari 2006 (in letselschademagazine.nl), p. 4.
[25] Kamerstukken I , 2005-06, 30 034, 1 november 2005, nr 4, p. 193.
[26] Kamerstukken I , 2005-06, 30 034, Brief van de minister van Sociale Zaken d.d. 18 augustus 2006, p. 3.
[27] Zo ook in reactie op nieuwe kritische kamervragen: Kamerstukken II , 2007-08, 31 087, nr 6, p. 2.
[28] Kamerstukken II , 2006-07, 31 087, nrs 1-2. Dit is ingediend door minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, minister Hirsch Ballin van Justitie en minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken.
[29] Dat zijn art. 6:107a BW, 52a Ziektewet, 69 WAZ, 61 WAJONG, 90 WAO, 99 WIA en 3 VOA.
[30] Kamerstukken II , 2006-07, 31 087, nr 3 (MvT), p. 5.
[31] MvT, t.a.p., p. 5.
[32] Zie hierover par. 3.4.
[33] Ook de inmiddels vervallen wet (re)integratie arbeidsgehandicapten (REA) kende een zelfstandig regresrecht. Zie Regres, a.w., p. 105. Vgl. ook Hof Den Bosch 5 december 2006, LJN AZ4049: werkgever spreekt na burenruzie schadeveroorzaker aan voor doorbetaald loon en re-integratiekosten.
[34] MvT, t.a.p., p. 5. Met dit laatste wordt wellicht beoogd te voorkomen dat het wetsvoorstel ineens een ander verjaringsregime inluidt, aangezien de Hoge Raad voor de toepasselijkheid van art. 3:310 BW steun ontleent aan het civiel plafond.
[35] Verder kan het (concept)regresrecht, net als andere regresrechten, niet tegen collega's van de gekwetste worden ingeroepen (het zgn. collegaverweer).
[36] MvT, t.a.p., p. 5.
[37] Vgl. o.a. HR 29 april 2005, LJN AS2685: weigering van steigerbouwer om zich om te scholen tot vrachtwagenchauffeur dan wel functies uit te oefenen als parttime magazijnbeheerder in een verfgroothandel en als voorman bij een verzinkingbedrijf.
[38] Ik citeer uit de oude brief van de minister, Kamerstukken I , 2005-06, 30 034, 18 augustus 2006, p. 3.
[39] Zie A.L.M. Keirse, Schadebeperkingsplicht. Over eigen schuld aan de omvang van de schade, Deventer 2003, p. 279.
[40] MvT, t.a.p., p. 5 en ook Kamerstukken II , 2006-07, 31 087, nr 6, p. 2.
[41] Zie Blijvend in Balans. Een toekomstverkenning van informele zorg; rapport Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2007, p. 14.
[42] Brief d.d. 12 april 2007, Samen zorgen voor beter, Proloog VWS-beleid 2007-2010, p. 7 en het Coalitieakkoord, Samen werken, samen leven. Beleidsprogramma kabinet Balkenende IV, 2007-2011, Den Haag, 2007 p. 49.
[43] Tussen de 1 en 6 miljard volgens de notitie van 17 juni 2005 De mantelzorger in Beeld, par. 1.B. Recent raamt het SCP een groei van het aantal mantelzorgers van 1,4 miljoen in 2006 naar 1,6 miljoen mensen in 2020 (Blijvend in Balans, a.w., p. 14).
[44] Ook het SCP constateert, vrij vertaald, dat de verlofregelingen en de levensloopregelingen financieel te beperkt zijn en daardoor tekort schieten (Blijvend in Balans, a.w., p. 27).
[45] Zie mijn kroniek in AV&S 2007, p. 14-28 (op p. 16-17), waar de stand van zaken wordt besproken.
[46] Motie van de kamerleden Wolfsen en Luchtenveld d.d. 16 maart 2005, Kamerstukken II , 2004-05, 28 781, nr 10.
[47] Via rechtspraak.nl.
[48] Advies Raad voor de Rechtspraak (via rechtspraak.nl), p. 3.
[49] HR 28 mei 1999, NJ 1999, 564, VR 1999, 166 (Johanna Kruidhof) en HR 6 juni 2003, NJ 2003, 504, VR 2003, 152 (Krüter-Van de Pol).
[50] Advies Raad voor de Rechtspraak, p. 2.
[51] Advies Raad voor de Rechtspraak, p. 2.
[52] Deze paragraaf is in belangrijke mate ontleend aan mijn bijdrage aan Third Party Losses in a Comparative Perspective, ULR 2007, afl. 2, p. 1-31, in een drieluik met Cees van Dam en Ivo Giesen.
[53] Het criterium dat de Hoge Raad noemt in HR 6 juni 2003, NJ 2003, 504 m.nt JBMV, VR 2003, 152 (Krüter-Van de Pol).