pag. 157 VR 1994, Harmoniemodel in letselschaderegeling?

VRA 1994, p. 157
1994-06-01
Mr H. Tobbe
Harmoniemodel in letselschaderegeling?
VRA 1994, p. 157
Mr H. Tobbe
WAMWAO
1
Historische ontwikkeling
1.1
Het regelen van de door verkeers- en andere ongevalsslachtoffers geleden schade heeft in de loop van de laatste vijf decennia een ingrijpende ontwikkeling doorgemaakt. Een even ingrijpende verandering heeft de verhouding tussen slachtoffer en betalende partij (verzekeraar) te zien gegeven. Tot in de jaren vijftig, begin zestig begon een verzekeraar met afwachten en als een slachtoffer zich durfde of wilde[1] melden dan werd er meestal eerst een poging ondernomen de aansprakelijkheid af te wijzen of te betwisten. Lukte dat niet dan waren er meestal advocaten in het spel gekomen en werd er vervolgens uitvoerig onderhandeld over de schadevergoeding zonder dat daar al te veel deskundigheid aan te pas kwam: gewoon Hollandse koehandel. De overige slachtoffers - die zonder advocaat - werden bezocht door een inspecteur van de verzekeringsmaatschappij. Deze frommelde het slachtoffer doorgaans zo snel mogelijk een kwijtingsformulier - met daar op een niet al te hoog bedrag - onder de neus. De enkele goede niet te na gesproken zou men hier kunnen spreken van het 'afpoeier-tijdperk'.
1.2
Met het toenemen van het aantal letselschaden en de invoering van de verplichte WA-verzekering voor motorrijtuigen[2] was geleidelijk een professionalisering van de schaderegeling waar te nemen. Vrijwel iedere verzekeraar van enige importantie beschikte over een afdeling Speciale zaken, Letsel, of Medische schaden en ook bij enkele expertisebureaus en advocatenkantoren begonnen medewerkers zich te specialiseren in 'letsel'. Tot het begin van de jaren zeventig was het devies: 'afknijpen'. Slachtoffers lieten dat ook toe want men ging maar zelden procederen en men dacht vaak: 'die meneer van de verzekering zal het wel weten'. De onbekendheid met (en het onderontwikkeld[3] zijn van) smartegeld, de uitstekende sociale voorzieningen voor werknemers zonder de huidige kortingen enz. maakten ook dat persoonlijke schade doorgaans niet echt groot was - of leek - op het eerste gezicht. Alleen die slachtoffers met een advocaat die door specialisatie wist wat er allemaal mogelijk was, kwamen relatief overvloedig aan hun trekken.
1.3
Schrijnende gevallen in de pers en een groeiend besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid bij verzekeraars gaven aanleiding tot introductie van het begrip 'actief schaderegelen'[4] . Het voortschrijdend inzicht in de problematiek van schaderegeling en de grotere aandacht er voor in wetenschappelijke publicaties leidde tot een vergroting van de deskundigheid, zowel aan de zijde van de verzekeraars als aan de kant van de eerste specifieke belangenbehartigers voor slachtoffers: de juridische diensten van de vakbeweging en de ANWB. De meeste specialisten in de advocatuur en expertisewereld richtten zich nog tot beide groepen van potentiële cliënten. In de hier bedoelde periode (midden zeventiger tot in de loop van de tachtiger jaren) werd er niet al te veel geprocedeerd en werden veel schaden geregeld door vakmensen bij of namens verzekeraars vanuit de instelling dat de werkelijke schade van het slachtoffer in alle redelijkheid en billijkheid vergoed diende te worden.
1.4
In de tweede helft van de tachtiger jaren wordt de sfeer grimmiger. Door ingrepen in het sociale verzekeringsbestel wordt het eigen belang van verkeersslachtoffers groter. De na de tweede wereldoorlog in de jurisprudentie ingezette tendens tot bescherming van slachtoffers stijgt tot ongekende hoogten, mede onder invloed van de steeds verdergaande 'toerekening naar redelijkheid'[5] en bescherming van niet-gemotoriseerde verkeersdeelnemers. Het besef van de afwentelingsmaatschappij wordt gemeengoed: wie schade heeft moet dat 'ergens' vergoed kunnen krijgen. Het groeiend (zelf)bewustzijn van de burger en inspirerende verhalen over immense schadevergoedingen in de USA en sommige andere landen maken dat men steeds wantrouwender komt te staan tegenover de met overigens goede bedoelingen door de verzekeraars op pad gestuurde schaderegelaars. De eerste belangenbehartigers voor slachtoffers die op 'no cure no pay'-basis werken doen hun intree. Er komen meer specifieke belangenbehartigers voor slachtoffers en de specialisatie - ook in de advocatuur ('LSA'[6] ) - zet door. De 'belastingschade' wordt een begrip en met de opmars van de pc's en laptops rukken de rekenmodellen voor het kapitaliseren van verlies van arbeidsvermogen mee op[7] .
1.5
Het arrest 'Drenth'[8] brengt deze ontwikkeling in een stroomversnelling en voorziet in één uitspraak het groeiend leger van belangenbehartigers die opkomen voor letselslachtoffers van een bijna gegarandeerde bron van inkomsten. Met de langverwachte introductie van het NBW komt ook de onmiddellijke aanspraak op wettelijke rente. De in 1990 aangekondigde plannen tot herziening van de WAO leggen gedurende een behoorlijke tijd vrijwel iedere mogelijkheid tot individuele schaderegeling lam daar slachtoffers - terecht - geen regeling willen omdat ze geen idee hebben waar ze de in toekomst nog uit een oogpunt van sociale verzekering op kunnen rekenen. Inmiddels is het overigens ook al enkele jaren voor verzekeraars bijna onmogelijk om schaden met sociale verzekeraars af te doen: discussies over bruto-netto-afrekening en rekenrentes blokkeren het traject. Zowel bij de verzekeraars als bij de belangenbehartigers ontstaan stuwmeren van dossiers waardoor afwikkelingstermijnen op onaanvaardbare wijze worden overschreden, intentieverklaringen[9] van verzekeraars ten spijt.
2
Stand van zaken
2.1
In de literatuur leest men en in de wandelgangen hoort men over nieuwe schade-elementen: psychische schade, smartegeld voor verwanten. Het aantal varianten waarlangs gekapitaliseerd verlies van arbeidsvermogen kan worden berekend of afgerekend neemt nog steeds toe, ondanks het streven naar een 'standaard': naast de klassieke à deposito-methode nu ook de saldo-methode, lijfrente-methode, beleggingsmethode, al dan niet met uitgesteld rendement ... Voor inventieve juristen en schaderegelaars is het een ideale speeltuin, voor de slachtoffers een ondoorzichtig oerwoud en voor de verzekeraars een onberekenbare loterij vol hoofdprijzen.
2.2
Het voorgaand relaas van toenemende spanningen op het vlak van schaderegeling en tussen de daarbij betrokken partijen is nog niet geheel compleet. Ondanks de bij het overgrote deel van de betrokkenen - belangenbehartigers en verzekeraars - aanwezige goede wil stagneert de afwikkeling van schaden. Men kissebist eindeloos met elkaar over details rond de vele mogelijke schadecomponenten, vraagstelling aan medische adviseurs en vervolgens ook weer over de conclusies welke uit de medische rapportage kunnen worden getrokken en tenslotte weer over de consequenties van deze conclusies op de vele schadecomponenten. Daardoor ligt de produktiviteit per schaderegelend 'duo' laag en zijn de kosten hoog. De kosten zijn mede hoog omdat mensen die het complexe veld van schaderegeling kunnen overzien schaars zijn en daarom duur. En wordt men het niet eens dan moet men naar de rechter. De rechterlijke macht heeft moeite met het specialisme en is zelf ook onderbezet, hetgeen weer leidt tot lange doorlooptijden bij procedures; procedures die vanwege de betrokken belangen vaak in twee instanties worden gevoerd.
2.3
Meer 'onheil' dreigt nog aan de horizon: het antwoord van verzekeraars op de plannen voor een verkeersverzekering van de minister van Justitie[10] is de Schade Verzekering Inzittenden (SVI). Deze SVI geeft dezelfde rechten aan een verzekerde jegens zijn verzekeraar als het verkeersslachtoffer jegens de aansprakelijkheidsverzekeraar van zijn tegenpartij. Bij een enigszins aanslaan van deze verzekeringsvorm - maar ook bij het eventueel invoeren van een verkeersverzekering - zal het aantal te regelen letselschaden met een factor 1,75 tot 2 groeien. Dit houdt in dat daarmee tevens de hiervoor geschetste problematiek tot een volstrekt onaanvaardbare omvang zal toenemen. We zullen daar met z'n allen wat aan moeten doen, want het huidige toernooimodel dreigt niet alleen te escaleren maar is ook een omslachtig en kostenintensief proces. Afgezien van de grote praktische problemen bij de uitvoering zal het bovendien leiden tot een onvoorspelbaar en dus onbeheersbaar worden van de voor rekening van verzekeraars komende schade. Voor aansprakelijkheidsverzekeraars is het niet in de eerste plaats de absolute hoogte van de schadelast die een bezwaar oplevert, maar wel de toenemende onvoorspelbaarheid van die schadelast waardoor de consequenties van ontwikkelingen altijd (te) laat in het premieniveau kunnen worden doorberekend[11] .
3
Voorwaarden voor een oplossing
3.1
Uitgangspunt voor de hieronder aan te geven wegen naar een mogelijke oplossing van de geschetste problematiek is de stelling dat schaderegeling in harmonie doelmatiger zal verlopen dan binnen een op het conflict gebaseerd model. Onder doelmatig dient in dit verband te worden verstaan:
-
schaderegeling die leidt tot een vergoeding die de werkelijke schade van het slachtoffer zo nauwkeurig mogelijk benadert;
-
een optimale doorlooptijd van de schaderegeling;
-
schaderegeling welke volgens een voor betrokkenen voorspelbaar en controleerbaar proces verloopt.
Met opzet wordt gesteld, dat de vergoeding de werkelijkheid moet benaderen. Het is een illusie te menen de werkelijke schade in absolute zin exact te kunnen vaststellen en het is nog meer een illusie te menen dat dit binnen de thans gevolgde praktijk ook plaatsvindt. Ook behoeft een korte doorlooptijd van de schaderegeling niet altijd tot het beste resultaat te leiden. Soms is het verstandiger - en geeft ook het slachtoffer zelf daar de voorkeur aan - een bepaalde ontwikkeling af te wachten alvorens over afdoening te beslissen. Zolang de weg welke gevolgd moet worden vast ligt en het slachtoffer zelf kan controleren of alle betrokkenen zich aan de afspraken houden, behoeft een langere doorlooptijd geen bezwaar te zijn.
3.2
Voorbeelden van voorkeur voor het harmoniemodel - en de grotere doelmatigheid ervan - kunnen alom in de samenleving worden gevonden. Bij de regeling van auto(blik)schaden bestaat sinds 1980 het Audatex-systeem dat alleen maar kan functioneren op basis van samenwerking tussen de automobielbranche en de verzekeraars. Beheersing (= het voorspelbaar maken) van de schadelast blijkt mogelijk door het door verzekeraars samen met BOVAG en FOCWA opgestelde calculatiemodel, waar in de reparatiebranche gehanteerde uurtarieven en materiaalkosten aan gerelateerd kunnen worden. Beide belangengroepen - reparateurs en verzekeraars - constateren dat het harmoniemodel beter werkt dan het vroegere, op het conflict gebaseerde model van 'touwtrekken en elkaar uitspelen'.
In de sfeer van de arbeidsverhouding kennen we al tientallen jaren de collectieve arbeidsovereenkomst. Periodiek wordt - vaak fel - onderhandeld over de arbeidsvoorwaarden die voor georganiseerde werkgevers en werknemers binnen een bepaalde bedrijfstak zullen gaan gelden. Slechts zelden wordt men het niet eens en dient het conflict - in de vorm van een staking - de doorbraak te leveren. De grotere arbeidsrust in ons land - vergeleken met bijv. het Verenigd Koninkrijk met geheel andere tradities rond de verhouding tussen werkgever en werknemer - is kenmerkend voor het harmoniemodel.
3.3
Een van de factoren, die de kans van slagen van een harmoniemodel beïnvloeden is de mate waarin de uiteenlopende standpunten van partijen door zakelijke dan wel emotionele factoren worden beheerst. Hoe groter de emotionele factor, des te kleiner de kans dat er een voor beide partijen - ook subjectief - als bevredigend ervaren oplossing kan worden gevonden. Toch blijkt ten aanzien van emotioneel beladen onderwerpen een oplossing zonder strijd bereikbaar, mits de betrokken partijen vooraf beseffen dat het conflictmodel geen extra voordelen voor een van beiden zal brengen. Vergelijk in dit verband de afdoening tussen scheidende echtelieden met betrekking tot alimentatie, welke door berekeningsmodellen binnen de rechterlijke macht in vergaande mate is gestandaardiseerd. Ook de onteigeningsrechtspraak lijkt een dergelijke ontwikkeling te hebben doorgemaakt.
3.4
Bij nadere beschouwing van de hiervoor gegeven voorbeelden van meer of minder herkenbare harmoniemodellen valt op, dat steeds uitgegaan wordt van een kader van afspraken tussen partijen vooraf - dus voor het conflict kan ontstaan - of van aan partijen bekende en op overleg gerichte normen en regels. Alle betrokkenen kennen dan vooraf de weg waarlangs het resultaat kan worden bereikt en weten vooraf al binnen welke marges dit resultaat zal liggen. Het harmoniemodel gaat dus uit van drie vooronderstellingen:
-
partijen kennen elkaar;
-
partijen kennen de spelregels en mogelijkheden;
-
partijen zijn bereid tot overleg en eventueel concessies.
Voor letselslachtoffers gaan deze premissen maar in zeer beperkte mate op. Niemand hoopt ooit slachtoffer te zullen worden, dus zal men zich uiteraard niet vooraf als zodanig bekend kunnen maken. Ook zal, afgezien van de beroepsmatig geïnteresseerden, niemand er voor zichzelf behoefte aan hebben om vooraf de spelregels te leren kennen. Voorwaarde voor het beantwoorden aan de hierboven geformuleerde doelmatigheidseisen is echter wel dat een slachtoffer, zodra hij of zij - altijd onvrijwillig - die hoedanigheid heeft aangenomen, vertrouwen kan stellen in zijn wederpartij, doordat hij zich gesteund weet door een kader van mede op zijn belang gerichte regels en procedures.
4
Hoe de voorwaarden te vervullen
4.1
Op dit moment is er een weliswaar zeer uitgebreid maar uitermate vaag en ondoorzichtig kader ter bescherming van de letselslachtoffers, dat door de wederpartijen van de slachtoffers als enigszins eenzijdig wordt ervaren en daardoor aanleiding geeft tot de in hoofdstuk 2 geschetste ontwikkeling. Dit kader wordt gevormd door het burgerlijk recht rond de schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad, aangevuld met enige in de praktijk gegroeide regels en afspraken. Partijen kennen elkaar niet, vooraf afgesproken spelregels zijn te vaag of te divers en concessies moeten worden afgedwongen.
Er zijn echter hier en daar aanzetten te constateren, die de verwachting rechtvaardigen dat er meer te bereiken valt. Tussen de vele beschikbare rekenmethoden voor het kapitaliseren van schade in verband met verlies van arbeidsvermogen, begint Audalet zich te profileren als standaard in wording. Om van het geheibel over het al of niet betalen van buitengerechtelijke kosten af te zijn hebben aansprakelijkheidsverzekeraars (auto en algemeen) en rechtsbijstandverzekeraars een overeenkomst gesloten over een standaardbedrag per dossier. En binnen de Verbondscommissie Schaderegelingsbeleid wordt gesproken over arbitrage-regelingen, mogelijke afspraken met ANWB en worden gedachten uitgewisseld met vertegenwoordigers van 'LSA'. Jammer genoeg staat de reeds in het begin van de tachtiger jaren gemaakte afspraak tussen bedrijfsverenigingen en verzekeraars omtrent de voorwaarden (rekenrente en correctiefactoren) waaronder afkoop van te verhalen WAO-uitkeringen kon plaatsvinden, momenteel in de ijskast. Hetzelfde lot onderging de wellicht te vroeg gepubliceerde smartegeldformule van het Verbond van Verzekeraars[12] .
4.2
Partijen moeten elkaar kennen. Wie zijn die partijen? Slachtoffers vormen een willekeurige doorsnee van de bevolking. Ze zijn vaak automobilist, of patiënt of werknemer of zomaar ambteloos burger. Vooraf te maken afspraken die achteraf door het geconcretiseerde slachtoffer ook als 'namens hem of haar gemaakt' kunnen worden ervaren, dienen daarom te rusten op een breed maatschappelijk draagvlak. Zich thans voor de genoemde groeperingen profilerende organisaties zijn o.a. ANWB, vakbeweging en Consumentenbond. Voor een deel doen deze organisaties ook aan belangenbehartiging - uitsluitend - ten behoeve van slachtoffers en in dat kader kunnen ook rechtsbijstandverzekeraars worden genoemd. Van slachtoffers afgeleide regresnemers zijn gemakkelijk herkenbaar: zowel particuliere als publiekrechtelijke ziektekosten- en inkomensverzekeraars.
4.3
We constateren dat aan de slachtofferkant het veld nog vrij diffuus is. Er zijn geen representatieve organisaties aan te wijzen die specifiek het belang van verkeers- of ongevalsslachtoffers beogen na te streven. Wel zijn er op dit punt wat actiegroepen die echter door hun vaak extreme opstelling niet geacht kunnen worden een breed maatschappelijk draagvlak te hebben. Een platform van ANWB, Consumentenbond, vakbeweging en rechtsbijstandverzekeraars zou een kristallisatiepunt kunnen vormen voor andere groeperingen die aantoonbaar het belang van slachtoffers beogen na te streven en uit kunnen groeien tot een partij ter ene zijde bij een periodiek af te sluiten 'CSO' (Collectieve Schaderegelings Overeenkomst). Andere partijen ter ene zijde - en al reeds goed herkenbaar als zodanig - zijn de federatie van bedrijfsverenigingen en de privaat- zowel als publiekrechtelijke zorgverzekeraars als regresnemende belanghebbenden en wellicht ook de Overheid (ABP).
Partijen ter andere zijde vormen in dit verband de aansprakelijkheidsverzekeraars (zowel auto als algemene WA).
Belemmering voor de hiervoor geschetste constructie is dat aan de slachtofferkant de 'vertegenwoordigende' organisaties geen formeel mandaat hebben; zeker niet wanneer het gaat om slachtoffers die geen lidmaatschapsverhouding hebben of wensen. Zodra echter een voldoende mate van representativiteit binnen het Platform zal zijn verenigd kan worden gedacht aan een vorm van 'algemeen verbindend verklaring', bijvoorbeeld doordat de rechterlijke macht in haar beslissingen zich aansluit bij de inhoud van een CSO.
5
De inhoud van een 'CSO'
5.1
Een stelsel van afspraken dat de basis zou kunnen vormen voor een gemakshalve verder maar met Collectieve Schaderegelings Overeenkomst (CSO) aan te duiden overleg-resultaat dient gericht te zijn op de in paragraaf 3.1 aangegeven uitgangspunten voor het harmoniemodel welke hierna enigszins verder uitgewerkt zullen worden. Daarbij valt nog onderscheid te maken tussen afspraken met slachtoffers en regelingen met regresnemende risicodragers.
5.2
Een CSO welke voor een bepaalde looptijd tussen verzekeraars en slachtoffers vertegenwoordigende partijen overeengekomen dient te worden, zou de volgende onderwerpen kunnen omvatten:
a
Een zo nauwkeurig mogelijk benaderde vergoeding
Collectivering van afspraken betekent dat er grootste gemene delers gezocht moeten worden. Dat houdt niet in dat alle slachtoffers ongeacht hun leeftijd en maatschappelijke positie over een kam geschoren behoeven te worden. Een CAO kent ook vaak loongroepen en functie-klassificaties. Deze klassificaties zijn evenzeer te ontwikkelen voor slachtoffers: zowel naar inkomen en maatschappelijke positie als ook naar ernst en aard van het letsel. Daarbij kan de versnelde ontwikkeling en uniformering van professiogrammen vele mogelijkheden bieden.
Men kan afspraken maken over het rekenmodel voor het berekenen van inkomensschade. Ook bepaalde variabelen binnen zo'n model kunnen voor de looptijd van de CSO worden vastgelegd. Te denken valt aan rekenrente, belastingcomponenten, verdiscontering van onzekere toekomstige ontwikkelingen, waardering van restcapaciteiten en voordeelstoerekening.
Standaardbedragen of -tabellen voor vergoeding van de kosten van huishoudelijke hulp, extra uitgaven door het verlies van zelfwerkzaamheid en de kosten van vervangende vervoer- en hulpmiddelen kunnen vooraf worden vastgelegd.
Smartegeld kan via een formule met indexeerbare parameters worden gestandaardiseerd. Ten opzichte van de oorspronkelijke smartegeldformule van het Verbond uit 1984 is aanmerkelijke vooruitgang geboekt bij het parameteriseren van kommer en kwel[13] .
b
Een doorzichtige procedure met een optimale doorlooptijd
Ten behoeve van de rechtszekerheid dienen afspraken gemaakt te worden met betrekking tot wie wat doet binnen het schaderegelingstrajekt en binnen welke tijd. Ook kan worden vastgelegd op welke wijze onvermijdelijk opkomende geschilpunten op doelmatige wijze beslecht kunnen worden en door wie dat dan gedaan wordt.
Dit onderdeel zal veel nadere uitwerking verlangen, vooral van zaken die thans in de praktijk gegroeid zijn maar doordat ze niet vastliggen in voorkomende gevallen uit opportunisme opzij geschoven kunnen worden. Te denken valt aan:
-
waarborgen voor de deskundigheid van schaderegelaars en belangenbehartigers;
-
positie en kwalificaties van medisch adviseurs;
-
standaardiseren van de vraagstelling en rapportage bij medische keuringen en optimaliseren van het (de) keuringsmoment(en);
-
waarborgen voor de beschikbaarheid van gelijke informatie bij beide partijen o.a. met betrekking tot de medische en arbeidshistorie van het slachtoffer alsook gegevens over de toedracht van de schadeveroorzakende gebeurtenis;
-
waarborgen m.b.t. de onafhankelijkheid en deskundigheid van arbiters;
-
minimum en maximum termijnen voor te onderscheiden stadia in de behandeling van een letselschade.
Veel van de hiervoor genoemde zaken zijn in aanleg al aanwezig maar hebben door onvoldoende openheid en consistentie in het gebruik geen kans gekregen uit te groeien.
5.3
Een eveneens mogelijke CSO kan worden gesloten met regresnemers. Daarbij kan worden gekozen uit een tweetal mogelijkheden:
a
Afhankelijk van de schadecomponent waar het regres betrekking op heeft worden vooraf afspraken gemaakt omtrent de wijze van vaststelling, eventuele verrekening of kapitalisatie en overige factoren. Daarbij blijft verrekening plaatsvinden in ieder individueel geval en kan de aansprakelijkheid nog steeds onderwerp van geschil blijven.
b
Langs de weg van statistisch onderzoek kan worden vastgesteld welk tot regres leidend totaal bedrag per tijdsperiode door een risicodrager aan of ten behoeve van slachtoffers wordt uitgekeerd. Periodiek kan worden onderhandeld over de grondslagen van het statistisch onderzoek en andere factoren welke bepalend kunnen zijn voor de mate van toerekening van de schadelast aan aansprakelijkheidsverzekeraars. De verrekening kan dan los van het individuele geval plaatsvinden door een omslag over alle aansprakelijkheidsverzekeraars naar rato van hun marktaandeel of naar een op andere wijze vast te stellen maatstaf van betrokkenheid[14] .
Inmiddels lijken de automobielverzekeraars hun aanvankelijk verzet tegen invoering van regres voor uitkeringen aan verkeersslachtoffers krachtens o.a. de AAW en de AWBZ te hebben opgegeven. Dit is echter geschiedt onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat met de regresnemer - de Overheid - overeenstemming kan worden bereikt over een verrekeningssysteem in de geest van de hiervoor geschetste mogelijkheden.
6
Uitvoering
6.1
De gereglementeerde en daardoor voorspelbare procedure van letselschaderegeling volgens het harmoniemodel kent een schaduwzijde. In het belang van de slachtoffers en om behoorlijk te kunnen functioneren dient de gelijkvormigheid van de toepassing van de regels op ieder individueel geval gewaarborgd te zijn. Een dergelijke waarborg zou kunnen worden gevonden door de uitvoering en bewaking te leggen bij een centraal orgaan. Er moet rekening gehouden worden met een aantal van 25.000 tot 35.000 te behandelen gevallen per jaar, zonder daar de mogelijke groei van dit aantal door o.a.[15] een grotere verkeersintensiteit in de toekomst en de invoering van de Schade Verzekering Inzittenden bij te betrekken. Een dergelijk centraal orgaan zou derhalve over een aanzienlijke verwerkingscapaciteit moeten beschikken. De kans dat dit in een dergelijk instituut tot verambtelijking leidt is groot, mede gezien de in dit opzicht in Zweden opgedane ervaringen[16] . Een dergelijke ontwikkeling zou zo veel mogelijk moeten worden vermeden, omdat de winst van het regelen in harmonie - in tijd en kosten - dan weer verloren gaat door wachttijden en overhead.
6.2
Voor de huidige schaderegeling volgens het toernooimodel heeft zich inmiddels een herkenbare 'infrastructuur' ontwikkeld. Er zijn gespecialiseerde advocaten binnen 'LSA', deskundige onafhankelijke belangenbehartigers en ook goed opgeleide maatschappij-schaderegelaars al dan niet aangesloten bij het NIS[17] . Er zijn ook reeds de in paragraaf 4.3 genoemde vertegenwoordigende instanties. De vraag in hoeverre al deze strijders op het letselveld bereid zullen zijn in de maat te exerceren is enerzijds een kwestie van het gezag van de gezamenlijk aan te wijzen commandant en niet in de laatste plaats een kwestie van eigen belang. Een schaderegelingsmodel waarbij een der nu in het veld actief zijnde partijen structureel buiten spel komt te staan zal niet kunnen functioneren. Een nieuwe structuur zal derhalve zo veel als mogelijk dienen aan te sluiten op hetgeen reeds bestaat. Daarbij mogen best nuance-verschuivingen optreden. Er mogen bijv. best (zwaardere) eisen worden gesteld aan de deskundigheid van de bij de letselschaderegeling betrokkenen. Maar iedereen die nu een inkomen aan deze branche ontleent zal dat vooralsnog moeten kunnen blijven doen.
6.3
Een mogelijke structuur - en niet meer dan een mogelijke naast wellicht andere - zou de volgende kunnen zijn:
-
een letselslachtoffer met een - mogelijk - aansprakelijke wederpartij kiest een persoonlijke schaderegelaar uit een daartoe in te stellen register;
-
in overleg met de schaderegelaar wordt een medisch adviseur aangewezen en een gekwalificeerde advocaat;
-
partijen sluiten vooraf een raamovereenkomst waarbij zij zich aan de regels van de CSO en de daarbinnen aangegeven procedures en organen voor geschillenbeslechting onderwerpen;
-
schaderegelaar en medisch adviseur vormen een functionele eenheid en rapporteren gelijkvormig aan slachtoffer en verzekeraar conform de binnen de CSO gestelde regels en normen;
-
bij een onduidelijkheid in de normen of een geschil tussen schaderegelaar en slachtoffer of verzekeraar arbitreert in eerste instantie de advocaat met beroep op een arbitrageinstituut dan wel - denk aan art. 43 RO - de gewone rechterlijke macht;
-
schaderegelingsovereenkomsten (c.q. dadingen) worden bekrachtigd door de advocaat en bij minderjarigen door de kantonrechter.
De betrokkenheid van de medisch adviseur en de advocaat kan voorwaardelijk zijn in minder ernstige gevallen, bijv. onder voorwaarde van overschrijding van een termijn waarbinnen de zaak niet geregeld blijkt te kunnen worden of op uitdrukkelijke wens van het slachtoffer.
Zaken met een in de CSO vooraf gedefinieerde complexiteit (dubieuze of ingewikkelde schuldvraag, voorzienbare graad van medische invaliditeit, globaal reeds te begroten toekomstschade enz.) zouden behandeld moeten worden met een 'dubbele bezetting' - dus een schaderegelaar met juridische ondersteuning aan beide zijden - als extra waarborg voor de objectieve hantering van de CSO-normen. Wanneer de CSO een wettelijke basis zou krijgen kan wellicht worden aangesloten bij de regeling voor faillissement en/of surséance, met toezicht van een rechter-commissaris of kan bekrachtiging van individuele regelingen worden voorgeschreven door de (kanton)rechter. Voorafgaande aan een wettelijke erkenning kan binnen de CSO een vergelijkbare procedure voor de 'zware' gevallen worden voorgeschreven.
6.4
In de hiervoor geschetste structuur is de rol van de schaderegelaar die van onafhankelijke bemiddelaar tussen slachtoffer en verzekeraar met de advocaat - en in ernstige gevallen de (kanton)rechter of arbiter als toeziend voogd en geschillenbeslechter. De rol van de advocaat is in deze vergelijkbaar met die van de notaris of advocaat in de recente regeling rond echtscheidingen. Samen met de medisch adviseur dienen alle betrokkenen een veel onpartijdiger rol te spelen dan in het huidige model. Zij worden hiertoe in staat gesteld doordat de regels en procedures strakker komen vast te liggen en nauwelijks ruimte dienen te laten voor een partijdige opstelling. Met betrekking tot medisch adviseurs en advocaten is binnen de huidige beroepsorganisaties reeds een aanzet voor de noodzakelijke specialisatie aanwezig. In kringen van de schaderegelaars zal het meeste dienen te wijzigen om tot een acceptabele graad van onafhankelijkheid te komen. Bestaande bureaus, verzekeraars en anderen zouden dienen te komen tot een instituut dat gekwalificeerde schaderegelaars opleidt en certificeert. Hierbij zou kunnen worden voortgebouwd op het NIS. In hoeverre 'register'-schaderegelaars in dienst van verzekeraars zouden kunnen blijven is de vraag. Gedacht kan worden aan een 'pool' of een overkoepelende vorm van organisatie.
6.5
Een aspect dat in het voorgaande nog in het geheel niet aan de orde is gekomen, is de positie van het (verkeers)slachtoffer na de schaderegeling. Binnen een harmoniemodel zal ook hier (veel) aandacht aan besteed dienen te worden. Succesvol schaderegelen betekent momenteel: het slachtoffer na het tekenen van de dading met een meer of minder vette bankrekening in de steek laten! Hij of zij zoekt het verder zelf maar uit - de declaratie is voldaan ..... Dit is niet echt slachtoffervriendelijk. Beter zal het zijn om reeds vanaf het begin van het proces samen met het slachtoffer te bekijken op welk gewenst eindpunt het beste aangestuurd kan worden. Dat zou ook nog wel eens tot besparingen kunnen leiden. Besparingen die weliswaar in eerste instantie ten goede komen aan de risicodragende verzekeraars, maar uiteindelijk aan de maatschappij in zijn algemeenheid. Want dat lijkt vaak te worden vergeten: we zijn bezig schade te vergoeden. Iedere schade betekent uiteindelijk een verliespost voor de gehele samenleving. Of dat nu wordt omgeslagen via private of publiekrechtelijke verzekering, door het slachtoffer zelf wordt gedragen of wordt afgewenteld. Schade is verlies en dus is schadebeperking relatief winst voor de gehele samenleving. Het is daarom zeer verheugend dat het jaarlijks Audalet-symposium in 1994 als titel had: Personenschade en Reïntegratie[18] .
Besluit en 'hoe nu verder?'
Het voorgaande betoog dreigt uit te monden in praktische uitwerking en invulling van het concept, hetgeen in dit stadium geenszins de bedoeling is. Hoofdlijn van het betoog is, dat een harmoniemodel de voorkeur verdient boven de strijd. Aangegeven zijn knelpunten en de aanzet van wegen waarlangs deze zouden kunnen worden opgelost. De bedoeling van dit opstel is het losmaken van de discussie en het inspireren van alle betrokkenen om daadwerkelijk te trachten nieuwe wegen in te slaan. Hier en daar - met name in de hoofdstukken 5 en 6 - zijn een aantal onderwerpen genoemd die daarbij de aandacht verdienen. Er zijn er meer! Er zijn ook suggesties gedaan om te kijken naar andere rechtsgebieden voor oplossingen of reeds bekende wijzen van werken. Er zijn er meer! Bij de uitwerking van de hiervoor ontwikkelde gedachten moet men zo snel mogelijk de studeerkamer uit en de vergaderzaal in. Dan zal ook blijken dat men het over een flink aantal onderwerpen snel eens kan worden en dat andere tijdelijk en met een gerichte opdracht moeten worden terugverwezen naar een gezamenlijk in te richten studeerkamer. Aangegeven is dat heel mondjesmaat overleg op gang lijkt te komen tussen consumenten en verzekeraars over dit onderwerp. Waarom dat al niet eerder en uitgebreider is gebeurd laat zich alleen maar raden. Uitbreiding en structurering van dit overleg is een essentiële voorwaarde voor het succesvol uitwerken van een nieuw schaderegelingsmodel. Daarbij zal begrip voor ieders verantwoordelijkheden een grote rol spelen. Ook daarbij kan men leren van de historie rond de Collectieve Arbeids Overeenkomst. Vanuit de 'strijd van het proletariaat', via de geleide loonpolitiek naar een thans goed functionerend overleg tussen de sociale partners die zich bewust zijn van hun maatschappelijke verantwoordelijkheden. En waarom zouden verzekeraars en consumentenvertegenwoordigers niet minstens net zo verstandig kunnen zijn?
[1] De gedachte dat elke schade vergoed diende te worden was nog weinig verbreid. Men was gewend voor zichzelf te zorgen, al dan niet met steun van de familie.
[2] Wet van 30 mei 1963, Stb. 1963, 228.
[3] Hoewel het eerste smartegeldnummer van Verkeersrecht toch al in juni 1959 is uitgekomen.
[4] Naar aanleiding van de bezinningsconferentie van verzekeraars op Texel in november 1973 verscheen een eerste publicatie: 'Zo zijn onze manieren' in 1975, gevolgd door het rapport 'Verbetering positie verkeersslachtoffers' van de NVVA in 1976 en tenslotte door het eerste Rapport van de Verbondscommissie Schaderegelingsbeleid in april 1980.
Vgl. arresten als: Posttraumatische depressie, HR 9 juni 1972, NJ 1972, 63, VR 1973, 3; Renteneurose, HR 8 februari 1985 NJ 1986, 137, VR 1985, 107 en vele andere.
[5] Bv. de arresten:
Ebele Dillema, HR 30 juni 1978, NJ 1978, 685, VR 1979, 61; Frank van Holsteijn, HR 23 mei 1986, NJ 1987, 482, VR 1987, 36; Marbeth van Uitregt, HR 31 mei 1991, NJ 1991, 721, VR 1991, 119; Anja Kellenaers, HR 24 december 1993, VR 1994, 52.
[6] De Vereniging van Letseladvocaten 'LSA' is opgericht op 7 juni 1989.
[7] De eerste rekenmodellen van bijv. Mok en Pals dateren overigens al van het begin zeventiger jaren.
[8] HR 3 april 1987, NJ 1988, 275, VR 1988, 16 en thans art. 6:96 lid 2, b en c BW.
[9] Bijv.: Bedrijfsregeling 15 van 1 juli 1990 van de NVVA (thans Afdeling motorrijtuigen van het Verbond van Verzekeraars).
[10] Brief van de minister van Justitie, d.d. 27-4-1990 aan de Tweede Kamer, 1989-1990 stuk nr 21 528 i.z. Notitie over de verkeersaansprakelijkheid.
[11] Verzekeraars vrezen nog steeds een herhaling van de consequenties van het arrest van Hof Den Haag 9-10-1975, NJ 1975, 500 waarbij op grond van de Verhaalswet Ongevallen Ambtenaren uit 1965 een uitgebreider regresrecht werd toegekend aan o.a. het ABP dan voordien werd aangenomen. Dit leidde er toe dat verzekeraars na het arrest - ook voor oude gevallen - tientallen miljoenen aan schaden moesten betalen waarmee men indertijd in de premiestelling geen rekening had kunnen houden.
[12] Rapport Smartegeld - Verbondscommissie Schaderegelingsbeleid, mei 1984.
[13] Zie bijvoorbeeld de op diskette beschikbare rekenprogramma's van de ANWB (DOLOR) en Rasenberg.
[14] Vergelijk in dit verband de wijze van omslag over verzekeraars van de bijdrage aan het Waarborgfonds Motorverkeer, welke geschiedt naar rato van het aantal motorrijtuigen in portefeuille - met een differentiatie in de bijdrage naar de soort motorrijtuig.
[15] Na een jarenlange daling stijgt het aantal verkeersongevallen met letsel weer. Bovendien neemt het aantal claims bij verzekeraars extra toe doordat thans lichamelijke klachten van personen eerder aan een - soms lange tijd geleden voorgevallen - verkeersongeval worden toegeschreven dan voorheen.
[16] Althans volgens hetgeen gezegd werd tijdens de inleiding door S. Roos en A. Wuopio tijdens het Audalet-symposium van 1993.
[17] Nederlands Instituut van Schaderegelaars.
[18] Zie voor een verslag van dit symposium p. 169.