pag. 4 VR 2005, Verslag van de 5e Europese Verkeersrechtdagen

VRA 2005, p. 4
2005-01-01
Mr L. Schreuder, mr M. Storm
Verslag van de 5e Europese Verkeersrechtdagen
Trier, 14 en 15 oktober 2004
VRA 2005, p. 4
Mr L. Schreuder, mr M. Storm
Op 14 en 15 oktober 2004 vonden de vijfde Europese Verkeersrechtdagen plaats te Trier. Deze dagen worden jaarlijks georganiseerd door het Instituut voor Europees Verkeersrecht in samenwerking met de Europese Rechtsacademie, ERA.
De volgende hoofdonderwerpen kwamen aan de orde:
-
grensoverschrijdende tenuitvoerlegging van (verkeers)boetes en ontzegging van de rijbevoegdheid;
-
vergoeding van ernstig letsel in Europa;
-
regeling van massaschade (kettingbotsingen) en
-
de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijk recht in verkeersongevallen.
Grensoverschrijdende tenuitvoerlegging van (verkeers)boetes en ontzegging van de rijbevoegdheid
Over dit onderwerp gaven Bert Morris , deputy director van the AA Motor Trust (Groot-Brittannië), en prof. dr. Michael Brenner van de Universiteit te Jena een inleiding.
De grensoverschrijdende tenuitvoerlegging van de ontzegging van de rijbevoegdheid is geregeld in de Overeenkomst betreffende de ontzegging van de rijbevoegdheid (PubEG 1998, C216). Dit verdrag is slechts door een tweetal landen geratificeerd en nog niet in werking getreden. De Overeenkomst verplicht het woonland van de betrokkene tot het ten uitvoer leggen van de ontzegging die plaatsvindt in het land waar het strafbare feit is begaan. Voor geldstraffen wordt dit geregeld in het Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van geldelijke sancties. Dit Besluit moet de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van geldstraffen tot € 70, waaronder ook verkeersboetes, vergemakkelijken.
Beide sprekers wezen op de nadelige gevolgen die een wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging, zoals thans voorgesteld, in het eigen land van de betrokkene mee kan brengen. Buitenlanders die in een ander land bij een (ernstig) ongeval zijn betrokken of worden geverbaliseerd wegens een verkeersovertreding, zijn niet of onvoldoende op de hoogte van de rechten die zij hebben als betrokkene/verdachte in dat land.
Morris benadrukt dan ook dat voor een adequate rechtsbescherming procedurele waarborgen noodzakelijkerwijs voorafgaan aan erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen en -maatregelen. Waarborgen als goede informatie in de eigen taal, een onafhankelijk politieonderzoek, de toegang tot een advocaat die de taal spreekt, het recht op een tolk/vertaler en het recht gehoord te worden door een onafhankelijk rechter in een voor de buitenlander begrijpelijke taal. Beide regelingen voldoen hier onvoldoende aan en gaan er teveel vanuit dat het in andere landen wel goed zit met de eerbiediging van de rechten van verdachten.
Brenner onderzocht de vraag of en onder welke voorwaarden buitenlandse vonnissen in Duitsland ten uitvoer gelegd kunnen worden. Alvorens buitenlandse vonnissen in Duitsland ten uitvoer kunnen worden gelegd, moeten deze aan de Duitse rechter worden voorgelegd, die onder meer toetst of fundamentele rechtsbeginselen niet zijn geschonden. Het is echter niet alleen het formele recht dat verschillend is in de diverse EU-landen. Ook in het materiële recht zijn verschillen te zien. Verkeersdelicten in de EU-landen worden verschillend bestraft. Het gevolg kan zijn dat in Duitsland een zwaardere straf ten uitvoer zou moeten worden opgelegd dan voor hetzelfde delict in Duitsland gebruikelijk is. Brenner pleit dan ook voor meer harmonisatie van het nationale formele en materiële (verkeersstraf)recht. De rechtsbescherming van EU-burgers dient voorop te staan. Hij pleit voor het opnemen van een 'ordre juridique' die EU-lidstaten de mogelijkheid geeft tenuitvoerlegging te weigeren.
Vergoeding van ernstig letsel in Europa
De Italiaanse dr. Marco Bona , hoogleraar en advocaat te Milaan, gaf een rechtsvergelijkend overzicht van de vergoeding van ernstige personenschade in Europa. Hoewel het beginsel van volledige schadevergoeding in elke EU-lidstaat wordt onderschreven, blijken er in de praktijk aanzienlijke verschillen in de aard en omvang van de vergoeding. Enerzijds zijn er verschillen tussen de aard en omvang van de vergoeding van materiële schade en immateriële schade. De positie van indirecte slachtoffers in het schadevergoedingsrecht loopt binnen de EU-landen nogal uiteen, maar dit geldt ook voor onder andere de vergoeding aan comateuze slachtoffers. Bovendien verschilt de wijze van de geldelijke evaluatie van deze personenschade. Anderzijds zijn de schadevergoedingsprocedures onderling verschillend. Verschillen in de civiele procedure, de verdeling van de bewijslast, de verjaringstermijnen, de rol van de medisch expert, de rol en de praktijk van de verzekeraars en de mate waarin slachtoffers toegang tot de rechter hebben.
Met betrekking tot de vraag hoe deze verschillen op te heffen, is Bona van mening dat allereerst moet worden begonnen om minimum normen te ontwikkelen.
In aansluiting hierop plaatste de Italiaanse advocaat en hoogleraar Giulio Ponzanelli het Italiaanse schadevergoedingsrecht met betrekking tot letselschade naast dat van de Verenigde Staten.
Regeling van massaschade (kettingbotsingen)
Het derde thema handelde over de afwikkeling van massaschade als gevolg van kettingbotsingen.
Paul Muylaert , advocaat te Brussel, schetste de complexe internationale problemen naar aanleiding van het ongeval op 24 maart 1999 in de Mont Blanc-tunnel, die deels op Frans en deels op Italiaans grondgebied ligt. De oorzaak van het ongeval was een in België geregistreerde vrachtauto, die in brand vloog. Daarop volgde een kettingbotsing, zowel op Frans als Italiaans grondgebied. Er waren 37 dodelijke slachtoffers van verschillende nationaliteiten in 22 personenauto's en 15 vrachtauto's. Twee van de slachtoffers waren werknemers van de twee tunnelexploitanten. Het resultaat van dit alles is een veelheid aan rechtszaken, zowel straf- als civiele procedures, in 3 landen, te weten Frankrijk, Italië en België.
Uit het ongeval in de Mont Blanc-tunnel blijkt dat een dergelijk ongeval een complexe schadeafwikkeling tot gevolg heeft. Een veelheid aan voertuigen, personen en verzekeringen is betrokken, waarbij de aansprakelijkheidsvraag lastig te beantwoorden is.
Die complexe schadeafwikkeling heeft de Duitse verzekeraars, het Gesamtverband der Deutschen Versicherungswirtschaft, ertoe gebracht een speciaal regime in het leven te roepen ter afwikkeling van deze schade.
De heer Gampel , werkzaam bij het Bayerische Versicherungsverband, gaf een uitleg over de regeling, die als voorbeeld zou kunnen dienen voor de schadeafwikkeling van massaongevallen zoals kettingbotsingen. Dit regime is van toepassing bij ongevallen waarbij in beginsel 50 of meer voertuigen zijn betrokken. Ter afwikkeling van de schade, inclusief letselschade, wordt in ieder geval één, bij het ongeval betrokken, verzekeraar aangewezen, die de schade moet afwikkelen. De vaststelling van de schade is genormeerd; het regres van de aangewezen verzekeraar op de verzekeraars van de bij het ongeval betrokken voertuigen is vereenvoudigd. De regeling is ook van toepassing indien in het buitenland geregistreerde voertuigen bij de kettingbotsing zijn betrokken.
Dr. Guy Chappuis , werkzaam bij La Baloise Cie d'Assurances te Bazel en betrokken bij het Comité Européen d'Assurances (CEA), de Europese Federatie van Nationale Verzekeringsmaatschappijen, gaf een toelichting op de 'Convention Internationale Collission Multiple' die door het CEA is opgesteld. Deze overeenkomst uit 2003 wil de afwikkeling van een omvangrijke kettingbotsing, waarbij in het buitenland geregistreerde voertuigen betrokken zijn, vereenvoudigen, ook wat betreft het regresrecht. Op de vordering - de regeling is alleen van toepassing op letselschade - van de inzittende is het recht van het land van de verzekeringsovereenkomst van toepassing; bij afwezigheid daarvan geldt het lex loci delicti-beginsel. De verzekeraar van het voertuig moet de inzittenden schadeloos stellen. Op het regres van de betalende verzekeraar is de lex loci delicti-regel bepalend.
Tot nu toe hebben de bij de CEA aangesloten verzekeraars weinig belangstelling daarvoor getoond en hebben zij zich niet bij deze overeenkomst aangesloten. Nederlandse verzekeraars zijn ronduit negatief.
De rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijk recht in verkeersongevallen
Het laatste onderwerp van de Europese Verkeersrechtdagen ging over het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit non-contractuele verbintenissen.
Philip Mead , barrister te Londen, gaf een beschouwing naar aanleiding van de problemen die spelen bij de vraag welk recht van toepassing is bij internationale verkeersongevallen, mede gezien in het licht van de vierde WAM-richtlijn. De vierde WAM-richtlijn voorziet in de mogelijkheid voor het slachtoffer van een verkeersongeval in een EU-land om in eigen land zijn schade te regelen, maar dit neemt niet weg dat daarbij nog steeds het recht van het land van het ongeval toepasselijk is met alle verschillen in de omvang van de schadevergoeding van dien.
Mead pleit dan ook voor het maken van een scheiding in de vraag naar het toepasselijk recht. Voor de vestiging van aansprakelijkheid zou het beginsel van lex loci delicti van toepassing moeten zijn, voor de vaststelling van de omvang van schadevergoeding het recht van het land waar het slachtoffer zijn woonplaats heeft. De rechter van het land van het ongeval moet de bevoegdheid krijgen te oordelen over de aansprakelijkheidsvraag. Is die eenmaal vastgesteld, dan moet de zaak worden overgedragen aan de rechter van het woonland van het slachtoffer.
Zijn voorstel betreft alleen aanzienlijke letselschadeclaims, waarbij hij denkt aan vorderingen vanaf € 50.000 à € 70.000.
Voor letselschadevorderingen onder deze bedragen moet dan het recht van het land van het ongeval blijven gelden, dus met betrekking zowel tot de aansprakelijkheid als de omvang van de schadevergoeding.
Diana Wallis , Europarlementariër, stond stil bij het voorstel voor een EU-verordening van het Europees Parlement en van de Raad betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen ('Rome II'). De Verordening is nog in de ontwerpfase en kan worden gezien als een 'routekaart' tot rechtskeuze.
Het toepasselijk recht wordt bepaald door de lex loci delicti-regel. Op deze regel zijn uitzonderingen geformuleerd.
Nu de Verordening nog in de ontwerpfase verkeert en het parlementaire proces nog niet is afgerond, is er nog een aantal vragen die moeten worden beantwoord. Eén van de vragen is die naar de wenselijkheid om in de Verordening een scheiding te maken tussen de aansprakelijkheidsvraag en de vaststelling van de schadevergoeding in de zin van het voorstel van Mead.
Wallis stelde de vergadering nog de volgende vragen:
1
Moet de wet die van toepassing is op het bepalen van de hoogte van de schade en facetten van de schade de lex loci delicti zijn of de lex damni?
2
Moeten de regels van het Haags Verkeersongevallenverdrag worden geïncorporeerd in deze Verordening?
3
Moeten de regels met betrekking tot schade worden opgenomen in deze Verordening of in de vijfde WAM-richtlijn?
4
Moet in deze Verordening een uitzondering worden gemaakt voor verkeersongevallen?
5
Moet de directe actie tegen de verzekeraar in de Verordening worden opgenomen?
De Europese Verkeersrechtdagen blijken een uitstekend forum om van gedachten te wisselen over de internationale aspecten van het verkeersrecht.