68
Begroting van morele schade in België
Caroline Van Schoubroeck *
* Hoofddocent faculteit rechtsgeleerdheid KU Leuven, België
België kent een lange traditie van een recht op vergoeding van immateriële schade of morele schade. Dit kadert in het Belgische open stelsel van vergoeding van schade aan derden. Kenmerken zijn dat het begrip morele schade een invulling kent die ruimer is dan enkel “smarten en pijn” en dat deze schade niet alleen kan worden geleden door de rechtstreeks getroffene, maar ook door personen die een nauwe band hebben met dit rechtstreekse slachtoffer. Hierna worden vooreerst de algemene beginselen van het Belgisch schadeloosstellingsrecht toegelicht (1), de suppletieve rol die de sinds einde 1995 ontwikkelde indicatieve tabel daarin speelt (2) en vervolgens de beginselen van vergoedbaarheid van morele schade besproken (3). Zonder in het bestek van deze bijdrage een exhaustieve analyse te maken, wordt vervolgens nader ingegaan op de morele schade in hoofde van de rechtstreeks getroffene enerzijds (4) en van iedere persoon op wie, wegens hun feitelijke band met de rechtstreekse getroffene, de schade reflecteert anderzijds (5). Een slotbeschouwing sluit de bijdrage af.
1. Algemene beginselen van schade en schadeloosstelling1)
De rechtsgrond van het recht op vergoeding van schade ingevolge aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (buitencontractuele of extra-contractuele aansprakelijkheid genoemd) is gelegen in de artikelen 1382 tot en met 1386bis van het Burgerlijk Wetboek (BW) en is ongewijzigd sinds de Code Napoleon van 21 maart 1804. Artikel 1382 BW bepaalt: “Elke daad van de mens, waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt, verplicht degene door wiens schuld de schade is ontstaan, deze te vergoeden”. Artikel 1383 BW bepaalt: “Ieder is aansprakelijk niet alleen voor de schade welke hij door zijn daad, maar ook voor die welke hij door zijn nalatigheid of onvoorzichtigheid heeft veroorzaakt”. Hieruit volgt dat men persoonlijk aansprakelijk is voor de eigen opzettelijke of onopzettelijke daad, nalatigheid of onvoorzichtigheid. Daarnaast regelen de artikelen 1384 tot en met 1386 BW de limitatieve gevallen van aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door de daad van personen voor wie men instaat of voor zaken, met inbegrip van dieren, die men onder zijn bewaring heeft.
Kenmerkend is dat deze gemeenrechtelijke regeling geen definitie geeft van het begrip schade, geen opsomming van de kring van gerechtigden, noch enige limitering of normering van bedragen of vergoedingen kent. Het komt de feitenrechter toe om op soevereine wijze op grond van de concrete gegevens van de zaak te oordelen wie een vorderingsrecht geniet, of de schade zeker en vaststaand is, wat de omvang van de schade is en het gepaste herstel in natura of vergoeding bij equivalent in de vorm van een geldsom. Het gemeen schadevergoedingsrecht kan bijgevolg worden gekwalificeerd als een open stelsel van vergoeding voor derden.2) Deze algemene beginselen van schadeloosstelling vinden ook toepassing in bijzondere vergoedingsregelingen, zoals de regeling voor de slachtoffers van verkeersongevallen waarbij motorrijtuigen zijn betrokken (de zgn. vergoedingsregeling voor zwakke weggebruikers van artikel 29bis WAM-wet van 21 november 1989).3) Sommige bijzondere vergoedingsregimes houden wel een afwijkende regeling in. Zo kent de vergoeding van arbeidsongevallen voor werknemers (gesteund op een verplichte verzekering via private verzekeraars) een plafonnering van het inkomen voor de berekening van vergoeding voor de tijdelijke en de blijvende arbeidsongeschiktheid, een beperking van de kring van aanspraakgerechtigden en een uitsluiting van vergoeding voor morele schade.4) Voor mesothelioom en asbestose kent het asbestfonds aan het rechtstreeks getroffen slachtoffer en zijn gezinsleden een beperkte forfaitaire vergoeding toe voor materiële en immateriële schade samen.5)
Bij gebreke aan een wettelijke definitie van het begrip schade ontwikkelden (en ontwikkelen) rechtsleer en rechtspraak de criteria op grond waarvan kan worden beoordeeld of schade zeker en vaststaand is en of er een recht op vergoeding bestaat. Het begrip vergoedbare schade is ruim nu een krenking van een persoonlijk rechtmatig belang volstaat. Deze schade kan worden geleden door degene die zelf rechtstreeks is getroffen, alsook door iedere persoon op wie, wegens hun feitelijke band (affectieve, familie- of professionele) met de rechtstreeks getroffene, de schade reflecteert. Dit wordt reflectieschade of schade door weerkaatsing genoemd.6) Iedere schade die zeker en vaststaand is (in de zin dat deze zo waarschijnlijk is dat je niet meer ernstig aan het tegendeel moet denken ook al blijft dat theoretisch mogelijk) moet worden vergoed, hoe beperkt haar omvang ook is of hoe moeilijk deze met mathematische zekerheid kan worden becijferd. De schade moet integraal worden vergoed volgens de beginselen: “De schade en niets dan de schade” en “de vergoeding moet én passend én juist zijn”.7) De raming van de schade moet zo exact mogelijk gebeuren aan de hand van werkelijk vaststaande en concrete gegevens. Wanneer de rechter motiveert waarom de door het slachtoffer voorgestelde berekening niet kan worden aangenomen en vaststelt dat het onmogelijk is om de schade op een andere wijze te begroten, erkent vaststaande rechtspraak van het Hof van Cassatie dat de rechter de schade ex aequo et bono mag ramen. In de praktijk is dit vaak het geval bij de begroting van morele schade.8) Een symbolische vergoeding ten bedrage van één euro is strijdig met het beginsel dat de schadeloosstelling wordt bepaald door de omvang van de schade. Met uitzondering van de billijkheidsbeoordeling bij schade veroorzaakt door geestesgestoorden (artikel 1386bis BW), kent het Belgisch recht geen matigingsrecht toe aan de rechter.
2. Indicatieve tabel als aanvullend instrument voor evaluatie van schade
Sinds einde 1995 bestaat in België een zgn. nationale indicatieve tabel voor de evaluatie van schade met inbegrip van morele schade. Ofschoon oorspronkelijk bedoeld voor de vergoeding van verkeersschade, wordt deze gebruikt voor de vergoeding naar gemeen recht van alle schade uit lichamelijk letsel.
De directe aanleiding voor het opstellen van de indicatieve tabel vormde de herstructurering van de politierechtbanken in 1994 waardoor deze de algemene bevoegdheid van verkeersrechtbank kregen toegewezen. Door de hieruit voortvloeiende vermenigvuldiging van het aantal rechtbanken in eerste aanleg (34) en in hoger beroep (27 rechtbanken van eerste aanleg die de functie van beroepsinstantie overnamen van de 5 hoven van beroep) vreesde men dat de eenheid en de eenvormigheid van de rechtspraak inzake schade en schadeloosstelling bij verkeersongevallen werd bedreigd. De eerste indicatieve tabel kwam tot stand op initiatief van verenigingen van magistraten (vrede- en politierechters en eerste aanleg). Ondertussen zetelen(den) in deze, nog steeds informele en beperkte, werkgroep naast magistraten (politierechtbanken, rechtbanken van eerste aanleg, hoven van beroep) ook advocaten, verzekeringsondernemingen, academici, consumentenverenigingen, een ergonoom, een actuaris en de organisatie Ouders van Verongelukte Kinderen. De werkgroep vergadert gedurende meerdere maanden (tabel 2008 ongeveer twee jaar) over een herwerking van de bestaande indicatieve tabel. De eerste indicatieve tabel kwam tot stand op basis van de informele lijsten die sommige magistraten voor eigen gebruik hadden ontwikkeld, gepubliceerde rechtspraak en overzichten van rechtspraak (ook van lokale rechtbanken). De vijfde uitgave dateert van 2008 en een nieuwe versie is in het vooruitzicht gesteld voor het najaar 2012.9)
De inhoud is gesteund op een uitgebreide analyse van de vergoedingsnormen en bedragen uit de bestaande rechterlijke beslissingen en dus een weergave van de schadebegrotingen op basis van de bestaande rechtspraak.10) De indicatieve tabel (in totaal een 12 p.) bestaat uit zeven hoofdstukken 11) met onderscheiden rubrieken die een opsomming bevatten van schadeposten met enige toelichting over de inhoud en de wijze van schadebegroting, veelal gekoppeld aan een bijhorend indicatief tarief. Zij worden hierna verder toegelicht voor wat betreft de morele schade (zie paragrafen 4 en 5).
Naast de centrale doelstelling van het bewerkstelligen van eenvormigheid in de rechtspraak (ook tussen Vlaanderen en Wallonië), het realiseren van een gelijke behandeling van de slachtoffers en het verhogen van de rechtszekerheid, strekt deze indicatieve tabel er hoofdzakelijk toe minnelijke regelingen te stimuleren, mogelijke wildgroei van schadebedragen te beteugelen en het realiseren van vergoeding tegen een lagere reële en psychologische kost. Er is een ruime consensus dat de tabel, niettegenstaande de tekortkomingen, een wezenlijke bijdrage levert aan een meer coherent en billijk schadeloosstellingsrecht en niet meer is weg te denken uit de schadevergoedingspraktijk.12)
Essentieel is dat deze indicatieve tabel niet bindend is en dus geen normatief karakter heeft, doch enkel een subsidiaire functie wanneer concrete schadebegroting en -herstel niet mogelijk is. Het voorwoord tot de tabel 2008 stelt: “de tabel is geenszins een wondermiddel bij schadebepalingen maar is slechts een middel om partijen bij hun onderhandelingen en de magistraten bij hun beoordeling te helpen knopen door te hakken (…) biedt de tabel slechts een houvast in die zaken waar er geen andere dan forfaitaire begroting van schade mogelijk is. De tabel vergt een kritische houding vanwege al zijn gebruikers”.13) In het arrest van 11 september 2009 verduidelijkt het Hof van Cassatie voor de eerste keer de waarde van de indicatieve tabel bij de begroting van schade en stelt uitdrukkelijk dat de indicatieve tabel enkel kan worden gebruikt op een “aanvullende wijze”. Uitgangspunt blijft dat de schade in concreto moet worden beoordeeld. Enkel wanneer de stoornis van het slachtoffer niet bijzonder intens of van uitzonderlijk lange duur is en na vaststelling dat het slachtoffer geen enkel stuk overlegt aan de hand waarvan de schade anders vastgesteld had kunnen worden, kan de rechter op aanvullende wijze gebruik maken van de indicatieve tabel. Het Hof van Cassatie erkent aldus dat de indicatieve tabel een geldig instrument is op voorwaarde dat de rechter die het gebruikt dit enkel doet op suppletieve wijze en gemotiveerd.14) Sommige auteurs lezen hierin dat het Hof van Cassatie toch een zekere standaardisering van de schadebegroting door middel van de indicatieve tabel aanvaardt.15)
In vergelijking met de twee vorige edities 16), voorzag de tabel van 2001 in een belangrijke verhoging van de bedragen (inclusief morele schadeposten), die meer vertegenwoordigde dan een loutere indexatie, maar zonder motivering.17) De vierde uitgave van 2004 hield voornamelijk een afronding in van de bedragen aan de euro.18) De wijzigingen in de tabel van 2008 betreffen vooral de vergoedingswijze van morele schade en een verhoging van sommige schadebedragen.19) Het is te betreuren dat de reden voor de verhogingen en hoe ze tot stand zijn gekomen niet wordt toegelicht.20) Betrokkenen bij de werkzaamheden verklaren echter wel dat “de meeste verhogingen, zeker de eventuele verhogingen van de forfaitaire vergoedingen voor extrapatrimoniale schade niet bedoeld zijn om de stijging van de levensduur te compenseren. De rode draad is inderdaad niet een blinde aanpassing van de cijfers aan de index doch in de tabel te incorporeren wat in de maatschappij, gekanaliseerd in de publieke opinie, als rechtvaardig en billijk wordt ervaren”.21)22)
3. Vergoedbaarheid van morele schade
Sinds 1881 neemt het Hof van Cassatie aan dat niet alleen vermogensschade maar eveneens niet-vermogenschade, ook wel immateriële schade, extrapatrimoniale of morele schade in ruime zin genoemd, bij toepassing van de hiervoor besproken algemene beginselen voor volledige vergoeding in concreto in aanmerking komt.23) De rechtsvordering tot schadevergoeding wegens morele schade heeft tot doel “de pijn, de smart of enig ander moreel leed te lenigen en in die mate de schade te herstellen”.24)
Niet enkel het rechtstreeks getroffen slachtoffer kan morele schade lijden. De rechter kan in de concrete omstandigheden van het geval beslissen dat er een band (hechte genegenheids-, familie- of professionele band) bestaat tussen de rechtstreeks getroffene en iedere andere persoon waarvan de krenking zeker en vaststaand is en er bijgevolg grond bestaat tot het toekennen van een vergoeding voor morele schade. De potentiële kring van gerechtigden is zeer ruim en niet beperkt tot direct bloed- of aanverwantschap tussen beiden.25) De zekerheid van morele schade wordt tevens erkend bij jonge kinderen en geesteszieken 26) en rechtspersonen 27), alsook (hoewel uitzonderlijk) bij beschadiging of verlies van een zaak of de aantasting van de affectieve band met een dier.28) De omschrijving van het Hof van Cassatie omvat een ruim begrip van morele schade en zoals hierna toegelicht, is in de rechtspraak (en de indicatieve tabel) een duidelijke tendens om in de vergoeding een onderscheid te maken tussen morele schade sensu strictu (smarten, moreel leed), pijnschade, seksuele schade, genoegenschade en esthetische schade.
Algemeen erkend is de moeilijkheid om morele schade te begroten, bij gebreke aan een maatstaf. Algemeen aanvaard is dat de schadeloosstelling strekt tot vergoeding en niet tot straf. Simoens stelt: “De oplossing wordt geboden door het symbolische karakter van het herstel. We staan in werkelijkheid voor een bijzondere herstelvorm, beantwoordende aan de eigen aard van de extrapatrimoniale schade. Het herstelbedrag wordt niet kwantitatief maar kwalitatief en daarom symbolisch begroot. De gelijkwaardigheid tussen de schade en vergoeding die principieel is vereist door artikel 1382 BW is hier symbolisch maar daarin ook, bij gebrek aan beter, werkelijk op vergoeding gericht” en “de schadeloosstelling moet precies omwille van haar symbolische karakter met gematigdheid worden vastgesteld”.29) Alternatieven voor de vervanging van de geldelijke schadeloosstelling, uitgaande van de opvatting dat bij morele schade herstel in natura mogelijk is, lijken niet aan te slaan in de rechtspraak en de meerderheid van de rechtsleer.30)
Nog te vermelden is dat de rechter op de toegekende bedragen zgn. vergoedende of compensatoire interest of rente kan toekennen. Dit is een schadepost die bestemd is om de schade te herstellen die tot stand is gekomen door een vertraging in de betaling van de verschuldigde vergoedingen. De rechter begroot het percentage in concreto, alsook de aanvangsdatum.31)
4. Morele schade van de rechtstreeks getroffene
De rechtstreeks getroffene kan morele schade lijden zowel bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid of invaliditeit, als in geval van blijvende ongeschiktheid of invaliditeit. Het gaat om de morele schade strictu sensu verbonden aan een invaliditeit, een absolute psycho-fysieke ongeschiktheid: het morele lijden, de ongerustheid, de angst voor de toekomst, het gevoel van psychische of fysieke minderwaarde.32)
In de rechtspraak (en vooral tussen de Waalse en de Vlaamse rechtbanken) bestaat sinds lang discussie over de vraag of de morele schade sensu stricto naast moreel leed of smart ook de fysieke pijn omvat en of aldus de pijnschade een onderscheiden schadepost vormt waarvoor een afzonderlijke vergoeding, pretium doloris, moet worden toegekend. M.a.w. pijn wordt als schade erkend maar de vraag is of deze het voorwerp moet uitmaken van een afzonderlijke vergoeding, dan wel een onderdeel moet uitmaken van de vergoeding voor morele schade.
a) Tijdelijke arbeidsongeschiktheid of invaliditeit
Voor de morele schade bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid werd, overeenkomstig de meerderheid van de rechtspraak, tot de indicatieve tabel 2001 een dagbedrag vooropgesteld berekend a rato van 100% arbeidsongeschiktheid en was de pijnschade in deze vergoeding voor morele schade begrepen.33) De indicatieve tabel 2004 stelde dat de morele schade naast pijn en smarten, onder meer omvat alle courante ongemakken met betrekking tot persoonlijke activiteiten in tuin, sport, hobby en het pretium doloris. De vooropgestelde vergoeding van deze morele schade bedroeg: 31 euro per gewone dag hospitalisatie; 37,50 euro bij opname onder hevige pijnen, bijzondere fysieke hinder, ook als zij blijven na de hospitalisatie, en bij zware revalidatie en 25 euro bij 100 % ongeschiktheid voor de gewone dagen zonder ziekenhuisopname. Als het aandeel van het pretium doloris uit dit forfait werd gelicht omdat het als een afzonderlijke schadepost medisch werd begroot, werden voormelde bedragen herleid tot 20 euro per dag. Indien het pretium doloris als een afzonderlijke schade op de schaal van 1 tot 7 werd vergoed, kon het begroot worden op 2,50 euro per dag per graad (punt 11-12). In vergelijking met de globale vergoeding houdt dit in dat om aan een vergoeding van 37,50 euro te komen een pretium doloris van 7/7 moet worden toegekend (4/7 om aan 31 euro te komen en 2/7 voor 25 euro).34) Tegen sommige praktijk werd tevens ingebracht dat deze beperking tot 20 euro per dag morele schade bij afzonderlijke pretium doloris niet kan worden toegepast op de gehele periode van tijdelijke invaliditeit wanneer enkel voor een beperkte periode een quantum doloris werd vastgesteld, omdat het erkennen van een quantum doloris er niet mag toe leiden dat de totale vergoeding voor de morele schade lager zou zijn dan bij een vergoeding van morele schade met inbegrip van pretium doloris.35)
In de indicatieve tabel 2008 (punt 14) wordt meer aandacht besteed aan het pretium doloris en is de voorgestelde begrotingswijze veranderd. Er wordt een evaluatie vooropgesteld door de deskundige van het quantum doloris op een schaal van 1 tot 7 waarbij 1/7 staat voor minieme pijn en 7/7 voor uitzonderlijk ernstige pijn (schaal van Julin).36) De deskundige moet er rekening mee houden dat de fysieke smarten van het niveau 1 tot 3 vervat dienen te zitten in de graden van arbeidsongeschiktheid of invaliditeit. Deze morele schade omvat de normale pijn en smarten, alle courante ongemakken als gevolg van de vastgestelde letsels evenals hun impact op persoonlijke activiteiten in tuin, sport en hobby en het pretium doloris tot de graad van 3 op de schaal van 7. Het vooropgestelde bedrag tot vergoeding van deze morele schade bedraagt 31 euro per gewone dag hospitalisatie en 25 euro per dag zonder hospitalisatie bij 100 % invaliditeit. Deze vergoeding omvat de voorzienbare fysieke smarten inherent verbonden aan de aangetaste fysieke integriteit en waarvan de gevolgen vergelijkbaar zijn voor ieder individu. De vooropgestelde bedragen zijn dezelfde sinds de tabel van 2001 (in de tabel van 2004 werd enkel de afronding naar de euro doorgevoerd). De kritiek is dat deze bedragen vooral voor ernstige schadegevallen te laag zijn.37) De verhoging van de schadevergoeding bij ernstige gevallen wordt in vergelijking met de tabel 2004 anders geregeld. Het bedrag van 37,50 euro en de 2,50 euro/dag/graad is weggevallen. De tabel 2008 bepaalt thans voor uitzonderlijke fysieke pijnen dat het pretium doloris vanaf 4/7 afzonderlijk kan worden begroot en hiervoor een bijkomende vergoeding kan worden toegekend.
Wanneer het pretium doloris afzonderlijk wordt begroot, dan stelt de tabel 2008 volgende bedragen per dag voor vanaf schaal 4:
Bron: NjW afl. 189, 710-721, http://www.cmlp.be/indicatieve_tabel2008NL.pdf.
In vergelijking met de tabel 2004 verhoogt de vooropgestelde vergoeding voor morele schade graad 7 inclusief fysieke pijnen aldus van 37,50 euro/dag (20 euro + 7 x 2,50 euro) tot 48,50 (31 + 17,50) euro/dag.38)
De pijnschade als een afzonderlijke schadepost begroten vanaf 4/7 en als een onderdeel van de morele schade voor de graden onder 4 in de tabel 2008 is een tegemoetkoming aan een beleid van vooral Waalse feitenrechters om pijnschade afzonderlijk te beoordelen als een slachtoffer ernstige pijnen lijdt.39) Het is een compromis in een streven naar eenzelfde begrotingsbenadering bij de vergoeding van morele schade in de rechtbanken van de beide landsdelen.40) Deze nieuwe berekeningswijze wordt bekritiseerd in de rechtsleer omdat de begroting van de morele schade in de eerste plaats afhankelijk wordt gemaakt van de evaluatie van het leed en de pijn door een medische deskundige, waarna op deze bevindingen een mechanisch berekeningssysteem zou moeten worden toegepast. Hierdoor wordt de beoordelingsbevoegdheid van de rechter zeer beperkt en wordt eraan voorbijgegaan dat de morele schade per definitie moeilijk te evalueren is en in de eerste plaats van de rechter een inleving in de toestand van het slachtoffer vergt, waarbij alle ter kennis gebrachte feiten hem ertoe moeten brengen een juiste inschatting te maken.41) Het onderscheid tussen psychisch en fysiek leed komt bovendien bij velen als kunstmatig over.42) Voorts wordt zeer ernstig in vraag gesteld of het überhaupt mogelijk is om pijnschade objectief vast te stellen en te kwantificeren.43) Tenslotte mag niet uit het oog worden verloren dat de deskundige enkel medische vaststellingen mag doen en zich niet mag uitspreken over de begroting van de schade in cijfers, en bijgevolg niet mag verwijzen naar cijfers of bedragen uit de indicatieve tabel.44)
Uit de rechtspraak blijkt dat in de regel voor de begroting van de morele schade bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid of invaliditeit het in de indicatieve tabel vooropgestelde forfaitair bedrag per dag per graad invaliditeit als uitgangspunt wordt genomen. De toegekende bedragen, behoudens een uitzondering zonder merkbaar af te wijken van de tabel, worden niettemin steeds gemotiveerd op basis van de concrete omstandigheden van ieder geval. Een globale vergoeding wordt toegekend wanneer de letsels zo gering zijn dat een medisch onderzoek niet nuttig noch dienend voorkomt.45) Recente rechtspraak lijkt aan te sluiten bij de indicatieve tabel 2008 en meerdere beslissingen kennen de pretium doloris enkel toe boven 3/7.46)
b) Blijvende arbeidsongeschiktheid of invaliditeit
In de gevallen van blijvende arbeidsongeschiktheid of invaliditeit kennen sommige beslissingen een globale vergoeding toe voor morele schade, anderen kennen een bedrag toe voor morele schade met inbegrip van pretium doloris en genoegenschade enerzijds en een afzonderlijke vergoeding voor seksuele en esthetische schade anderzijds. Niettemin wordt de morele schade van het rechtstreekse slachtoffer door de rechtspraak meer en meer opgesplitst in verschillende afzonderlijke schadeposten, waarbij de morele schade sensu strictu staat voor het morele leed en de pijn, naast andere vormen van morele schade, zoals de seksuele schade, genoegenschade en esthetische schade, en krijgt het slachtoffer hiervoor onderscheiden vergoedingen. Deze opsplitsing is eveneens terug te vinden in de indicatieve tabel.47)
Morele schade sensu stricto ingevolge blijvende invaliditeit resulteert uit de blijvende weerslag van pijn of leed ingevolge de fysieke en psychische toestand van het slachtoffer en is verbonden aan de invaliditeit. Het vergoeden van blijvende morele schade vereist in beginsel dat rekening wordt gehouden met het bewustzijn van het slachtoffer met de vermindering van zijn fysieke mogelijkheden en de gevolgen van de blijvende letsels op zijn activiteiten, zijn verhouding tot andere personen op familiaal, affectief en sociaal vlak. Wanneer het slachtoffer zijn leed niet op normale wijze ervaart, belet dit niet dat hij morele schade lijdt, maar houdt de rechter bij de beoordeling van de omvang van de schade rekening met het verminderde bewustzijn.48)
De vergoeding voor blijvende morele schade wordt in de regel begroot op basis van een percentage van invaliditeit (en dus ook toegekend bij afwezigheid van blijvende arbeidsongeschiktheid).49) Terwijl de rechtspraak in de jaren negentig weinig rekening hield met de leeftijd van het slachtoffer, wordt thans (en sinds de indicatieve tabel) hiermee wel rekening gehouden. De indicatieve tabel geeft bedragen voor materiële en morele schade vermengd op basis van de leeftijd van het slachtoffer op de datum van consolidatie. Zo bv. onder 15 jaar 2.200 euro en vanaf 85 jaar 275 euro (tabel 2008, punt 45 – resp. 2.000 euro en 250 euro tabel 2004, punt 34, zijnde een verhoging van 10% doch zonder motivering). Bij afzonderlijke bepaling van de morele schade kan de morele schade worden bepaald op basis van de helft van deze vooropgestelde bedragen. In de gevallen van blijvende invaliditeit (zonder meerinspanning in het huishouden en professioneel leven) wordt als morele schade de helft van de bedragen uit de tabel in aanmerking genomen. Een kritiek is dat deze vooropgestelde bedragen geen oplossing bieden voor slachtoffers die net op de leeftijdsgrens zitten.50)
In de rechtspraak wordt steeds meer gebruik gemaakt van de kapitalisatie van de blijvende morele schade, vooral bij ernstige schadegevallen. In de motivering wordt gewezen op de aard en de ernst van de restletsels, het dramatisch karakter van het ongeval, de leeftijd en de levensverwachting, de graad van invaliditeit en de niet-vervaging van de smarten in de toekomst. Als basis voor de kapitalisatie wordt veelal het dagbedrag genomen dat wordt toegekend voor morele schade bij tijdelijke invaliditeit (bedragen tussen 37,50 euro en 13,63 euro/dag/graad).51) Argumenten voor deze methode zijn de nood aan transparantie en een correctere begroting. Andere rechters wijzen deze methode uitdrukkelijk af omdat de noodzakelijke parameters voor een correcte concrete begroting niet voorhanden zijn en niet met voldoende zekerheid vaststaan en wegens de mogelijke evolutie van de morele schade en de gewenning aan de toestand.52) Bij minnelijke schikkingen gaan verzekeringsondernemingen zelden akkoord met iets anders dan een vergoeding per punt en om tegemoet te komen aan de “grotere schade” geven ze dan een hoger bedrag per punt. Een dergelijke begroting van de morele schade bij blijvende ongeschiktheid per punt leidt vaak, zeker in die gevallen waarin de consolidatie lang op zich heeft laten wachten, tot een vreemde wanverhouding waarbij een vergoeding voor de morele schade bij tijdelijke ongeschiktheid (zelfs bij relatief beperkte schade) bijna even groot kan zijn als een vergoeding voor de morele schade bij blijvende ongeschiktheid.
De indicatieve tabellen 2004 en 2008 vermelden ook dat de morele schade kan worden gekapitaliseerd indien het percentage invaliditeit of ongeschiktheid gelijk of hoger is dan 15%. Bij een percentage lager dan 15% stelt de tabel dat er kan worden gekapitaliseerd als er zekerheid bestaat dat deze letsels een belangrijke en onafwendbare vermindering van het arbeidsvermogen op lange termijn meebrengen. Uit deze toelichting in de tabel kan worden afgeleid dat wordt vooropgesteld dat het bij een blijvende ongeschiktheid van 15% of hoger niet aangewezen is om te begroten op basis van de in de tabel vooropgestelde vergoedingsbedragen per punt (of de helft van die bedragen indien het enkel morele schade betreft).53)
Het Hof van Cassatie heeft sinds een arrest van 15 september 2010 aanvaard dat de morele schade kan worden vergoed op basis van de kapitalisatiemethode.54)
Sommige rechtspraak kent een vergoeding ex aequo et bono toe, met motivering op basis van de concrete omstandigheden van het geval.55)
De seksuele schade wordt sinds de jaren negentig als een afzonderlijke schadepost erkend en de indicatieve tabel gaat uit van het principe dat hiervoor een afzonderlijke vergoeding pretium voluptatis kan worden toegekend.56) De indicatieve tabel 2004 gaf reeds als omschrijving “enerzijds de schade door verlies aan seksueel leven (bijvoorbeeld impotentie, anorgasmie, aantasting van libido en gevoelloosheid) en anderzijds het verlies van zekerheid op nageslacht, waaronder steriliteit valt te catalogiseren. Ook de kosten verbonden aan de noodzaak van bv. een keizersnede of kunstmatige inseminatie worden vergoed. Zowel de materiële schade (onder meer de aankoop van medicatie, medisch materiaal, medische ingrepen…) als de uit de noodzakelijke ingrepen spruitende morele schade moeten worden vergoed” (punt 37-38). De aantasting van de seksuele sfeer is niet louter anatomisch maar omvat ook de mogelijkheid tot verleiden, om in contact te treden met anderen en met hen affectieve en effectieve relaties aan te gaan.57) De rechtspraak erkent ook het verlies of de vermindering aan huwelijkskansen als seksuele schade. De indicatieve tabel stelt echter geen bedragen voorop. In de rechtspraak lopen de bedragen sterk uiteen en is vooral de leeftijd van het slachtoffer, de aard van de schade en de familiale situatie (ongehuwde slachtoffers hogere vergoeding, reeds kinderen) determinerend. Zo werd bijna 50.000 euro toegekend aan een 19-jarige met tetraplegie (1995), 40.000 euro aan een 16-jarige vrouw met volledig verlies van gevoeligheid (2005), 5.000 euro (2003) en 10.000 euro (2006) wegens verlies van de mogelijkheid tot kussen. Wanneer het echter eerder gaat om een vermindering van lusten of beperkingen zijn de vergoedingen veel lager.58) Zoals reeds aanvaard door de rechtspraak kent de tabel 2008 ook vergoeding voor seksuele schade toe aan de partner (punt 39).
Esthetische schade59) is de aantasting van de ‘schoonheid’ van het slachtoffer (zoals brandwonden, littekens, amputaties, manken, niet meer rechtop kunnen zitten) die het eigenbeeld aantasten met mogelijke psychologische gevolgen. De belangrijkste elementen ter beoordeling zijn de aard, de omvang en de plaats van de esthetische schade, de leeftijd en het geslacht, de ernst van de schade en de matrimoniale situatie van het slachtoffer. De indicatieve tabel 2008 stelt bedragen voorop op basis van de graad op de schaal van 1 tot 7 (schaal van Julin) en, voor het eerst, de leeftijd van het slachtoffer (voor de graad tussen 1 tot en met 4). De rechter moet rekening houden met de plaats van de ontsiering, het geslacht, de leeftijd en de activiteiten van het slachtoffer, zoals de professionele en sociale activiteiten (toneelkring, muziekgroep) die een mens confronteren met anderen. Hoe jonger het slachtoffer, hoe meer vergoeding de tabel aangeeft (bv. op 4/7 8.625 euro voor 0 tot 10 jaar en 1.850 euro voor 81 jaar en ouder). De vooropgestelde bedragen nemen exponentieel toe naarmate de letsels ernstiger zijn en vanaf 5/7 zijn er enkel minimum bedragen (bv. 7/7 geeft een minimum bedrag van 25.000 euro).60) Behoudens de bedragen voor 6/7 en 7/7 die ongewijzigd zijn in vergelijking met de tabel 2004, zijn de meeste bedragen verhoogd doch voor de oudste leeftijdscategorie zijn ze verlaagd.61)
Genoegenschade62) bestaat in gevolgen van de blijvende ongeschiktheid voor de activiteiten in het privéleven, zoals sporten, hobby’s en activiteiten die het slachtoffer heeft moeten stopzetten of drastisch verminderen. Overeenkomstig de meerderheid van de rechtspraak stelt de tabel 2008 dat deze hinder zich voordoet voor zover het slachtoffer die activiteiten voor het schadegeval uitoefende. Sommige rechters oordelen dat de vergoeding van deze schade vervat is in de morele schade sensu stricto, anderen kennen een afzonderlijke vergoeding toe en begroten de schade zeer uiteenlopend.63) Aan een 19-jarig slachtoffer dat door verlamming geen sport meer kon uitoefenen, werd 12.500 euro toegekend (1996), doch veelal zijn de bedragen lager (tussen ongeveer 700 en 6.000 euro).64)
Morele schade ex haerede. Wanneer het rechtstreeks getroffen slachtoffer zich bewust was van zijn nakend overlijden, kan hiervoor een afzonderlijke vergoeding worden toegekend. Terwijl de indicatieve tabel voordien voorzag in een bedrag tussen 625 euro en 2.500 euro, stelt de tabel 2008 een forfaitair bedrag van 75 euro/dag voorop inclusief morele schade per dag invaliditeit (punt 51). Deze aanpassing tot een vast bedrag per dag zou zijn doorgevoerd op aandringen van de verzekeraars, omdat de oorspronkelijke ruime begrotingsmarge tussen 625 euro en 2.500 euro te veel aanleiding gaf tot betwistingen.65) Deze schade ex haerede wordt geleden door de rechtstreeks getroffene en de vergoeding komt in zijn nalatenschap. De rechtspraak begroot niet zelden op basis van de bedragen in de indicatieve tabel.66)
5. Morele schade geleden door weerkaatsing
Iedere persoon op wie zoals hoger toegelicht wegens een feitelijke band met de rechtstreeks getroffene, de schade geleden door de rechtstreeks getroffene reflecteert, lijdt schade door weerkaatsing, zijnde materiële (zoals inkomstenderving) en/of morele schade. Deze morele schade of genegenheidsschade 67) bestaat vooreerst uit de pijn, de smart of enig ander moreel leed dat gepaard gaat met het verlies van een dierbare of het zien van het leed van deze dierbare in de momenten die aan het overlijden voorafgaan. Ten tweede betreft het de schade die bestaat uit de pijn, de smart of enig ander moreel leed bij het zien van de aftakeling van de geliefde persoon of uit de angst die men beleeft voor de evolutie van de toestand van het slachtoffer ook al geeft die geen aanleiding tot overlijden van het rechtstreekse slachtoffer. Ofschoon de indicatieve tabel 2008 dit niet vermeldt, kent de rechtspraak ook vergoeding voor genegenheidsschade toe bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid of invaliditeit van hun dierbare en niet enkel bij blijvende ongeschiktheid of overlijden.68) Het bestaan van deze genegenheidsschade wordt algemeen enkel aanvaard wanneer de rechtstreeks getroffene uitzonderlijke pijnen doorstaat, zoals wanneer deze in levensgevaar verkeert of in coma waardoor zijn toestand uiterst zorgwekkend is, wanneer de naasten dagelijks en langdurig worden geconfronteerd met een ernstige blijvende psychische, fysieke of mentale aftakeling, of met het lijden van hun kind en de ernstige gedragsstoornissen ingevolge de letsels.
Bij overlijden van het rechtstreekse slachtoffer lijdt degene die een affectieve band aantoont met de overledene genegenheidsschade. De indicatieve tabel 2008 geeft voor een niet-limitatieve lijst van personen een bepaald forfaitair bedrag aan. Er wordt aan toegevoegd dat de voorgestelde bedragen onderling niet mogen worden vergeleken, niet automatisch mogen worden toegekend en kunnen worden verhoogd of verminderd rekening houdend met speciale en concrete omstandigheden (punt 52-53). Overeenkomstig de rechtspraak wordt in de vergoeding geen onderscheid gemaakt tussen het verlies van een kind of van een partner.
In vergelijking met de tabel 2004 werden de bedragen voor de echtgenoot/note of samenwonende levenspartner en per ouder van een inwonend kind verhoogd van 10.000 naar 12.500 euro (terwijl de overige bedragen ongewijzigd zijn en beduidend lager).69) Deze stijging van de vergoeding zou aansluiten bij een algemeen aanvoelen (voortgaande op publieke opinie, de conclusies van advocaten en meerdere beslissingen) dat in de tabel 2004 de vooropgestelde vergoedingen te minimaal waren.70) Er wordt ook vermeld dat de Vereniging voor Ouders van Verongelukte Kinderen ervoor zou pleiten dat het bedrag de waarde voor de erkenning van het verlies van een kind vertegenwoordigt en zij dat ervoor pleiten dit bedrag symbolisch op 25.000 euro te brengen.71)
Vele feitenrechters wijzen op de moeilijkheid of onmogelijkheid om de morele schade van nabestaanden in concreto te begroten, zeker bij overlijden van kinderen. Vaak worden de door de indicatieve tabel vooropgestelde bedragen toegepast. Anderzijds gaan vele rechters in functie van concrete omstandigheden hogere bedragen toekennen. Over deze als bijzonder delicaat ervaren schadepost schrijven Van Oevelen en zijn medeauteurs: “de aard van de morele schade en het uit die aard van schade onvermijdelijk voortvloeiende symbolisch karakter van de schadevergoeding brengen mee dat de vergoeding van morele schade berust op een aantal conventies. In de Belgische rechtspraktijk komen die conventies tot uitdrukking in een tarifering van de toewijsbare bedragen. Die tarifering gebeurt sinds ruim een decennium door de indicatieve tabel” en “E. Dirix wees al vroeger op de van ‘wijsheid en pragmatisme’ getuigende oplossing die de indicatieve tabel geeft aan het dilemma tussen de toekenning van immense bedragen omdat het leed van de nabestaande immens is, en de afwijzing van elke vergoeding omdat het leed niet in geld waardeerbaar is (…) Deze benadering is geenszins een pleidooi voor een steriele rechtspraak waarin de rechter zich beperkt tot de raadpleging van een tabel voor de begroting van de schade. Een zorgvuldige en van empathie getuigende motivering draagt ook bij tot een juiste waardering van de schade. Ook voor de bepaling van het bedrag van de schadevergoeding is er voor de rechters nog steeds een belangrijke rol weggelegd. De Conventies waarvan de indicatieve tabel de uitdrukking is, moeten immers steeds voor kritiek en bijsturing vatbaar zijn. Vooral bij de begroting van de morele schade die ouders lijden door het overlijden van een kind, is er een strekking in de rechtspraak die zich niet bij de conventies van de indicatieve tabel neerlegt”.72)
Genegenheidsschade kunnen verwanten van het slachtoffer ook lijden bij blijvende invaliditeit of ongeschiktheid door het aanzien van het leed en de pijn wanneer het gaat over uitzonderlijke pijnen of ernstige, blijvende aftakeling. De tabel 2008 stelt dat de vergoeding wordt toegekend “vanaf het moment dat de familieband niet meer normaal kan worden beleefd” (punt 39). Voordien luidde het dat “de psychische druk de normale bijstand te boven gaat” (tabel 2004, punt 37). De indicatieve tabel stelt geen vergoedingsbedrag voorop.73) De beide preciseringen van het criterium om te bepalen vanaf wanneer deze schade is geleden, worden bekritiseerd omdat ze strijdig zijn met het basisprincipe dat alle schade, hoe beperkt ook, dient te worden vergoed.74)
6. Slotbeschouwing
De Belgische rechtspraak en rechtsleer erkennen zonder voorbehoud morele schade, zowel in hoofde van de rechtstreeks getroffene als in hoofde van de slachtoffers die schade lijden door weerkaatsing. Rechtspraak en rechtsleer blijven tevens vasthouden aan het algemeen beginsel van de begroting van de schade in concreto. Voor de begroting van morele schade, waar deze evaluatiemethode niet of moeilijker kan worden aangewend wegens de aard van de schade en de moeilijkheden om de omvang ervan precies te bepalen, kan hiervan worden afgeweken mits met een duidelijke motivering.
De in de officieuze indicatieve tabellen voor vergoeding van schade vooropgestelde bedragen zijn trendvolgend, steunend op bestaande rechtspraak en, voor zover informatie uit de besprekingen tot opstelling ervan doorsijpelt, op maatschappelijke ontwikkelingen. Uit een algemene analyse van de rechtspraak over de jaren blijkt niet dat er zich spectaculaire ontwikkelingen hebben voorgedaan. Toch kan niet worden ontkend dat de indicatieve tabel indirect een temperend effect heeft op stijging van de vergoedingen, in het bijzonder bij ernstige schadegevallen. De rechterlijke beslissingen zullen in de regel in concreto de feitelijke gegevens en schade analyseren en motiveren, maar in de toegekende vergoedingen vaak aansluiten bij de bedragen vooropgesteld in de indicatieve tabel. Vanuit de praktijk werd opgemerkt dat vooral op het niveau van de politierechtbanken wel een tendens bestaat om, met inachtneming van de concrete omstandigheden, een hogere vergoeding toe te kennen dan de door de indicatieve tabel vooropgestelde bedragen. Ook bij minnelijke schikkingen voeren sommige verzekeraars een beleid om zich maximaal aan de indicatieve tabel te houden.75) Het blijft dus een taak van de partijen (en hun vertegenwoordigers) om de basisbeginselen van de schadevergoeding aan te houden en hiervoor de argumenten en gegevens te blijven aanbrengen.
De morele schade waarover de meest uiteenlopende stellingen worden ingenomen over de toe te kennen bedragen, blijft wel de vergoeding van de genegenheidsschade wegens overlijden van een kind. Niettemin lijkt ook hier de meerderheidsstrekking dat niet de illusie mag worden gegeven dat door de hoogte van het toegekende bedrag het leed kan worden opgeheven.
Over de inhoud (en werkzaamheden) van de toekomstige indicatieve tabel is geen informatie beschikbaar. Niet onbelangrijk in dat verband is dat naar verluidt de verzekeringssector geen voorbehoud zou hebben voor wat betreft de huidige ontwikkelingen in de rechtspraak inzake de vergoeding van morele schade.
1. Zie meer uitvoerig over de algemene beginselen van schade en schadeloosstelling, o.m. H. Bocken en I. Boone, Inleiding tot het schadevergoedingsrecht, Brugge, die Keure, 2011, 53-70; T. Vansweevelt en B. Weyts, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 633-759; H. Ulrichts, Schaderegeling in België, Mechelen, Kluwer, 2010, 97-238; A. Van Oevelen, G. Jocqué, C. Persyn en B. De Temmerman, “Overzicht rechtspraak. Onrechtmatige daad: schade en schadeloosstelling (1993-2006)”, Tijdschrift voor Privaatrecht – TPR 2007, 933-977; D. De Callataÿ en N. Estienne, “La responsabilité civile. Chronique de jurisprudence 1996-2007. Le Dommage”, Les Dossier du Journal des Tribunaux, Brussel, Larcier, 2009, 21-84; D. Simoens, Schade en schadeloosstelling, Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Buitencontractuele aansprakelijkheid, II, Antwerpen, Story Scientia, 1999, 433 p.; B. De Temmerman, “Recente cassatierechtspraak inzake schade en schadevergoeding (2001-2003)”, RGAR 2003, nr. 13.763; L. Cornelis, “Actuele tendenzen bij de vergoeding van morele schade”, in J.L. Fagnart en D. Pire, Problèmes actuels de la réparation du dommage corporel, Brussel, Bruylant, 1993, 111-175; E. Dirix, Het begrip schade, Antwerpen, Maklu, 1984, 149 p.; J. Ronse, Schade en schadeloosstelling, APR-Reeks, Gent, Story Scientia, 1988, 411 p.
2. Zie betreffende de onderscheiden stelsels, A. Verheij, Vergoeding van immateriële schade wegens aantasting van de persoon, Nijmegen, Ars Aequi Libri, 2000.
3. Zie twee arresten Cass. 7 februari 2011, NMBS Holding nv/Axa Belgium, Verkeer, Aansprakelijkheid, Verzekering - VAV 2011 (afl. 2), 81 en Cass. 7 februari 2011, Nauteus NV/Belgische Staat, Nieuw Juridisch Weekblad - NjW 2011 (afl. 241), 301; C. Van Schoubroeck, “Vergoeding van verkeersongevallen ongeacht aansprakelijkheid”, in Gandaius (ed.), Aansprakelijkheid, aansprakelijkheidsverzekering en andere vergoedingssystemen, XXXIIIste Postuniversitaire cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2007, 525, 530.
4. Zie o.m. J. Huys en V. Vervliet, “Arbeidsongevallen”, in J. Put en V. Verdeyen (ed.), Ontwikkelingen van de sociale zekerheid (2006-2011) Wetgeving en rechtspraak, Brugge, die Keure, 2011, 277-329.
5. Artikelen 113-133 Programmawet van 27 december 2006, BS 28 december 2006; KB van 11 mei 2007, BS 29 mei 2007; E. De Kezel, “Schadevergoeding bij asbestschade”, NjW 2008, 295-299.
6. Ofschoon bekritiseerd door de rechtsleer, wordt de omvang van de vergoeding van deze schade door weerkaatsing door vaste cassatierechtspraak beperkt ten belope van het aandeel van de fout van het rechtstreekse slachtoffer, Cass. 27 januari 2010, Tijdschrift voor Verzekeringen – De Verz. 2010, afl. 3, 308.
7. Cass. 21 december 2001, Arr. Cass. 2001, 2283; J. Ronse, supra n. 1, 172.
8. Zie bv. Cass. 11 september 2009, VAV (afl. 3), 2008, 235, noot T. Papart; A. Van Oevelen, G. Jocqué, C. Persyn en B. De Temmerman, supra n. 1, 979-980.
9. Zie voor historiek, doelstellingen en evaluatie o.m. M. Van Den Bossche, “De indicatieve tabel, een situering”, NjW 2004 (afl. 72), 614-621; J. Bogaert, Praktijkboek schadebegroting. De indicatieve tabel 2008-2009, Brugge, Vanden Broele, 2008, 1-19; verwijzingen in C. Van Schoubroeck, “Affectieschade en shockschade: Belgische reglementering en praktijk”, Verkeersrecht 2004, p. 105-107.
10. Voor een kritiek dat de tabel meer en meer ook een bondige leidraad geeft bij de regeling van letselschade die niet volledig steun vindt in de rechtspraak, J. Bogaert, supra n. 9, 26-27; G. Jocqué, “De nieuwe indicatieve tabel kritisch bekeken”, Rechtskundig Weekblad – RW 2008-09, 1115-1116.
11. Zo zijn in de indicatieve tabel 2008 de zeven hoofdstukken met rubrieken: (1) Kosten en uitgaven (o.a. voertuigschade, verplaatsingskosten, medische kosten na consolidatie), (2) tijdelijke arbeidsongeschiktheid/invaliditeit (materiële en morele schade, verlies van een schooljaar), (3) blijvende arbeidsongeschiktheid/invaliditeit (wijze van vergoeding materiële schade, verschillende vormen van schade, vergoeding per punt), (4) overlijden (o.a. begrafeniskosten, schade ex haerede, morele schade voor nabestaanden), (5) intrest en provisie, (6) opdracht medische expertise, (7) slotbeschouwingen (principes van schadeloosstelling menselijke schade en indeling van menselijke schade).
12. Zie o.m. G. Jocqué, supra n. 10, 1114; C. Van Haute, “Le tableau ‘indicatief’ … subsidiaire, mais indispensable”, Tijdschrift Verzekeringen – De Verz. 2010, af. 370, 95.
13. D. Van Trimpont en C. Denoyelle, “Woord vooraf”, in W. Peeters (ed.), De indicatieve tabel herzien, Brugge, die Keure, 2008, 72.
14. Cass. 11 september 2009 VAV afl. 3, 2008, 235, noot T. Papart; RW 2011-12, 1658.
15. G. Jocqué, “Het Hof van Cassatie baseert zich op de indicatieve tabel”, noot onder Cass. 11 september 2009, NjW 2010, afl. 214, 26; T. Papart, supra n. 8, 236.
16. Indicatieve tabel 1995, T. Vred. 1995, 342; Indicatieve tabel 1998, RW 1998-99, 246.
17. Indicatieve tabel 2001, T. Vred. 2001, 210; RGAR 2001, nr. 13.455. H. Ulrichts, supra n. 1, 126 berekende dat meerdere bedragen in de tabel 2001 waren gestegen met 25%, zonder verantwoording, terwijl de inflatie schommelde rond 2%.
18. J. Bogaert, supra n. 9, 5-6. Indicatieve tabel 2004 is gepubliceerd in NjW, Bijlage bij nr. 72, 9 mei 2004, 12, http://users.ugent.be/~rdecorte/documenten/wetgeving/2004_05_01_indic_ta....
19. De indicatieve tabel 2008 is gepubliceerd in W. Peeters (ed.), De indicatieve tabel herzien, Brugge, die Keure, 2008, 69-95; J. Bogaert, supra n. 9, 63-89; NjW afl. 189, 710-721, http://www.cmlp.be/indicatieve_tabel2008NL.pdf. Voor een vergelijkende tabel van de bedragen van de versies indicatieve tabel 1 t/m 5, J. Bogaert, supra n. 9, 91-92.
20. Zie over de tabel 2008 meer uitvoerig J. Bogaert, supra n. 9, 19-58; G. Jocqué, supra n. 10, 1114-1122; I. Verbaeys, “Nieuwe indicatieve tabel in een overtreffende trap”, De Verz. 2008, 478-484; L. Soetemans, “De nieuwe indicatieve tabel est arrivé”, VAV 2008, afl. 6, 475-478; E. Delaunoy, “Het nieuwe schema voor de vergoeding van menselijke schade: nut, doelstellingen en beperkingen”, Belgisch tijdschrift voor lichamelijke schade en gerechtelijke geneeskunde 2009, afl. 3, 107-121.
21. J. Bogaert, supra n. 9, 19.
22. Voor een kritiek op de evolutie waarbij de indicatieve tabel steeds meer een bondige leidraad geeft bij de regeling van letselschade die niet volledig steun vindt in de rechtspraak, o.m. J. Bogaert, supra n. 9, 26-27; G. Jocqué, supra n. 10, 1115-1116.
23. Cass. 17 maart 1881, Pas. 1881, I, 163; D. Simoens, supra n. 1, 257-258.
24. Cass. 3 februari 1987, Arr. Cass. 1986-1987, 724; T. Vansweevelt en B. Weyts, supra n. 1, 659.
25. Zie hierover o.m. C. Van Schoubroeck, supra n. 9, 103-104.
26. Cass. 4 oktober 1990, Arr. Cass. 1990-91, 124 en RW 1990-91, 1034; T. Vansweevelt en B. Weyts, supra n. 1, 639-640; A. Van Oevelen e.a., supra n. 1, 953; 1102.
27. Bv. schending van eer en goede naam, T. Vansweevelt en B. Weyts, supra n. 1, 652.
28. T. Vansweevelt en B. Weyts, supra n. 1, 749; A. Van Oevelen, supra n. 1, 1529; H. Bocken en I. Boone, supra n. 1, 70; kritisch: R. De Corte, “Een euro morele schadevergoeding voor verlies van huisdier”, De Juristenkrant 23 februari 2005, nr. 104, 1.
29. D. Simoens, supra n. 1, 263-264 en 265.
30. Zie hierover o.m. D. Simoens, supra 1, 268-270; M. Vandeweerdt en J. Viaene, “Beknopte inleiding tot de schadeleer”, in M. Van Den Bossche (ed.), De indicatieve tabel. Een praktisch werkinstrument voor de evaluatie van menselijke schade, Gent, Larcier, 2001, 177-232; M. Vandeweerdt, “de indicatieve tabel: een commentaar op basis van de schadeleer”, in W. Peeters en M. Van den Bossche (ed.), De behandeling van lichamelijke schadedossiers en tien jaar indicatieve tabel, Brussel, Larcier, 2004, 287-308.
31. Zie hierover o.m. J. Bogaert, supra n. 9, 32; 53, 79.
32. D. Simoens, supra n. 1, 284.
33. D. Simoens, supra n. 1, 284-285.
34. P. Graulus, “Tien jaar indicatieve tabel: een kritische evaluatie vanuit de praktijk”, in W. Peeters en M. Van den Bossche (ed.), De behandeling van lichamelijke schadedossiers en tien jaar indicatieve tabel, Brussel, Larcier, 2004, 216.
35. Zie o.m. D. De Callataÿ, “L’utilisation pratique de la quatrième édition du tableau indicatief”, in W. Peeters en M. Van den Bossche (ed.), De behandeling van lichamelijke schadedossiers en tien jaar indicatieve tabel, Brussel, Larcier, 2004, 55.
36. In deze schaal wordt rekening gehouden met de aard en de ernst van het opgelopen letsel, de duur van de volledige ongeschiktheid, de toegediende medicatie en noodzaak aan hospitalisatie, J. P. Tricot, “De morele schade door de bril van een arts”, Belgisch Tijdschrift voor lichamelijke schade en gerechtelijke geneeskunde, 2008, 13, 15. Zie over de schalen tevens, I. Lutte, “La nécessaire méthodologie de l’indemnisation du dommage corporal”, Belgisch Tijdschrift voor lichamelijke schade en gerechtelijke geneeskunde 2011, 123-124.
37. D. De Callataÿ, supra n. 35, 56 (m.b.t. tabel 2004); Bergen 11 januari 2011, Belgisch Tijdschrift voor lichamelijke schade en gerechtelijke geneeskunde 2011, 110: 40 euro en 30 euro/dag, plus pretium doloris (infra n. 46).
38. J. Bogaert, supra n. 9, 21.
39. Zie A. Van Oevelen e.a., supra n. 1, 1198-1200; D. De Callataÿ en N. Estienne, supra n. 1, 157-160; T. Papart, “Le traitement des dossiers d’intérêts civils du point de vue de juge de police”, in W. Peeters en M. Van den Bossche (ed.), De behandeling van lichamelijke schadedossiers en tien jaar indicatieve tabel, Brussel, Larcier, 2004, 148; Gent 18 december 2008, De Verz. 2009, 315.
40. J. Bogaert, supra n. 9, 28; H. Ulrichts, supra n. 1, 127; I. Verbaeys, supra n. 16, 478; D. De Callataÿ en N. Estienne, supra n. 1,142-144; T. Vansweevelt en B. Weyts, supra n. 1, 708; D. De Callataÿ, “L’évaluation du dommages: beaucoup de progrès, quelques régressions”, in P.H. Delvaux (ed.), La victime, ses droits, ses juges, Brussel, Larcier, 2009, 149.
41. G. Jocqué, supra n. 1, 1117-1118; T. Vansweevelt en B. Weyts, supra n. 1, 708.
42. D. Simoens, supra n. 1, 288.
43. Zie o.m. J. Bogaert, supra n. 9, 40-41; J.P. Tricot, supra n. 36, 13-14; L. Soetemans, “De nieuwe indicatieve tabel est arrivé”, VAV 2008, afl. 6, 476, 478; H. Ulrichts, supra n. 1, 128-129; P. Cosyns, “Psychische / morele schade en psycho(pathologie) van rampen”, in W. Peeters (ed.), De indicatieve tabel herzien, Brugge, die Keure, 2008, 132-145; B. Morlion, “Wanneer pijn blijft! Chronische pijn als zware biopsychosociale hypotheek”, in ibidem, 149-170.
44. Zie bv. Pol. Brugge 21 februari 2011, RW 2011-12, 498.
45. A. Van Oevelen e.a., supra n. 1, 1200-1211; D. De Callataÿ en N. Estienne, supra n. 1,138-159: hoogst toegekende bedrag van 75 euro (2004) en ongeveer 50 euro (1998), ibidem 152.
46. Zie bv. Antwerpen 21 september 2011, NjW 2011, 218, noot I. Boone: vergoeding voor morele schade als gevolg van posttraumatisch stresssyndroom door de seksuele aanranding (angstsymptomen en paniekaanvallen en andere vormen van psychisch lijden met een tijdelijke invaliditeit degressief van 12% tot 3%) op basis van 25 euro per dag bij 100% invaliditeit; Brussel 25 juni 2008, De Verz. 2009, 67: pijn inherent aan medische ingrepen die hospitalisatie rechtvaardigen begrepen in vergoeding voor morele schade; Rb. Brussel 16 januari 2009, RGAR 2010, nr. 14. 608: 30 euro per dag hospitalisatie en vervolgens 25 euro/dag/graad (degressief 100% naar 45 %) en 2,50 euro per dag voor pretium doloris (van 5/7 naar 3/7); Pol. Brussel 27 juni 2011, RGAR 2011, nr. 14/784: 33 euro/dag tijdens hospitalisatie, 26 euro tijdens revalidatie; 20 euro/dag pretium doloris voor periode 6/7 en 2,50 euro/ dag voor overige vanaf 3/7; Pol. Bergen 30 maart 2010, EPC 2011, afl. 16, III2Mons, 43: 25 euro/dag inclusief pijn tot 3/7; zie anders: Pol. Charleroi 20 maart 2009, VAV 2012, afl.1, 16: 30 euro intensive care, 25 hospitalisatie en 20 euro/dag revalidatie en forfaitair 675 euro pretium doloris; Bergen 11 januari 2011, Belgisch Tijdschrift voor lichamelijke schade en gerechtelijke geneeskunde 2011, 111: 3,50 euro/dag/punt.
47. D. De Callataÿ en N. Estienne, supra n. 1, 243-251.
48. A. Van Oevelen e.a., supra n. 1, 1261.
49. A. Van Oevelen e.a., supra n. 1, 1261-1267.
50. J. Bogaert, supra 9, 49.
51. A. Van Oevelen e.a., supra n. 1, 1268-1273; cf. Rb. Charleroi 14 mei 2009, Evaluation du préjudice corporal – EPC 2010, afl. 15, 99; Rb. Brussel 16 januari 2009, RGAR 2010, nr. 14. 608; Kh. Brussel 28 oktober 2010, RGAR 2012, nr. 14.833; Corr. Dinant 2° december 2010, VAV 2011, afl. 3, 206; Rb. Brussel 13 februari 2009, RGAR 2009, nr. 14.577; Pol. Brussel 27 juni 2011, RGAR 2011, nr. 14.784: 25 euro/dag; Pol. Charleroi 20 maart 2009, VAV 2012, afl. 1, 16. De zgn. tabel-Schrijvers dan wel tabel-Levie wordt veelal toegepast.
52. Zie hierover T. Vansweevelt en B. Weyts, supra n. 1, 723; L. Soetemans, supra n. 21, 477; bv. Pol. Bergen 30 maart 2010, EPC 2011, afl. 16, III3Mons, 89; Corr. Dendermonde 2 maart 2010, T. Pol. 2011, afl. 2, 84, noot: 1.500 euro per punt invaliditeit (85%); Gent 3 april 2008, De Verz. 2009, 63: morele schade is een forfaitaire vergoeding en kapitalisatie verandert hier niets aan en het forfait wordt niet meer exact: 1.875 euro per punt.
53. Zie ook G. Jocqué, supra n. 10, 1119.
54. Cass. 15 september 2010, RGAR 2011, nr. 14.717: “De rechter kan de morele schade van de getroffene vergoeden met behulp van de kapitalisatiemethode. Het is hem niet verboden te oordelen dat die berekeningswijze de meest objectieve is om een vaststaande schade waarvan de dagwaarde is gekend, ook als die forfaitair wordt vastgesteld, te extrapoleren naar de toekomst”. I. Lutte, supra n. 31, 124-126 onderschrijft deze rechtspraak, met verwijzingen. Zie ook Cass. 4 oktober 2010, RGAR 2011, nr. 14786.
55. Bv. Brussel 25 juni 2008, De Verz. 2009, 67: ex aequo et bono 1.000 euro per punt invaliditeit (70% invaliditeit) (seksuele schadevergoeding inbegrepen); Antwerpen 21 september 2011, NjW 2011, 218, noot I. Boone: 5.000 euro voor seksuele aanranding van een kloosterlinge door haar vertrouwenspersoon gedurende vele jaren; Rb. Luik 16 februari 2010, EPC 2011, afl. 16, III3Luik, 187: 962,50 euro per punt (18% invaliditeit, 33 jarige).
56. Zie hierover o.m. D. Simoens, supra n. 1, 289-292; T. Vansweevelt en B. Weyts, supra n. 1, 724-725; A. Van Oevelen e.a., supra n. 1, 1277-1279; D. De Callataÿ en N. Estienne, supra n. 1, 251-255; D. De Callataÿ, “L’évaluation du dommage: beaucoup de progrès, quelques régressions”, in P.H. Delvaux (ed.), La victime, ses droits, ses juges, Brussel, Larcier, 2009, 140.
57. E. Delaunoy, supra n. 20, 113, 121.
58. D. De Callataÿ en N. Estienne, supra n. 1, 252.
59. Zie hierover o.m. D. Simoens, supra n. 1, 292-296; D. De Callataÿ en N. Estienne, supra n. 1, 255-272; A. Van Oevelen e.a., supra n. 1, 1284-1299; T. Vansweevelt en B. Weyts, supra n. 1, 726-728; H. Ulrichts, supra n. 1, 187-189; J.P. Tricot, supra n. 36, 15; E. Delaunoy, supra n. 20, 120.
60. J. Bogaert, supra n. 9, 23, 48 wijst erop dat de bedragen en de leeftijd als bepalende factor geïnspireerd zijn op een eerdere bijdrage van rechter T. Papart waarbij de bedragen zijn bereikt door 0,05 euro/dag te kapitaliseren aan een rentevoet van 3%.
61. Voor een kritiek op de vooropgestelde bedragen, J. Bogaert, supra n. 9, 48.
Bv. Pol. Brussel 27 juni 2011, RGAR 2011, nr. 14.784: 1.500 euro; Pol. Namen 8 januari 2010, EPC 2011, afl. 16, III2Namur, 87: 350 euro voor 1/7 aan linkerpols, leeftijd, gehuwd, serveerster, kleine omvang schade; Pol. Charleroi 20 maart 2009, VAV 2012, afl. 1, 16 (opgenomen in deze aflevering onder nummer VR 2012/79; red. VR): 750 euro; Bergen 11 januari 2011, Belgisch Tijdschrift voor lichamelijke schade en gerechtelijke geneeskunde 2011, 108: 2,50 euro/dag/punt en de ernstige kritiek hierop van I. Lutte, ibidem 122-123.
62. Zie hierover T. Vansweevelt en B. Weyts, supra n. 1, 728-729; A. Van Oevelen e.a., supra n. 1, 1273; D. De Callataÿ en N. Estienne, supra n. 1, 245-251; G. Jocqué, supra n. 10, 1120; E. Delaunoy, supra n. 20, 121; D. Simoens, supra n. 1, 289 kritisch t.a.v. een afzonderlijke vergoeding van dit leed.
63. D. De Callataÿ en N. Estienne, supra n. 1, 251 werpen op dat de tendens tot opsplitsing die vooral blijkt in de Waalse rechtbanken mogelijk kan worden verklaard door een grotere invloed van de Franse rechtspraak.
64. Bv. Antwerpen 21 september 2011, NjW 2011, 218, noot I. Boone: 2.000 euro voor verlies van spiritueel leven in een kloostergemeenschap; Pol. Brussel 27 juni 2011, RGAR 2011, nr. 14.784: 1.500 euro voor hinder bij dagelijks wandelen maar geen vergoeding voor niet meer besturen van een auto omdat slachtoffer geen rijbewijs had; Pol. Charleroi 20 maart 2009, VAV 2012, afl. 1, 16: geen afzonderlijke vergoeding voor niet uitoefenen van activiteiten maar wel 10.000 euro voor verlies smaak en reuk; Bergen 14 december 2010, De Verz. 2011, 463: geen vergoeding; Corr. Hoei 5 maart 2010, EPC 2011, afl. 16, 89: 24.000 euro wegens niet meer kunnen uitvoeren van renovatiewerken.
65. J. Bogaert, supra n. 9, 25.
66. Zie hierover o.m. A. Van Oevelen e.a., supra n. 1, 1100-1101; 1151-1153; D. De Callataÿ en N. Estienne, supra n. 1, 338-340; D. Simoens, supra n. 1, 281.
67. Zie hierover tevens met verwijzingen, C. Van Schoubroeck, supra n. 9, 105-107; A. Van Oevelen e.a., supra n. 1, 1211-1212.
68. T. Vansweevelt en B. Weyts, supra n. 1, 709; A. Van Oevelen e.a., supra n. 1, 1211.
69. De tabel van 2000 stelde als bedragen voor de echtgenoot/echtgenote/samenwonende levenspartner 9.915,74 euro en voor een kind inwonend 9.915,74 euro en niet-inwonend 4.957,87 euro. Eén van de grote punten van kritiek op deze tabel van 2000 was dat het bedrag van de vergoeding toegekend voor genegenheidsschade bij overlijden, in vergelijking met de vorige tabel van 1997 substantieel zou zijn verhoogd. De verantwoording voor deze verhoging was dat het niet langer aanvaardbaar was bij overlijden van een kind een lagere vergoeding toe te kennen dan bij overlijden van een echtgenoot. Terwijl in de tabel van 1997 bij overlijden van een echtgenoot 350.000 Bf. (8.676,27 euro) werd toegekend en bij overlijden van een inwonend kind 300.000 Bf. (7.436,80 euro), stelde de tabel 2000 in beide gevallen een vergoeding van 400.000 Bf. (9.915,74 euro).
70. J. Bogaert, supra n. 9, 19, 26.
71. I. Verbaeys, supra n. 19, 483. Zie bv. Pol. Namen 7 april 2011, EPC 2011, afl. 16, III1Namur, 27: partijen gaan akkoord met de vooropgestelde bedragen van 12.500 euro voor weduwe.
72. A. Van Oevelen e.a., supra n. 1, 1105 en 1108, inzake de rechtspraak betreffende deze morele schade 1108-1150. Zie hierover tevens T. Vansweevelt en B. Weyts, supra n. 1, 740-742; D. De Callataÿ en N. Estienne, supra n. 1, 341-370; D. Simoens, supra n. 1, 272-280; 282-284; L. Schuermans, A. Van Oevelen, C. Persyn, P. Ernst en J.L. Schuermans, “Overzicht van rechtspraak. Onrechtmatige daad, schade en schadeloosstelling (1983-1992)”, TPR 1994, 1162-1182 en 1258-1262; B. De Temmerman en E. De Kezel, “Normering in België: de indicatieve tabel”, TVP 2002, 112-115.
73. Zie voor rechtspraak D. De Callataÿ en N. Estienne, supra n. 1, 275-282; D. Simoens, supra n. 1, 282-284; Brussel 25 juni 2008, De Verz. 2009, 67: 3.000 euro voor iedere ouder met interest aan 5% vanaf ongeval tot hun overlijden.
74. Zie o.m. D. De Callataÿ, supra n. 35, 64; G. Jocqué, supra n. 10, 1120.
75. Zie o.m. J.B. Petitat, “De behandeling van dossiers lichamelijke schade vanuit de praktijk van de advocaat”, in W. Peeters en M. Van den Bossche (ed.), De behandeling van lichamelijke schadedossiers en tien jaar indicatieve tabel, Brussel, Larcier, 2004, 78-82.