pag. 277 VR 2003, Aanpak katvangers: blijf alert!

VRA 2003, p. 277
2003-09-01
W. Hoogendoorn
Bij Koninklijk Besluit van 6 februari 2001 (Stb. 2001, 82) is een aantal wijzigingen aangebracht in het Kentekenreglement (KR), met als voornaamste doel om het verschijnsel 'katvanger' tegen te gaan. Kort samengevat houdt de voorziening in, dat in het kentekenregister een zogenoemd verplichtingensignaal kan worden geplaatst, waardoor de afgifte van een kentekenbewijs wordt geweigerd (art. 19a KR) als is vastgesteld dat ten aanzien van een of meer voertuigen die op naam van de aanvrager staan of gestaan hebben, nog bepaalde vorderingen openstaan. Enerzijds wordt hierdoor de mogelijkheid geblokkeerd dat de persoon bij wiens naam het verplichtingensignaal is geplaatst nog meer voertuigen op zijn/haar naam stelt, anderzijds kan op de voertuigen waarop het verplichtingensignaal van toepassing is, fiscaal beslag gelegd worden. In dit artikel wordt teruggekeken naar de aanleiding tot genoemd KB, volgt een korte toelichting hierop en tot slot een nuancerende blik op de bereikte - eerste - resultaten.
Aanpak katvangers: blijf alert!
VRA 2003, p. 277
W. Hoogendoorn
Kentekenregl. art. 19a Sr art. 225 Wegenverkeerswet art. 58WAM
Achtergronden
Het verschijnsel 'katvanger' is, naar het lijkt, van alle tijden. Tegen betaling laat een nauwelijks te traceren (doorgaans weinig draagkrachtige, in veel gevallen een zwervende of verslaafde[1] ) persoon op verzoek van een 'verschuiler' een groot aantal kentekens op zijn/haar naam zetten. De katvanger is geen feitelijk gebruiker of eigenaar van het/de betreffende voertuig(en). De 'verschuiler', de werkelijke eigenaar van het voertuig, is er alles aan gelegen om zijn/haar identiteit verborgen te houden, om hierdoor
-
sancties en boetes te ontlopen,
-
niet te voldoen aan de verzekeringsplicht,
-
niet te voldoen aan de (APK-)onderhoudsverplichting,
-
(motorrijtuig)belasting te ontduiken en
-
zich mogelijk te onttrekken aan wettelijke verplichtingen, bijv. doorrijden na een ongeval.
Dit verschijnsel levert in ieder geval voor de Staat een aanzienlijke financiële strop op, in 1997 nog begroot op ca 35 tot 40 miljoen gulden (16 tot 10 miljoen euro), uitgaande van de toenmalige schatting dat sprake is van 400 katvangers en 40.000 voertuigen[2] . Ook wordt door deze constructie de zuiverheid van het kentekenregister aangetast. Als gevolg hiervan wordt de handhaving van de wettelijke voorschriften met betrekking tot motorrijtuigen, maar ook de opsporing en handhaving van andere strafbare feiten, sterk bemoeilijkt.
Eind 1994 is een begin gemaakt met een ambtelijk overleg tussen vertegenwoordigers van de departementen van Verkeer en Waterstaat, Justitie en Financiën, het Openbaar Ministerie, de politie en de Rijksdienst voor het Wegverkeer. In de eindrapportage van deze werkgroep 'Katvangers'[3] wordt een aantal mogelijke maatregelen genoemd om de bestrijding van dit fenomeen te verbeteren. Ook toen al werd uiteraard geconstateerd dat eventuele maatregelen ter dichting van de ene zwakke plek in de schakel kunnen leiden tot een verschuiving van de problematiek naar een andere zwakke plek. De vijf aanbevelingen van bedoelde werkgroep hielden in:
1
plaats een signaal in de registraties bij politie en belastingdienst;
2
weiger de (katvanger)tenaamstelling van een kentekenbewijs;
3
maak on line-bevraging door opsporingsinstanties en belastingdienst mogelijk;
4
verbeter de (staandehoudings)controle op de weg, en
5
voorzie in een bijzonder wettelijk verhaalsrecht op basis van artikel 3:276 BW, door alle vorderingen op de katvanger, die betrekking hebben op niet aan hem/haar in eigendom toebehorende voertuigen te (doen) verhalen op de voertuigen die op zijn/haar naam staan, ongeacht in wiens handen de voertuigen zich bevinden en wie de juridische eigenaren zijn.
In december 1997 stemde de Ministerraad in met de voorgestelde maatregelen, met uitzondering van het uitgebreid bijzonder verhaalsrecht. Het departement van Binnenlandse Zaken en de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) verzochten het adviesbureau HGRV Adviseurs Managers te Dordrecht om een plan van aanpak, resulterend in het opstellen van een masterplan, vast te stellen[4] . Voorgesteld werd om in een projectmatige setting diverse onderkende probleemvelden uit te werken en activiteiten te ontwikkelen.
Niet onvermeld mag blijven, dat ook op decentraal niveau initiatieven werden ontplooid om tot een beheersing van de problematiek te komen. Zo stelde, bijvoorbeeld, de Regiopolitie Oost Gelderland in samenspraak met het Openbaar Ministerie een standaard proces-verbaal samen. In het Rotterdamse werd geëxperimenteerd met het opstellen van een contract tussen een betrokken katvanger en het Rotterdamse Openbaar Ministerie om met onmiddellijke ingang niet meer als katvanger te zullen optreden onder afstandverklaring van alle rechten op en met betrekking tot in dat contract vermelde voertuigen. Betrokkene diende zich bereid te verklaren tot het aangaan van een betalingsregeling voor nog openstaande boetes of sancties. Tevens diende uit de registraties bij de RDW te blijken dat betrokkene al enige tijd geleden (vrijwillig) was gestopt met het op zijn/haar naam laten registreren van kentekens.
De politie regiokorpsen, maar ook de Belastingdienst en de Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit verzorgden documentaire ondersteuning aan een, op instigatie van de minister van Verkeer en Waterstaat begin mei 1998 gestarte, Projectgroep Katvangers. Aan deze projectgroep werd deelgenomen door vertegenwoordigers van de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie (de Verkeerscommissie Openbaar Ministerie en het Centraal Justitieel Incassobureau) en Financiën (het Centraal Bureau Motorrijtuigenbelasting), alsmede door de Rijksdienst voor het Wegverkeer en de politie.
Deze Projectgroep heeft belangrijke initiatieven ontwikkeld, maar het meest essentiële is wel de ommezwaai in het denken dat niet alle inspanningen dienden te worden gericht op het achterhalen van de katvanger, maar dat een preventieve aanpak, bestaande uit het plaatsen van een signaal in het kentekenregister meer adequaat zou zijn om het verschijnsel terug te dringen.
Voorgesteld werd in het Kentekenreglement een voorziening op te nemen, die - kort - inhoudt dat de afgifte van een kentekenbewijs wordt geweigerd indien ter zake van een of meer voertuigen die op naam van de aanvrager staan of gestaan hebben, nog bepaalde vorderingen openstaan. In plaats van het beoogde katvanger signaal zal daartoe bij de betrokken voertuigen in het kentekenregister een zogenoemd verplichtingen signaal (VPL) worden geplaatst. Door deze signalering wordt een meer effectieve bestrijding van de katvangerconstructie mogelijk geacht. Tevens wordt hiermee de mogelijkheid geboden om het signaal een ruimer toepassingsgebied te geven.
Het plaatsen van een dergelijk signaal in het kentekenregister biedt immers technisch mogelijkheden om de naleving van de voertuigverplichtingen ook in andere gevallen dan die van de bekende katvangers te bevorderen. Afhankelijk van het beoogde toepassingsbereik zal immers tot weigering van de tenaamstelling kunnen worden overgegaan, ook in gevallen dat de geregistreerde wel zelf de feitelijke eigenaar of houder van het voertuig is, maar hij niet heeft voldaan aan een of meer aan de registratie verbonden verplichtingen.
Wijziging Kentekenreglement / Plaatsing VPL-signaal
Op 21 februari 2001 is het dan zover: de publicatie van de wijziging van het KR in het Staatsblad nr 82. Maar hieraan gingen twee memorabele momenten vooraf, die niet onvermeld mogen blijven.
In de eerste plaats kwam de (destijds) Registratiekamer ten aanzien van de concept-wijziging KR tot een positief advies[5] . Zij achtte het plaatsen van een verplichtingensignaal (VPL) in het KR vergelijkbaar met het plaatsen van een persoon op een zgn. 'zwarte lijst'. In een achtergrondstudie 'zwarte lijsten' had de Kamer de privacy-aspecten van zwarte lijsten belicht. Ook voor het plaatsen van het VPL gelden, volgens de Registratiekamer, de volgende voorwaarden:
a
Op grond van afweging van de omstandigheden van het gegeven geval heeft de houder van het register in redelijkheid kunnen besluiten een VPL te plaatsen. Dit betekent ten eerste dat de toegebrachte schade aan de samenleving onevenredig is in verhouding tot de schade voor de kentekenhouder als gevolg van de plaatsing op de zwarte lijst. Ten tweede moet het nagestreefde doel (voorkomen van verdere schade) niet op een voor de debiteur minder ingrijpende wijze kunnen worden bereikt.
b
De houder van het kentekenregister heeft gezorgd voor een zo groot mogelijke openheid en zorgvuldigheid tegenover de geregistreerde kentekenhouder.
Met name achtte de Registratiekamer van belang, dat het plaatsen in redelijkheid heeft plaatsgevonden (heldere criteria, een realistische drempel van het aantal voertuigen) en dat de reden van het plaatsen van het signaal redelijkerwijze onderzocht dient te worden door een daartoe bevoegde persoon (in het perspectief van het verbod op geautomatiseerde beslissingen, art. 42 Wet bescherming persoonsgegevens).
In de tweede plaats adviseerde de Raad van State ten aanzien van het ontwerpbesluit deels positief, deels negatief. Om met dit laatste te beginnen: De Raad signaleerde het probleem dat er voor de Belastingdienst of het Centraal Justitieel Incassobureau geen wettelijke grondslag aanwezig is om de wijze van invulling van het KR (mede) te bepalen. Deze instanties dienen aan de RDW (thans de Dienst Wegverkeer) op de door die Dienst te bepalen wijze mededeling(en) te doen van de feiten die van belang zijn voor het bijhouden van het register. Ook dient er naar de mening van de Raad een onderscheid te worden gemaakt tussen de verschillende categorieën aanvragers, nl. tussen bekende en onbekende katvangers en tussen katvangers en overige burgers die niet aan hun verplichtingen hebben voldaan. Het positieve aspect van het advies was dat de Raad zelf voorstellen doet tot aanpassing van de betreffende passages in het ontwerpbesluit.
Beide adviezen hebben geleid tot, wat tegenwoordig heet, fine tuning van het ontwerpbesluit, en vervolgens werd op 21 februari 2001 de wijziging van het KR ingevoerd.
Het hoofdbestanddeel van de KR-wijziging betreft het invoegen van een nieuw artikel, te weten artikel 19a weigering afgifte kentekenbewijs:
1
De afgifte van een kentekenbewijs wordt geweigerd indien uit het kentekenregister blijkt dat de aanvrager ten aanzien van een of meer voertuigen waarvan het kenteken aan hem is dan wel was opgegeven, niet voldoet aan:
a
de verplichting tot het betalen van motorrijtuigenbelasting als bedoeld in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, of
b
de verplichtingen inzake opgelegde administratieve sancties als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.
2
De in het eerste lid bedoelde weigering vindt slechts plaats indien onherroepelijk vaststaat dat de aanvrager niet aan een of meer van de in dat lid bedoelde verplichtingen heeft voldaan. Van dit gegeven wordt door de Belastingdienst, respectievelijk het Centraal Justitieel Incasso Bureau kennis gegeven aan de Dienst Wegverkeer. Deze dienst verwerkt dit gegeven in het kentekenregister.
3
Kennisgevingen aan de Dienst Wegverkeer als bedoeld in het tweede lid, vinden op grond van een door de Belastingdienst en het Centraal Justitieel Incasso Bureau nader vast te stellen tijdschema plaats.
4
Door de Belastingdienst en het Centraal Justitieel Incasso Bureau wordt eveneens kennis gegeven aan de Dienst Wegverkeer van het feit dat de aanvrager alsnog heeft voldaan aan de in het eerste lid bedoelde verplichtingen. De Dienst Wegverkeer verwerkt dit gegeven in het kentekenregister.
In de Nota van Toelichting wordt een soort stappenplan uitgewerkt om te komen tot de beoogde resultaten vanaf begin 2001, onder meer:
-
plaatsing van het signaal bij katvangers die op dit moment bij de Belastingdienst bekend zijn;
-
instanties die het kentekenregister on-line bevragen, zoals de politie en de Belastingdienst, ontvangen in de huidige situatie een standaardset gegevens met betrekking tot het voertuig. Aan deze set gegevens zal ten behoeve van eventuele vervolgactiviteiten van deze instanties, bijvoorbeeld het achterhalen van de werkelijke eigenaar of houder van het voertuig, het hiervoor bedoelde 'verplichtingensignaal' worden toegevoegd;
-
ten behoeve van de handhavings- en opsporingsinstanties zullen beschrijvingen worden opgesteld van de controleactiviteiten die zij kunnen uitvoeren wanneer een voertuig wordt aangetroffen ten aanzien waarvan in het Kentekenregister een verplichtingensignaal is geplaatst en
-
de beschrijvingen zullen resulteren in gestandaardiseerde werkinstructies ten aanzien van de opsporing en afhandeling van katvangeractiviteiten.
Hoe werkt nu een en ander in de dagelijkse praktijk?
Vanaf het moment van plaatsing van het verplichtingensignaal in het kentekenregister kan de desbetreffende persoon geen nieuwe tenaamstellingen meer laten plaatsvinden. Dit wordt als volgt gerealiseerd. De tenaamstelling van voertuigen vindt plaats via de - grotere - postkantoren, zulks onder verantwoordelijkheid van de Dienst Wegverkeer. Onderdeel van de tenaamstellingsprocedure is dat op het postkantoor bepaalde gegevens uit de door de aanvrager aangeboden legitimatie- en voertuigdocumenten in het geautomatiseerde systeem worden ingevoerd. Binnen de registers van de Dienst Wegverkeer wordt hierop een geautomatiseerde controle uitgevoerd. Indien hierbij onregelmatigheden worden aangetroffen (bijvoorbeeld omdat sprake is van een gestolen rijbewijs of een ongeldig voertuigdocument), wordt het afgifteproces van het kentekenbewijs door de Dienst Wegverkeer geblokkeerd. Het postkantoor kan in die gevallen geen nieuw kentekenbewijs aanmaken en afgeven.
Aan deze procedure wordt nu de controle op het verplichtingensignaal toegevoegd. De eventuele blokkade (op naam) zal hierdoor geautomatiseerd plaatsvinden, buiten de invloedssfeer van degene die de tenaamstelling feitelijk uitvoert. Indien de aanvrager van de tenaamstelling nadere informatie wenst over de reden van de weigering, wordt hij verwezen naar de Dienst Wegverkeer. De Dienst Wegverkeer beslist op de aanvraag, waarop de gebruikelijke Awb-rechtsmiddelen van bezwaar en beroep van toepassing zijn.
In genoemde Nota van Toelichting staat, dat (…) 'door het voorkomen van nieuwe tenaamstellingen op katvangers de handhavings- en opsporingsinzet meer gericht kan worden op het achterhalen van degene die van de diensten van de bekende katvangers gebruik maken (de 'verschuilers'). Bovendien is een zeker effect te verwachten ten aanzien van de handhavingsinspanning in het algemeen, zulks vanwege het feit dat een vermindering van het verschijnsel katvanger ook op de andere vormen van criminaliteit naar verwachting gunstige effecten zal hebben. Dit geldt dan met name voor situaties waarin bij het plegen van strafbare feiten gebruik wordt gemaakt van 'katvangerauto's' (…)'.
De werking van de nieuwe regeling in de praktijk
Welhaast zeker geldt als 'les' ten aanzien van de (eerste) resultaten rond de plaatsing van het VPL dat de beleidsmakers dienen te beseffen dat het werk nog niet gedaan is.
Het sinds februari 2001 door de belastingdienst, sector autoheffingen, aangebrachte verplichtingensignaal in het kentekenregister voor katvangers met een invorderbare schuld (d.w.z. er zijn naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting opgelegd en deze staan onherroepelijk vast), lijkt effect te sorteren:
-
vóór het aanbrengen van het VPL was de aanpak van en controle op katvangers gebaseerd op multidisciplinaire regionale contacten, afhankelijk van lokale interesse in het nut en de noodzaak;
-
met de komst van het VPL werd het landelijk signaleren, controleren en opsporen van katvangervoertuigen mogelijk;
-
niet uitsluitend regionaal, maar landelijk onderkent de politie katvangervoertuigen met een mogelijk fiscale schuld;
-
bij het aantreffen van katvangervoertuigen wordt er naast de controle op wettelijke voorschriften en mogelijk criminele activiteiten vóór een fiscale inbeslagname contact gezocht met het landelijk coördinatiepunt katvangers en registratiefraude van de belastingdienst, sector autoheffingen;
-
in overleg met het regionaal verantwoordelijke invorderingsteam van de belastingdienst (tijdens en buiten kantooruren bereikbaar) komt de daadwerkelijke inbeslagname van een voertuig tot stand.
Nog meer feitelijk gezien, verloopt de werkwijze van de politie als volgt:
De politieambtenaar voert een zgn. geïntegreerde bevraging uit op het betreffende voertuig. Bij een hit verschijnt in het scherm een CBM-inbare vordering (motorrijtuigenbelasting). De politie vergelijkt vervolgens de signaleringsdatum met de datum van tenaamstelling om er zeker van te zijn nog met een inbare vordering van doen te hebben (wijziging van de tenaamstelling doet de inbaarheid teniet). Indien akkoord, neemt de politieambtenaar contact op met de betreffende controle-unit van het Centraal Bureau Motorrijtuigenbelasting (CBM) in de eigen regio. Het voertuig wordt veiliggesteld. Hierna wordt dit door leden van die controle-unit op basis van de art. 78 en 79 van de Wet motorrijtuigenbelasting gecontroleerd en onderzocht. Het CBM dirigeert een berger c.q. kraanwagen naar het voertuig dat (fiscaal) in beslag wordt genomen. De politieambtenaar maakt op het bureau een zgn. X-pol of BPS-registratie aan en een afschrift hiervan wordt naar het CBM gefaxt. Wordt bij het voertuig ook een bestuurder aangetroffen, dan wordt tegen deze verbaliserend opgetreden. Kan worden vastgesteld dat de betrokken bestuurder tevens eigenaar is (deze is dan een 'verschuiler'), wordt een Mulder-beschikking opgemaakt ter zake van het niet tijdig op naam laten stellen van het kenteken. In veel gevallen wordt tevens een (mini)proces-verbaal opgemaakt terzake van het niet voldoen aan de WAM- en/of APK-verplichting. Ook bestaat de mogelijkheid tegen de 'verschuiler' proces-verbaal op te maken ter zake van uitlokking van het - door de katvanger begane - misdrijf opzettelijk onjuiste opgave doen tot het verkrijgen van een kentekenbewijs (art. 51 WVW 1994). Het kentekenbewijs kan op grond van art. 58 WVW 1994 ongeldig worden verklaard.
De gebruikers van de katvangers, de 'verschuilers', zijn inmiddels op de hoogte van de ontdekkingsrisico's en de consequenties van inbeslagname. Gebleken is dat katvangervoertuigen steeds minder aan de openbare weg geparkeerd worden aangetroffen. Het langdurig gebruikmaken van één katvanger betekent in de praktijk, dat een fiscale schuld wordt opgebouwd met een kans op ontdekking en plaatsing van het VPL, incl. een sterk verhoogd risico op inbeslagname en signalering van illegale activiteiten.
Dit leidt tot aanpassingen in de fictieve houderschapsregistraties:
-
de 'verschuiler' beperkt de houderschapsduur ten name van een katvanger;
-
hij/zij zoekt vaker nieuwe katvangers zonder fiscale schuld en
-
de prijs voor een katvangerregistratie is inmiddels sterk gestegen. De bij de 'verschuilers' en fiscus bekende katvangers bemiddelen tegen een geringe vergoeding bij het recruteren van nieuwe katvangers.
Het voorgaande betekent dat er nog steeds nieuwe katvangers opduiken. In de eerste periode van de 'oude' aanpak was een groot aantal katvangers met in hoofdzaak grote aantallen houderschapsregistraties bekend. Na de daadwerkelijk 'nieuwe' aanpak kwam er door middel van controle, invordering en research een groeiend aantal katvangers boven water. Het aantal bekende katvangers neemt toe. Het aantal op katvangers geregistreerde voertuigen is stabiel. Het gemiddelde aantal, op katvangers geregistreerde voertuigen is gehalveerd. De gemiddelde houderschapsduur op naam van de katvanger is sterk beperkt. Voertuigen op naam van katvangers worden steeds vaker, geparkeerd of in opslag, buiten de openbare weg aangetroffen. Het tijdig signaleren van katvangers en registratiefraude betekent het sneller kunnen onderkennen van mogelijk frauduleuze en criminele activiteiten.
Het Openbaar Ministerie is, in ieder geval sinds de wijziging van het KR van kracht is, er in toenemende mate toe overgegaan om katvangers te vervolgen op grond van het doen plegen van valsheid in geschrifte (art. 225 Sr), t.w. het (telkens) valselijk doen opmaken van een kentekenbewijs deel II - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - door (telkens) valselijk te doen opgeven dat hij (katvanger) de (nieuwe) eigenaar van een motorvoertuig is, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken[6] .
Aantallen katvangers en voertuigen
(registratie Centraal Bureau Motorrijtuigenbelasting)
Bij de fiscale start in 1997 van de registratie en aanpak katvangers werden door de Belastingdienst, afdeling fraudecoördinatie van het CBM in samenwerking met de politie, 43.843 voertuigen in de actuele houderschapsregistratie RDW t.n.v. katvangers betrokken. De aanpak van katvangers heeft geleid tot een sterke vermindering van het aantal actueel op katvangers geregistreerde houderschappen, t.w. 18.185 (zie overzicht hierna, stand per 1-11-2002).
Actueel aansprakelijk houderschap betekent dat de momenteel geregistreerde kentekenhouder nog steeds als fiscaal aansprakelijke houder in de fiscale heffing kan worden betrokken. Die fiscale aansprakelijkheid kan worden beëindigd door een nieuwe houderschapsregistratie of door bij de Dienst Wegverkeer gemelde statusveranderingen, bijvoorbeeld door wijziging bedrijfsvoorraad, sloop, export enz. Ook is het mogelijk dat de katvanger-'spijtoptant' de Dienst Wegverkeer verzoekt om de ten onrechte op zijn/haar naam geregistreerde houderschappen te beëindigen. De voertuigen met een statusverandering en de houderschapregistraties waarvan op verzoek van de katvanger-'spijtoptant' de aansprakelijkheid van het houderschap wordt beëindigd, blijven in het kentekenregister met de laatst bekende aansprakelijke houder geregistreerd onder vermelding van veranderde status en datum statusverandering.
Met de identiteit van de katvangers was het als volgt gesteld:
peildatum
aantal bekenden
1–9–1997
528
1–1–1998
739
1–1–1999
854
1–1–2000
922
1–1–2001
978
1–1–2002
1030
1–11–2002
1140
De anonimiteit neemt dus af.
RDW- en CMB-cijfers katvangers
 
per 15–4–2001
per 1–11–2002
VPL geplaatst bij
530    
     954
Katvangers zonder actueel
 
 
aansprakelijk houderschap
73    
     283
Totaal op deze katvangers geregistreerde houderschappen,
incl. beëindigde aansprakelijkheid
107.933    
 136.443
Actueel houderschap op naam van
 
 
katvangers
18.380    
  18.185
Gemiddeld aantal per katvanger
40    
      19
Aantal afgesleepte/in beslag genomen voertuigen
Peildatum
aantal voertuigen
1997
       590
1998
      1847
1999
      1793
2000
      2375
2001
      1495
t/m juni 2002
       462
Nuancering van resultaten
Weliswaar tonen bovenstaande cijfers een zekere positieve tendens aan, maar tevens zijn sinds de inwerkingtreding van de wijziging van het KR knelpunten in de aanpak van katvangers te signaleren.
1
De met een VPL in het KR opgenomen katvanger gaat andere nog niet door de RDW geblokkeerde identiteitsbewijzen gebruiken of maakt gebruik van (ver)vals(t)e exemplaren. Het VPL wordt daardoor buiten spel gezet. Van de ca 954 katvangers met een VPL in het KR hebben er inmiddels 63 een doorstart gemaakt met andere (niet geblokkeerde) identiteitsbewijzen. Zodra het nieuw gebruikte identiteitsbewijs door controle, opsporing of research wordt onderkend, is een aangepaste blokkering mogelijk.
2
Katvangers met een buitenlandse identiteit, die (nog) niet kunnen (mogen) beschikken over een fiscaal nummer, zetten kentekens op hun naam met een Nederlands adres. Het ontbreken van een fiscaal nummer maakt de koppeling met fiscale bestanden en directe heffing motorrijtuigen onmogelijk. Startende katvangers, zonder fiscaal nummer, worden apart verwerkt door de coördinatieafdeling van het CBM. Het betreffen bijvoorbeeld in Nederland geregistreerde asielzoekers, die in afwachting van hun definitieve toelating geen fiscaal nummer krijgen toegekend. In de mobiliteitsbehoefte wordt voorzien, door aankoop van één of meerdere voertuigen op naam geregistreerd bij de Dienst Wegverkeer. De nieuw op naam geregistreerde kentekens worden door de Dienst Wegverkeer opgeleverd aan de Belastingdienst, die de kentekens voor de houderschapsheffing koppelt aan een fiscaal nummer. Het ontbreken van een fiscaal nummer betekent geen directe heffing, nader onderzoek en administratieve afhandeling met de risico's voor katvangerpraktijken en verdwenen kentekenhouders.
3
De katvanger komt slechts kort maar heftig in beeld (veel tenaamstellingen met zeer beperkte houderschapsduur).
4
In de praktijk blijkt dat er katvangerregistraties plaatsvinden, voorafgaand aan criminele praktijken (diefstal en omkatten). De illegale handel maakt eveneens, voorafgaand aan meldingen export, al of niet in een combinatie met criminele activiteiten, gebruik van katvangerregistraties.
5
Door de recente mogelijkheid van registervergelijking(en) komt het verschijnsel katvanger ook op andere dan kentekenterreinen voor, bijvoorbeeld op het gebied van de WAM.
De fiscus heeft, zoals hiervoor aangehaald, de mogelijkheid van inbeslagname na het doorlopen van het heffingstraject. Dit betekent, dat na de houderschapsregistratie door de Dienst Wegverkeer een rekening wordt verzonden door de Belastingdienst. In de heffing moet rekening gehouden worden met de wettelijke aanbetaling en met de dwanginvordering en de daarbij gestelde termijnen. Alleen bij een direct en ineens invorderbare fiscale schuld kan een voertuig in beslag genomen worden. De baten zijn afhankelijk van de waarde van het voertuig. In veel gevallen betreft het niet al te waardevolle voertuigen. Oorspronkelijk maakten (ook) privépersonen gebruik van katvangers, momenteel wordt de katvangerregistratie uitsluitend gebruikt voor de niet legale handel en criminele activiteiten.
Het tijdig onderkennen van een katvanger en registratiefraude betekent een sterke vermindering aan administratieve werkzaamheden in de heffing en invordering. Direct resultaat is terug te vinden in de huidige aantallen op katvangers geregistreerde kentekens (ca 18.000; zie overzicht hiervoor).
Hoe nu verder?
Gerichte samenwerking tussen de betrokken publieke en private partijen blijft van groot belang. Evenzeer de nadere uitwerking o.a. van de in de Nota van Toelichting bij genoemde wijziging van het KR gememoreerde (vervolg)stappen.
Eén daarvan is dat (citaat uit genoemde NvT) '(…) de onderhavige wijziging van het Kentekenreglement technisch de mogelijkheid biedt om ook buiten de groep katvangers openstaande vorderingen te verhalen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan personen die zich in de gemeentelijke basisadministratie wel hebben laten uitschrijven uit een bepaalde woonplaats, maar zich niet hebben laten inschrijven in een andere plaats; deze staan bij de RDW en bij de Belastingdienst geregistreerd als 'vertrokken met onbekende bestemming'. Dit zijn overigens niet per definitie katvangers, maar op deze wijze kan men zich wel degelijk proberen te onttrekken aan verplichtingen zoals belasting, verzekering en boetes. Doorgaande op deze lijn, zou ertoe overgegaan kunnen worden om bij elke persoon of bij elk voertuig ten aanzien waarvan aan een of meer verplichtingen niet is voldaan, in het kentekenregister een signaal te plaatsen, zodat de betrokken persoon gemakkelijker kan worden getraceerd en het te naam stellen van nieuwe voertuigen zonder dat eerst aan de verplichtingen is voldaan, kan worden voorkomen. Dit vereist echter wel een regeling bij wet in formele zin'.
De in die Nota vermelde voorbereidingen daartoe zijn naar mijn weten nog niet getroffen.
Binnen de politieorganisatie liggen er op dit moment volop kansen om de aanpak van katvangers te intensiveren of hieraan een (her)nieuw(d)e impuls te geven. Door het samenvoegen van verschillende teams (kernteams, bovenregionale recherche[7] en interregionale fraudeteams) wordt een einde gemaakt aan de versnippering van capaciteit en aansturing[8] . In het veiligheidsprogramma Naar een veiliger samenleving[9] is daaraan toegevoegd, dat er zes vaste rechercheteams komen voor de aanpak van regio-overstijgende vormen van middelzware criminaliteit.
In samenspraak en samenwerking met de in de diverse politieregio's nog opererende medewerkers van het Permanente Autoteam (PAT) zal een daadkrachtig(er) rechercheonderzoek naar het fenomeen van katvangers en de 'verschuilers' hierachter vorm en inhoud geven. Het Korps Landelijke Politiediensten is in staat zijn facilitaire diensten aan te bieden teneinde op basis van gedegen criminaliteitsanalyse en een goede projectvoorbereiding en -beschrijving het Openbaar Ministerie in staat te stellen een duidelijke keuze te maken hoe deze criminaliteitsvorm dient te worden aangepakt en daaraan leiding te geven.
De informatie voortkomend uit de diverse bijzondere opsporingsdiensten en politiële informatiesystemen, gelegd naast die uit de private of semipublieke databanken leveren een schat aan gegevens op, die goed (strategisch) geanalyseerd een basis kunnen vormen om te bepalen op welke wijze schaarse capaciteit en deskundigheid op de meest effectieve wijze kunnen worden ingezet.
Van de primair verantwoordelijke wetgever mag worden verwacht, dat hij de verdere toepassingsmogelijkheden van het Verplichtingensignaal blijft onderzoeken. De hiervoor genoemde Projectgroep formuleerde diverse verdergaande mogelijkheden voor de bestrijding van het ontduiken van aan het voertuig verbonden verplichtingen. Het vereist bestuurlijke en politieke keuzen ten aanzien van de wenselijkheid van een ruimere toepassing van het Verplichtingensignaal.
Kenteken- en registratiefraude vereisen 1. landelijke coördinatie tussen diverse overheden, ministeries en instanties en 2. doorlopende registratie, controleaandacht en opsporingscapaciteit. Het landelijk informatiecentrum voertuigcriminaliteit te Veendam, de landelijke coördinatieafdeling van de Belastingdienst centrale administratie, sector autoheffingen, de Stichting aanpak voertuigcriminaliteit, de politie en het Openbaar Ministerie dienen hierin, naast de betrokken vakdepartementen, een belangrijke rol te spelen. Wie neemt de draad (weer) op?
Samenvatting en conclusies
Sinds 1994 wordt door de betrokken publieke en private partners meer gericht aandacht besteed aan het fenomeen 'katvangers' en de zich hierachter verschuilende gebruikers of eigenaren van voertuigen. Een multidisciplinaire projectgroep bevorderde onder meer dat op 21 februari 2001 het Kentekenreglement in die zin werd gewijzigd, dat in het kentekenregister bij geregistreerde voertuigeigenaren die zich stelselmatig aan hun verplichtingen onttrekken een zogenoemd 'verplichtingensignaal' (VPL) wordt geplaatst. De betrokken eigenaar/houder kan vanaf dat moment niet nog meer voertuigen op zijn of haar naam laten registreren. In dat geval wordt een aanvraag tot in- of overschrijving op het postkantoor geblokkeerd. De eerste resultaten naar aanleiding van het plaatsen van het VPL zijn bemoedigend, maar voor zowel de primair verantwoordelijke minister (van Verkeer en Waterstaat), de samenwerkende publieke en private partners, als de betrokken opsporingsinstanties en het openbaar ministerie blijft nog volop werk aan de winkel en bestaan voldoende kansen om dit fenomeen meer beheersbaar te maken.
[1] Zie HR 8 juni 1993; VR 1995, 6.
[2] Persbericht RVD/Directie voorlichting, nr 15, onderwerp: ministerraad 12 december 1997. Overigens in de Nota van Toelichting bij de hierna te bespreken wijziging van het KR is sprake van 850 katvangers, ca 35.000 voertuigen en een geraamde schade van ca 25 miljoen gulden per jaar (11,5 miljoen euro).
[3] Rapport van september 1996.
[4] Masterplan aanpak katvangers; 4 maart 1998.
[5] Brief van 24 juli 2000, kenmerk z2000-0543-02.
[6] O.a. ongepubliceerde uitspraken van het Gerechtshof Arnhem en Rechtbank Dordrecht. Zo kwam bijv. het Gerechtshof te Arnhem in het niet gepubliceerde arrest van 16 april 1998, nr 21-001912-97, tot een veroordeling van de katvanger wegens het doen plegen van valsheid in geschrifte. Straffeloosheid van de PTT-medewerker werd dus - terecht - aangenomen. De Rechtbank Zutphen had in eerste aanleg vrijgesproken omdat naar haar oordeel noch van medeplegen noch van doen plegen sprake was.
[7] Kamerstukken II, 2001-2002, 28 250, nr 2, Nota landelijke en bovenregionale recherche.
[8] Rapport Nederlandse Politie Academie, augustus 2002, De voorhoede van opsporing; evaluatie van de kernteams als instrument in de aanpak van zware georganiseerde criminaliteit.
[9] Kamerstukken II, 2002-2003, 28 600, VII en VI, nr 6 en 28 684, nr 1 e.v.