pag. 297 VR 2008, Hoe overleef ik een overlijdensschaderegeling?

VRA 2008, p. 297
2008-10-01
F.A.R.M. Zwarts
Voor dit themanummer van Verkeersrecht leek het de redactie belangrijk om ook aandacht te vragen voor de gevolgen van een overlijdensschade vanuit het gezichtspunt van een nabestaande. Deze wordt namelijk niet alleen geconfronteerd met de juridische consequenties maar zeker ook met de emotionele en praktische gevolgen daarvan.
Het betreft een bestaand dossier waarbij uit overwegingen van privacy de namen en de plaatsen zijn veranderd.
Hoe overleef ik een overlijdensschaderegeling?
Een voorbeeld uit de praktijk
VRA 2008, p. 297
F.A.R.M. Zwarts [1]
Op 12 augustus 2000 is Jan Ikink uit Vorden aan het werk op het terrein waar het jaarlijkse dorpsfeest moest worden gehouden. Jan was bekend in het dorp en een graag geziene figuur. Hij werkte al jaren bij het technisch installatiebureau als servicemonteur.
Door een noodlottige fout bij het verplaatsen van een lantaarnpaal schoot deze los uit de hijsstrop en kwam op Jan terecht. Jan was op slag dood. De voorman, Kees Kleine, zag het ongeval gebeuren en meldde het direct aan zijn werkgever Willem Grootoonk. De politie, een ambulance en de arbeidsinspectie werden gewaarschuwd. Het werk werd stilgelegd.
Willem kreeg de loodzware taak Annie Ikink van het ongeval op de hoogte te brengen.
Annie en Jan waren dat jaar 121/2 jaar getrouwd. Ze hadden samen 3 kinderen. Een dochtertje van nog geen jaar oud en twee zoons, drie en vijf jaar oud. Annie werkte parttime als thuishulp. Het gezin bewoonde een eigen vrijstaande woning met een flinke lap grond. In de vrije tijd was Jan altijd rond het huis aan het werk. De hypotheek was eigenlijk te hoog, maar door samen te werken en zuinig te leven wisten ze het te redden.
Annie begreep er niets van. Haar Jan, hoe kon dat nou, hij was altijd zo precies. Hoe moest ze de kinderen vertellen dat papa nooit meer thuis zou komen. Als in een roes gingen de begrafenis en de eerste weken voorbij. Het besef dat Jan nooit meer thuis zou komen en zij er alleen voor stond werd steeds groter. De familie en buren hielpen haar, maar desondanks was ze vreselijk alleen.
Na drie maanden ging ze noodgedwongen weer aan het werk omdat ze het geld hard nodig had. Inmiddels waren haar ouders en schoonouders bereid om voor de kleine, die kon nog niet naar de opvang, te zorgen op de dagen dat ze werkte. Vier dagen werken zoals voorheen was niet meer mogelijk omdat ze er nu ondanks de hulp van de (schoon)ouders alleen voor stond.
Een deel van de hypotheek was afgelost met een verzekering, maar de lasten bleven hoog. Er was een weduwepensioentje en samen met de ANW-uitkering en de aanvulling van haar werk was het te doen.
Op advies van haar werkgever nam ze een schaderegelingsbureau in de arm om de zaak met de verzekering te regelen. De belangenbehartiger bezocht Annie. Annie wist dat het bezoek nodig was, maar niet wat ze ervan moest verwachten. De voorman Kees zou bij het gesprek aanwezig zijn. Wie was haar man? Wat verdiende hij? Welke verzekeringen had hij afgesloten? Hoeveel hypotheek was er? Wat had Annie met de verzekeringsuitkeringen gedaan? Waarom was ze minder gaan werken? Hoe was de opvang van de kinderen geregeld? Waren daar kosten aan verbonden? Zou Jan carrière gemaakt hebben? Wat deed hij in zijn vrije tijd? Kluste hij er zwart bij? Wat waren de begrafeniskosten geweest? Wie had wat betaald?
Annie gaf antwoord op de vele vragen, maar een groot aantal moest ze onbeantwoord laten. Jan had altijd de financiën gedaan en zij wist het ook niet precies. Er moest van alles worden uitgezocht.
De belangenbehartiger begon ook nog over voor haar onbegrijpelijke begrippen als behoefte en behoeftigheid. Ze begreep alleen dat het wel erg ingewikkeld was en had vooral behoefte aan zekerheid.
Loonstroken werden overgelegd, belastingaangiften verzameld, uitkeringsbrieven van de verzekeringen bij elkaar gezocht, de kosten van de begrafenis verzameld. Tegelijkertijd bleek een aantal abonnementen te moeten worden opgezegd en moest de tenaamstelling voor de energie en water worden veranderd. De wegenbelasting moest worden omgezet en het kenteken van de auto kwam op haar naam. Steeds weer bleek dat ze een instantie had vergeten te waarschuwen en kreeg ze weer brieven en aanvraagformulieren. Het werd haar bijna te veel. Ze wilde er vanaf.
Ondertussen waren de verzekeraar van de kraanmachinist en de werkgever in discussie over de vraag wie moest opkomen voor de schade. De verzekeraar van de werkgever toonde zich bereid de schade te vergoeden en schakelde een expertisebureau in.
De expert van dit bureau kreeg opdracht een inventariserend bezoek aan Annie te brengen en een rapport op te stellen. De verzekeraar moest immers een goede reservering kunnen maken.
De begrafeniskosten bleken gedeeltelijk door de werkgever te zijn voorgeschoten.
De expert concludeerde dat hij nog belastingaangiften en aanslagen van voor het ongeval miste en had ook nog niet alle gegevens van de levensverzekering, hypotheek en huidige inkomenssituatie. Hij wilde eerst een compleet beeld hebben alvorens advies uit te brengen. Ook wilde hij de carrièreperspectieven van Jan weten en vroeg hij om bewijs van het kluswerk dat Jan regelmatig op zaterdag deed. Annie dacht, waarom vraagt die man weer hetzelfde? Ik heb toch al alles verteld.
Opnieuw moest ze uitleggen hoe ze de kinderopvang met haar ouders en schoonouders had geregeld. De belangenbehartiger beaamde dat de expert al die gegevens nodig had.
Het werk viel haar steeds zwaarder en zij besloot er mee op te houden. Dan maar minder inkomen, want ze wilde bij wat haar restte, haar kinderen, kunnen zijn.
Er gingen vele maanden overheen en steeds bleek de informatie volgens de expert niet compleet te zijn. Kees hielp haar in die tijd intensief. Tussen Annie en Kees ontstond een relatie. Kees kon Jan weliswaar niet vervangen, maar hij had wel een luisterend oor, verdreef de eenzaamheid en kon goed met de kinderen overweg. Kees was ondertussen gescheiden. Het schoot niet op de gewenste gegevens te verzamelen en er gingen twee jaar overheen. Een voorschot op de schade was niet ter sprake gekomen.
Annie besloot samen met Kees door het leven te gaan. Ze gingen samenwonen in het huis van Kees.
De belangenbehartiger liet dit de expert van de verzekeraar weten. Deze gebeurtenis maakte alles weer geheel anders. Er was immers een nieuwe situatie ontstaan.
Uiteindelijk, inmiddels vier jaar na het ongeval, leken de belangenbehartiger en de expert er wel uit te zijn. Er werd gerekend volgens een voor haar onbegrijpelijk model. Behoeftigheid, vaste lasten, consumptief inkomen, bespaarde kosten, verdeling volgens de Amsterdamse schaal, het zei haar allemaal niets. Ze wilde de ellende achter zich laten en verder met haar eigen leven.
De belangenbehartiger en de expert kwamen tot een overeenstemming. Zij zeiden dat ze zelf geen schade had geleden, maar de kinderen wel. 'Hoezo geen schade?', dacht ze verontwaardigd, 'Ik ben mijn Jan kwijt'.
De belangenbehartiger had gezegd dat alleen de kantonrechter de regeling nog moest goedkeuren en dat de zaak dan in orde zou zijn.
De kantonrechter keek naar de zaak, maar kon zijn goedkeuring niet geven. Wat als Annie en Kees weer uit elkaar zouden gaan? Hoe zit het dan met het belang van de kinderen? Hij oordeelde dat daarover niet voldoende duidelijkheid werd gegeven.
Hij stuurde de stukken terug en vond dat de belangenbehartiger en de expert hun huiswerk over moesten doen.
Inmiddels kwam er een andere belangenbehartiger op de zaak, die een en ander nog eens goed doornam. Het bleek hem, nu zes jaar na het ongeval, dat er nog steeds geen enkel voorschot was betaald. De expert verdedigde zich door te stellen dat er ook nooit om een voorschot was gevraagd. De begrafeniskosten waren door de werkgever voldaan en deze zou de lening nooit innen. Ook liet de expert weten dat hij het door de werkgever genoemde carrièreperspectief niet wilde overnemen. Dat de vorige belangenbehartiger daarover niet gesproken had, was niet zijn fout. De expert wilde best een nieuwe berekening maken, maar dan moest hij eerst de inkomensgegevens van Annie weten. In verband met de aan te houden looptijd van de schade van de kinderen wilde hij weten op wat voor school ze zaten en op welk niveau.
Opnieuw kreeg Annie allerhande vragen over zich heen. Hoe wist ze nu wat de kinderen zouden gaan studeren, ze zaten immers nog op de basisschool? Wat wist ze nog van de carrière van Jan? Hij deed het altijd goed en vertelde steeds dat zijn baas zeer tevreden was. Hij had al enkele stappen gezet en was er nog niet. Wel wist ze dat hij graag hogerop wilde.
Er werd een nieuw gesprek tussen de belangenbehartiger en de expert geregeld. Nog steeds waren die er niet uit. Er waren nog discussies over verrekening van de
ANW
, opgekomen voordelen en zo. Ze begreep er niets van. Gelukkig hoefde ze niet bij die bespreking aanwezig te zijn.
Na de bespreking werd haar gezegd dat ze er wel uit waren en dat er overeenstemming was bereikt over de uitgangspunten voor een nieuwe berekening.
Ze hoorde niets. Vier maanden verstreken. Het werd weer 12 augustus en ze ging naar het graf van Jan. Het was nu 2008.
'Hoe lang nog Jan, hoe lang?', vroeg ze met tranen over haar wangen.
Het is in dit verhaal geenszins de bedoeling een verwijt te maken naar de belangenbehartiger, verzekeraar of expert. Ieder heeft zijn werk naar beste kunnen willen doen. Het gaat er ook niet om vast te stellen wat juridisch gezien verdedigbaar is en welke standpunten partijen hadden moeten innemen. Daarover zou in deze casus wellicht een boek geschreven kunnen worden.
Ik vraag mij echter wel af of de huidige systematiek van het berekenen van een overlijdensschade, hoe zeer verdedigbaar vanuit juridisch standpunt, nog wel aansluit bij de ware behoefte van de nabestaanden. Ik denk van niet. De systematiek staat namelijk te ver af van de realiteit van de nabestaande. De realiteit is namelijk dat een dierbare is overleden en dat de kosten doorgaan. Dezelfde realiteit leert dat de overledene niet meer eet/drinkt en consumeert. Ook de meest bedroefde nabestaande begrijpt dat. Is het een uitdaging om te bestuderen of het gezinsinkomen voor ongeval verminderd kan worden met de consumptie van de overledene om zo tot een schadebegroting te kunnen komen? Deze consumptie kan mijns inziens worden vastgesteld via het NIBUD.
Ik besef dat dit buiten de juridische kaders valt, maar als partijen het erover eens zijn, waarom zouden we dan het gekunstelde en voor de leek onbegrijpelijke systeem hanteren?
[1] Medewerker letselschadebureau.