VR 2013/128 Reactie op artikel ‘Rekenrente’ in VR 2013/67

128

Reactie op artikel ‘Rekenrente’ in VR 2013/67

Jessica Laumen *

* Senior rekenkundige en arbeidsdeskundige bij Laumen Expertise te Ede

Inleiding

 

In het stuk ‘Rekenrente’ van J. Tiemersma in VR 2013/67 wordt een toelichting gegeven op de term ‘rekenrente’.

Aan elk slachtoffer dat jaarlijks terugkerende schade lijdt, moet een kapitaal worden toegekend dat toereikend is om ieder jaar een bedrag ter hoogte van die jaarschade van de bank te kunnen opnemen. Het resterende saldo is onderhevig aan ontwikkelingen van rendement en inflatie. Om te berekenen welk basiskapitaal de benadeelde nodig heeft – om ervoor te zorgen dat hij elk jaar verzekerd is van vergoeding van zijn schade –, wordt de zogenaamde rekenrente gehanteerd. De rekenrente is het saldo van rendement en inflatie.

 

De auteur geeft aan dat het resterende saldo onderhevig is aan ontwikkelingen van rendement en inflatie. Daarnaast wordt de definitie van de term rekenrente als volgt aangegeven: De rekenrente is het saldo van rendement en inflatie.

 

Op de definitie van rekenrente wil ik reageren, aangezien door bovenstaande definitie al vaak een Babylonische spraakverwarring is ontstaan.

 

De term rekenrente in de letselschade is een andere term dan die gebruikt wordt in de levenmarkt (levensverzekeringen, pensioenen, lijfrentes). In de levenmarkt is de rekenrente inderdaad het saldo van rendement en inflatie.

 

In de letselschademarkt, en dan met name bij kapitaliseren van de schade, is de term rekenrente ook een saldo, maar dan van rendement én inflatie én fiscale component. Deze laatste factor is van wezenlijk belang bij de berekening van het kapitaal. Dit kapitaal is namelijk onderhevig aan vermogensrendementsheffing.

 

 

Wat is de fiscale component?

 

Er wordt door de fiscus altijd een fictief rendement van 4% verondersteld op het kapitaal (vermogen Box 3). Over dit fictieve rendement dient, bij een vermogen dat hoger is dan de vrijstelling, 30% belasting te worden betaald, de zogenaamde vermogensrendementsheffing. Dat is 30% van 4% (veronderstelde) spaarrente ofwel 1,2% belasting over het kapitaal. Deze belastingschade dient vergoed te worden.

 

De verwarring gaat optreden op het moment dat er in een opdrachtverstrekking voor een berekening verlies arbeidsvermogen aangegeven wordt, dat er gerekend moet worden met een rekenrente van, bijvoorbeeld, 3%.1)De interpretatiemogelijkheden van rekenrente kunnen dus zijn:

- het verschil tussen rendement en inflatie bedraagt 3% en de fiscale component wordt uitgesloten óf

- er dient te worden uitgegaan van een rendement van 7,2%, een inflatie van 3% en een fiscale component van 1,2% (komt overeen met 7,2% - 3% - 1,2%, hetgeen wiskundig gezien feitelijk niet mag, maar dat is een andere discussie) óf

- het verschil tussen rendement en inflatie bedraagt 3% en de fiscale component moet apart berekend worden.

 

Dat de rekenrente een saldo is van rendement, inflatie en fiscale component is ook zichtbaar in A-letsel2), waar het College van Advies (waarin zowel verzekeraars, rekenkundigen en belangenbehartigers vertegenwoordigd waren) indertijd heeft besloten, dat er bij de keuze ‘rekenen met rekenrente’ geen fiscale component apart wordt berekend en geacht wordt in de rekenrente verdisconteerd te zijn.

Met een aantal rekenvoorbeelden zal gepoogd worden inzicht te geven in boven beschreven problematiek.

 

Casus:

 

 

Als we deze gegevens in een A-letsel berekening invoeren, dan levert de schadeberekening met een rekenrente van 3%, met uitsluiting van de fiscale component, de volgende uitkomst op (zie hiernaast):

 

Een rekenrente van 3% kan in de opvatting rendement -/- inflatie inhouden:

1. Rendement 6% - inflatie 3%

2. Rendement 5% - inflatie 2%

3. Rendement 4% - inflatie 1%

 

Deze gegevens apart invoeren geeft de volgende uitkomsten in vergelijking tot rekenen met een rekenrente van 3%:

In vorenstaande berekeningen wordt ervan uitgegaan dat de fiscale component niet wordt meegenomen.

 

Als de spraakverwarring zo zou worden geïnterpreteerd dat een contante-waarde berekening, uitgaande van rente 6%, inflatie 3% en fiscale component 1,2%, gelijk is aan 6% - 3% - 1,2%, dan daalt de rekenrente naar 1,8%.

Als we deze rekenrente in een A-letsel berekening invoeren, dan levert de schadeberekening de volgende uitkomst op(zie hiernaast):

 

Komt deze rekenrente dan overeen met de uitkomst van de berekening, waarbij rendement, inflatie en fiscale component apart worden ingevoerd?

 

Een rekenrente van 1,8%, kan in de opvatting rendement -/- inflatie -/- fiscale component inhouden:

1. Rendement 6% - inflatie 3% - te betalen vermogensrendementsheffing

2. Rendement 5% - inflatie 2% - te betalen vermogensrendementsheffing

3. Rendement 4% - inflatie 1% - te betalen vermogensrendementsheffing

Uit de rekenvoorbeelden blijkt dat de uitkomsten niet overeen komen. Immers, het kapitaal zal op een gegeven moment, vanwege de intering, onder het vrijstellingsbedrag voor de vermogensrendementsheffing komen en dan is er geen vermogensrendementsheffing meer van toepassing.

 

 

Conclusie

 

Door de mogelijkheden van interpretatie van het begrip ‘rekenrente’ wordt de uitkomst van de schadeberekening beïnvloed. In de voorbeeldcasus die hier gebruikt is, lopen uitkomsten van de schadeberekening uiteen van € 202.683 tot € 233.080 (variantie 15%). Het verkeerd of anders interpreteren van het begrip rekenrente kan leiden tot 15% verschil in de uitkomst van een berekening.

 

 

Aanbeveling

 

Ik wil een lans breken om binnen de letselschade deze Babylonische spraakverwarring te gaan uitbannen. Gebruik het begrip rekenrente echt alleen als er bewust mee bedoeld wordt: rekenen met het verschil tussen rendement en inflatie maar zónder fiscale component.

 

Gebruik in alle andere gevallen (opdrachten en vonnissen) de volledige omschrijving: rekenen met een rendement van 6%, een inflatie van 3% en inclusief de fiscale component, als dit ook zo bedoeld wordt.

 

 

 

algemeen

slachtoffer

man

geboortedatum

1/1/1976

ongevalsdatum

1/1/2013

kapitalisatiedatum

1/1/2014

looptijd

tot 1-1-2043

 

1. Vervolg op ECLI:NL:RBARN:2010:BN9351:

Op de inhoud van het deskundigenbericht heeft A., samengevat, de volgende kritiek. De deskundige heeft ten nadele van A. de door de rechtbank genoemde rekenrente verkeerd toegepast, (...)

2.5. De rechtbank zal allereerst ingaan op de kritiek van A. op het rapport. Haar stellingen over de rekenrente zien eraan voorbij dat de deskundige – op instructie van de rechtbank; zie blz. 37 en 39 van zijn rapport en p. 28 en 29 van bijlage 7 bij dit rapport – is uitgegaan van een rendement van 6% en een inflatie van 3%. Dat is een benadering die nu juist strookt met de wensen van A (omdat deze benadering volgens haar tot een lagere schade leidt dan uitgaan van een rekenrente van 3%).

 

JA 2012/157:

3) dat bij de berekening van die schade een rekenrente gehanteerd wordt van 0% gedurende de eerste vijf jaar vanaf de kapitalisatiedatum en vervolgens een rekenrente van 3%;

 

JA 2011/64 :

5.2. bepaalt dat voor het berekenen van de toekomstige schade als gevolg van verlies aan arbeidsvermogen:

- als kapitalisatiedatum 1 februari 2011 wordt aangehouden;

- dat als einddatum wordt aangehouden de dag waarop Verzoeker de leeftijd van 65 jaar zal bereiken;

- dat de rekenrente voor het te kapitaliseren bedrag wordt vastgesteld op 3%;

- dat het belastingverlies berekend dient te worden over het te ontvangen gekapitaliseerde bedrag, rekening houdend met de verschuldigde vermogensrendementheffing;

4.65. Partijen verschillen van mening over de te hanteren rekenrente, dat is het saldo van het rendement dat behaald kan worden over de toekomstschade die al wel wordt uitgekeerd maar nog niet is geleden en de inflatie. Gelet op de economische ontwikkelingen van dit moment (lage rente, normale inflatie) bepleit A c.s. het hanteren van een rekenrente van 0% over de eerste vijf jaar na de kapitalisatiedatum gevolgd door een rekenrente van 3% over de resterende looptijd. London voert daartegen aan dat volgens vaste rechtspraak bij een langere looptijd van de schade een rekenrente van 3% over de gehele looptijd wordt gehanteerd.

 

PJ 2011/101:

Omdat de te kapitaliseren (toekomst)schade in dit geval een betrekkelijk lange looptijd kent van omstreeks twintig jaren (tot 2031) acht de rechtbank het aanvaardbaar een rekenrente van 3% over die gehele looptijd te hanteren. Weliswaar is in de huidige economische situatie het saldo tussen rendement en inflatie lager – hetgeen over kortlopende schades het hanteren van een lagere rekenrente (en dus een hogere contante waarde) rechtvaardigt – maar over langere periodes bezien biedt een rekenrente van 3% een goed gemiddelde. Het betreft hier een langjarig gemiddelde dat dan ook over de gehele lange looptijd moet worden berekend.

 

2. Met A-Letsel kan een uitgebreide letsel- en overlijdensschadeberekening worden opgemaakt.

zonder ongeval

bruto inkomen

€ 33.000

pensioenpremie werknemer

4%

franchise pensioen

€ 11.000

werkbonus

van 2034-2039

ziektekosten

basisverzekering, geen zorgtoeslag

 

na ongeval

bruto WIA

€ 21.000

zelfwerkzaamheid

€ 1.500 tot 1-1-2050

netto aftrek

€ 2.000 tot 1-1-2047

ziektekosten

basisverzekering, geen zorgtoeslag

 

 

rekenrente 3%

rendement 6%

rendement 5%

rendement 4%

 

 

inflatie 3%

inflatie 2%

inflatie 1%

verschenen

€ 10.913

€ 10.913

€ 10.913

€ 10.913

toekomstig

€ 191.770

€ 193.764

€ 193.109

€ 192.444

fiscale component

€ -

€ -

€ -

€ -

totaal

€ 202.683

€ 204.677

€ 204.022

€ 203.357

 

rekenrente 3%

verschenen

€ 10.913

toekomstig

€ 191.770

fiscale component

€ -

totaal

€ 202.683

 

rekenrente 1,8%

verschenen

€ 10.913

toekomstig

€ 222.167

fiscale component

€ -

totaal

€ 233.080

 

 

rekenrente 1,8%

rendement 6%

rendement 5%

rendement 4%

 

 

inflatie 3%

inflatie 2%

inflatie 1%

verschenen

€ 10.913

€ 10.913

€ 10.913

€ 10.913

toekomstig

€ 222.167

€ 193.764

€ 193.109

€ 192.444

fiscale component

€ -

€ 27.187

€ 26.895

€ 26.518

totaal

€ 233.080

€ 231.864

€ 230.917

€ 229.876