pag. 180 VR 2002, Toxicologisch onderzoek in het kader van artikel 8 van de Wegenverkeerswet

VRA 2002, p. 180
2002-06-01
Mw drs B.E. Smink
Op de afdeling Toxicologie van het Nederlands Forensisch Instituut in Rijswijk worden per jaar ongeveer 3.500 bloed- en urinemonsters onderzocht in het kader van een vermoedelijke overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet (WVW). Afhankelijk van de vraagstelling worden de bloed en urinemonsters onderzocht op de aanwezigheid van alcohol en/of stoffen anders dan alcohol, die de rijvaardigheid negatief beïnvloeden.
Toxicologisch onderzoek in het kader van artikel 8 van de Wegenverkeerswet
Het Nederlands Forensisch Instituut rapporteert
VRA 2002, p. 180
Mw drs B.E. Smink
In de meeste verkeerszaken wordt er een alcoholbepaling aangevraagd en wordt de concentratie ethanol (het type alcohol dat in alcoholische dranken voorkomt) bepaald. Volgens de afspraak die met de VECOM is gemaakt worden bloedmonsters met een bloedalcoholgehalte hoger dan 0,8 promille niet nader onderzocht op andere stoffen tenzij de officier van justitie anders verzoekt. De methode waarmee het alcoholgehalte wordt vastgesteld is in de wet beschreven. De bepaling wordt door twee analisten in tweevoud uitgevoerd; van elk monster ontstaan dus uiteindelijk vier meetwaarden. Het gemiddelde van de vier meetwaarden wordt, na aftrek van 6% in het voordeel van de verdachte, gerapporteerd als eindresultaat. Met behulp van de gemeten alcoholconcentratie in bloed wordt de strafmaat bepaald. Experimenteel is vastgesteld dat er een relatie bestaat tussen het bloedalcoholgehalte en het urinealcoholgehalte. Wanneer de concentratie alcohol in urine gemeten is, kan een schatting gemaakt worden van de bijbehorende concentratie in bloed. Er wordt een ondergrens en een bovengrens aangegeven, aangezien er een variatie bestaat in deze experimentele relatie. Wanneer de urinealcoholconcentratie lager is dan 1,0 milligram per milliliter (dit is 1,0 promille), is er geen betrouwbare schatting meer te maken van het bijbehorende bloedalcoholgehalte.
Anders dan alcohol
In ongeveer 700 gevallen per jaar wordt er onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van stoffen anders dan alcohol, die de rijvaardigheid beïnvloeden. Voor de bepaling van drugs en geneesmiddelen zijn diverse internationaal toegepaste analytische technieken beschikbaar. De methoden die op de afdeling Toxicologie worden uitgevoerd zijn grotendeels door Sterlab geaccrediteerd en voldoen dus aan de gestelde kwaliteitseisen. In het algemeen wordt er in eerste instantie een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van verschillende groepen drugs en geneesmiddelen zoals bijvoorbeeld opiaten, cocaïne, amfetamineachtige stoffen, cannabis, methadon, tricyclische antidepressiva en benzodiazepines (slaap- en kalmeringsmiddelen). Wanneer er een aanwijzing wordt verkregen voor de aanwezigheid van drugs of geneesmiddelen, wordt er een specifiek onderzoek uitgevoerd waarbij de identiteit van de stof wordt vastgesteld en de concentratie in bloed wordt bepaald. In het algemeen worden de concentraties van drugs en geneesmiddelen niet in urine vastgesteld. Voor de meeste stoffen is er geen relatie bekend tussen concentraties in urine en bloed, zoals bij alcohol.
Resultaten
Na het analytisch-chemisch onderzoek naar andere stoffen dan alcohol volgt de interpretatie van de resultaten, weergegeven in het deskundigenrapport. Hierin worden de mogelijke effecten van de aangetoonde stoffen toegelicht. Kunnen de aangetoonde stoffen de rijvaardigheid negatief beïnvloeden? Is de gemeten concentratie dusdanig dat er een negatieve invloed op de rijvaardigheid is te verwachten? Uiteindelijk is natuurlijk de vraag: moet de bestuurder tot behoorlijk besturen in staat worden geacht?
Uit onderzoek door de afdeling toxicologie van het NFI is gebleken dat in 80% van de bloed- en urinemonsters die tussen 1995 en 1998 onderzocht zijn op andere stoffen dan alcohol ook daadwerkelijk de rijvaardigheid beïnvloedende stoffen zijn aangetoond. In 42% van de bloed- en urinemonsters werden meerdere soorten geneesmiddelen of drugs aangetroffen. Aangezien slechts een deel van de aangeleverde bloed- en urinemonsters onderzocht wordt op stoffen anders dan alcohol, vertegenwoordigen de door het NFI gevonden resultaten slechts een topje van de ijsberg.
Rijden onder invloed van de rijvaardigheid beïnvloedende stoffen staat niet alleen nationaal maar ook internationaal in de belangstelling. De aandacht voor dit probleem met het oog op de verkeersveiligheid en het terugdringen van het aantal verkeersongevallen is groot. Door internationaal onderzoek is er al veel bekend en wordt er steeds meer bekend over de risico's die het gebruik van drugs en bepaalde geneesmiddelen in het verkeer met zich meebrengt. Dit onderzoek kan een waardevolle bijdrage leveren in de discussie over het verhogen van de verkeersveiligheid door het terugdringen van het rijden onder invloed van alcohol, drugs en de rijvaardigheid beïnvloedende geneesmiddelen.