pag. 199 VR 1992, Gesprek met een slachtoffer

VRA 1992, p. 199
1992-07-01
Mr R.T. van Leeuwen
Gesprek met een slachtoffer
VRA 1992, p. 199
Mr R.T. van Leeuwen
Ingrid Kolkman is verrast als ik haar bij binnenkomst vertel, dat zij een Bekende Nederlander is, in ieder geval onder de vakjuristen en schaderegelaars die hun jurisprudentie bijhouden. Van haar 'klasgenoten' uit de school van de Hoge Raad, zoals Saskia Mulder, Frank van Holsteijn, Marbeth van Uitregt, Marcel Woestenburg en Lars Ruröde heeft zij nog nooit gehoord. Ingrid zelf laat mij binnen: een lang, slank meisje, inmiddels 21 jaar, sportief, in vlotte vrijetijdskleding. Ze spreekt en beweegt zich tot mijn opluchting heel normaal. Pas bij doorvragen merk ik dat er meer aan de hand is.
Op 1 juni 1990 (VR 1990, 174 m.nt vWvC, NJ 1991, 720) liep de Hoge Raad anderhalf jaar vooruit op de invoering van het nieuwe BW en besliste dat Ingrid, 19 dagen voor haar 14e verjaardag op haar fiets aangereden door een bestelauto, haar schade volledig vergoed moest krijgen, omdat niet was gebleken dat zij door opzet of daaraan grenzende roekeloosheid had bijgedragen aan het ontstaan van de aanrijding.
Op haar verjaardag, 21 september 1984, werd Ingrid na drie weken coma voor het eerst wakker. Pas in december kon ze weer een beetje denken en drong het tot haar door dat er 'iets' gebeurd moest zijn. Ze vroeg zich af waar ze was en waarom ze niet op school zat.
Op die maandagochtend 3 september 1984 was Ingrid juist heel opgewekt naar school gegaan. Ze was met een hele rij zevens, achten en negens, vooral voor de exacte vakken, overgegaan naar 3-MAVO en de directeur had gezegd dat ze op de HAVO hoorde. Bovendien, en dat vond Ingrid minstens zo belangrijk, had zij zich die zaterdag gekwalificeerd voor de nationale zwemkampioenschappen. Ze zou de heldin van de klas zijn! Ingrid was vastbesloten een sportcarrière op te bouwen, maar wilde eerst haar schooldiploma halen. Natuurwetenschappelijk werk, bijvoorbeeld op een laboratorium, dat trok haar het meest.
Van het ongeval zelf kan Ingrid zich niets meer herinneren. Ze kende de situatie op de kruising van de Plesmanweg en de Beatrix de Rijklaan in Almelo goed: ze fietste zo al twee jaar elke morgen naar school. Gezien de verkeerssituatie en de verklaringen van getuigen, moet zij de Plesmanweg zijn overgestoken, terwijl het over de enige rijbaan van links komende verkeer stilstond om rechtsaf te kunnen slaan. Plotseling kwam er een busje aan, dat de stilstaande file voorbijreed, en niet bepaald stapvoets, gezien de plek waar de bewusteloze Ingrid en haar verkreukelde meisjesfiets werden gevonden.
Het proces tegen de verzekeringsmaatschappij heeft zij niet gevolgd. De processtukken heeft ze nooit gelezen. Ze wil er niets van weten. Ze verdringt alles, wat met het ongeluk te maken heeft: Ingrid wil geen gehandicapte zijn. Alleen als ik nietsvermoedend de naam van de verzekeringsmaatschappij laat vallen, krijg ik de wind van voren. Die naam wil zij nooit meer horen. De reclameslogan van de maatschappij maakt haar razend. Leugens! Ze laten je stikken, roept ze woedend uit.
Ingrids vader vertelt, dat een plaatselijke advocaat niets in de zaak zag. Later kwam hij terecht bij een in verkeersongevallen gespecialiseerde advocaat in Amsterdam, die er gelukkig anders over dacht. De Rechtbank in Almelo gaf hem grotendeels gelijk: Ingrid moest tweederde van haar schade vergoed krijgen en had volgens de rechtbank eenderde 'eigen schuld'. De verzekeringsmaatschappij ging in hoger beroep en het Gerechtshof in Arnhem maakte er 50-50 van. Dat ging Kolkmans advocaat weer te ver en hij stelde voor, de zaak aan de Hoge Raad voor te leggen. Het arrest werd een mijlpaal in de bescherming van de zwakkere verkeersdeelnemer.
Als de heren van de Hoge Raad echter denken, dat ze Ingrid afdoende geholpen hebben, worden ze nu een illusie armer. De verzekeraar toont zich een slecht verliezer. Nu, zeveneneenhalf jaar na het ongeval, is nog niet de helft van de reeds gemaakte onkosten vergoed, schat vader Kolkman. Hij heeft leningen moeten sluiten en een hypotheek moeten nemen om Ingrid allerlei kostbare onderzoeken en therapieën te laten ondergaan die haar toestand zouden kunnen verbeteren. Zonder zich erom te bekommeren of dat wel 'erkende' therapieën waren. Dat zijn dochter er baat bij vond, was het enige wat telde. Een vader met het hart op de juiste plaats. Maar de verzekering wil die kosten niet vergoeden. Ondanks dat de resultaten - in de eerste plaats voor het keiharde doorzettingsvermogen van Ingrid zelf - verbluffend zijn.
Het echtpaar Kolkman is in de jarenlange strijd voor rechtvaardigheid èn voor goede hulpverlening aan hun dochter wantrouwend en verbitterd geraakt. Alles hebben zij zelf moeten uitzoeken; niemand heeft hun de weg gewezen. Ze hebben artsen geraadpleegd in Nederland, België en Duitsland. Ze hebben het volbracht, maar lijken aan het eind van hun latijn. Kettingrokend vertellen ze, dat niemand weet wat je met een comapatiënt aanmoet. Voor het Riagg hebben ze geen goed woord over.
Ingrid was een wrak. Geen wonder. Na drie weken diepe coma en nog eens drie weken in subcomatische toestand, kun je niet anders verwachten. Het schrikbeeld was duidelijk: haar verdere leven zou zij waarschijnlijk in een inrichting voor gehandicapten doorbrengen. Toen het ziekenhuis weinig meer voor haar kon doen, weigerde ze naar zo'n instituut toe te gaan. Ze kwam thuis en het gezin ging door een hel.
Ingrid was haar geheugen volledig kwijt. De ouderlijke woning kende zij niet meer. Ze was incontinent, wist niet meer wat zij deed of wat ze zojuist gezegd had. Ze liep met de zwaaiende gang van een dronkeman. Haar motoriek was gestoord; alles viel uit haar handen. Ze kon het ene moment volkomen rustig zijn en het andere moment vervallen in herhalingen of woedeuitbarstingen. De agressieregulatie was als gevolg van het hersenletsel ernstig gestoord. Het complete servies moest eraan geloven. Ingrid ging steeds meer beseffen, dat ze de controle over zichzelf kwijt was en raakte depressief en volkomen in zichzelf gekeerd en geïsoleerd. Oude schoolvriendinnen wisten geen raad met haar en lieten haar in de steek. Lezen ging niet meer, ze kon niets meer, ze zag geen uitweg. Haar ouders konden het slechts volhouden met de steun van een gespecialiseerde gezinshulp, die spelletjes met Ingrid deed, haar alles opnieuw leerde wat zij als klein kind geleerd had en haar incontinentieprobleem na een jaar hielp overwinnen.
Op Sinterklaasdag 1984 keren de eerste flarden van het geheugen terug. Verbaasd kijkt Ingrid naar de schoolboeken van 3-MAVO. Ik zit toch in de tweede klas, Mam? vraagt ze. Ze krijgt gelijk: na een half jaar thuis rust te hebben gehouden, is Ingrid zover opgeknapt dat ze het een paar uur per dag op school mag gaan proberen. In april 1985 gaat ze terug naar 2-MAVO, waarvoor ze in mei 1984 met glans was geslaagd. Klasgenoten noch leraren hebben het geringste benul van wat hersenletsel betekent. Ingrid is niet ziek, ze is gewoon gek en je kunt haar maar beter mijden. Ze krijgt de neiging om zich uit protest dan ook maar als een krankzinnige te gaan gedragen, als ze dat dan zo graag willen. Het lijkt wel of ze bang voor haar zijn. De leerstof dringt niet tot haar door. De lessen kan ze niet volgen. Diep neerslachtig en teleurgesteld geeft ze het na drie weken op.
Na de zomervakantie heeft ze echter weer genoeg moed verzameld om naar een school voor voortgezet speciaal onderwijs te gaan. Hoewel er weinig meer over is van haar vroegere leergierigheid - de eerste maanden haalt ze uitsluitend éénen en tweeën - maakt ze, mede dankzij de bijzondere steun van haar mentor, na twee keer doubleren toch de MAVO af, zij het slechts met vier deelcertificaten omdat ze op haar talen gezakt is. Er blijken nog grote defecten te bestaan. Een vier voor Duits, terwijl ze vroeger negens haalde! Ze kan het nog steeds niet accepteren.
De eerste twee jaar moest ze met een taxi naar school. Dat plaatste haar in een vervelende uitzonderingspositie in de klas. Nu kan ze weer fietsen; na ons gesprek fietst ze een stukje met me mee. Achteloos wijst ze de plek aan waar ze vorige week nog van haar fiets werd gereden door een mevrouw die meer aandacht had voor een leeg parkeervak dan voor de fietsster naast haar. Fiets helemaal krom. Zelf is Ingrid gelukkig alleen geschrokken. Oprecht verbaasd is ze als ik zeg, dat ze mede dankzij haar 'eigen' arrest nu de hele schade aan de fiets van die automobiliste kan terugvorderen. Hopelijk is die mevrouw bij een andere maatschappij verzekerd ...
Zwemmen doet Ingrid ook weer; de neuroloog en de revalidatiearts vonden dat een goede oefening voor de lichaamscoördinatie. Ze moest beginnen in het pierebadje. Nu zwemt ze weer op een behoorlijk niveau, maar wedstrijdzwemmen lukt niet meer, omdat ze niet goed kan plannen. Ze gaat of te snel van start, of ze voert het tempo te laat op. Ook de agressiebeheersing gaat nu een stuk beter, en daarmee ook de sociale contacten. Sinds kort heeft Ingrid zich in zoverre aan het (over?)bezorgde ouderlijk gezag ontworsteld dat ze op kamers mag wonen in een studentenhuis. Na een Intasopleiding ('de eerste school waar ze wisten wat een comapatiënt is') mag ze nu, ook zonder MAVO-diploma, dankzij een speciale regeling voor gehandicapten (toch weer dat etiket!), een MLO-opleiding volgen voor laboratoriumwerk in de levensmiddelentechnologie. Dat is wat Ingrid altijd al gewild heeft. Haar ambities gaan zelfs in de richting van een aansluitende hogere opleiding in de laboratoriumsector.
Ingrid heeft haar enorme doorzettingsvermogen van niemand vreemd: ook haar ouders laten zich kennen als echte vastbijters. Vader Kolkman, van huis uit schilder, heeft een goede positie opgebouwd in de verfhandel, en zo kan hij Ingrid het beste geven. Vol trots laat hij zijn huis zien, dat hij eigenhandig verbouwd heeft. Een enorm project. Ik steek mijn bewondering niet onder stoelen of banken. Maar het is een kleinigheid vergeleken bij de prestatie van zijn dochter. Wat een wereldmeid!