De juridische nasleep van de ramp met de MH17
Mr. P.N. Langstraat *
Op 17 november jl. deed de rechtbank Den Haag uitspraak in de strafzaak met betrekking tot de MH17, ruim 8 jaar na die ramp. Peter Langstraat kijkt samen met drie leden van het Rechtsbijstandsteam MH17 (Antoinette Collignon, Arlette Schijns en Evert Wytema) terug op de afgelopen jaren en blikt met hen ook vooruit.
Wat de lezers mogelijk interessant vinden is: hoe raak je bij zo’n zaak betrokken?
AC: In de eerste plaats omdat ik destijds bij Beer Advocaten heb gewerkt en daar bij de Turkish Airlines-zaak betrokken was en sowieso had ik al de nodige ervaring met internationale zaken. Dus toen deze ramp zich voltrok, werd ik al vrij snel benaderd door het bestuur van de LSA en die zeiden: “Antoinette, jij hebt heel veel ervaring met internationaal privaatrechtelijke kwesties, kun jij wat betekenen?” En ik denk andere leden uit het team ook omdat zij al ervaring hadden met internationale vliegrampen.
Zou je kunnen concluderen dat het bestand waar je uit kunt putten in Nederland voor mensen die dit soort zaken kunnen behandelen een betrekkelijke kleine groep is?
EW: Ja, dat is natuurlijk een niche binnen ons rechtsgebied en het is denk ik heel erg belangrijk dat je die ervaring hebt om een volgende vliegramp te kunnen doen. Die ervaringsdeskundigen vormen inderdaad een select gezelschap. En het mooie is dat die advocaten elkaar natuurlijk ook goed kennen omdat ze al hebben samengewerkt in het team bij een eerdere ramp en dat is eigenlijk heel organisch gegaan. Daar staat wel tegenover dat er ook een aantal letselschadeadvocaten van de LSA is geweest die hebben gezegd van 'ja, maar dan kom ik er nooit tussen want ik kan nooit die ervaring krijgen', dus dat is misschien ook wel weer een beetje dubbel. Maar per saldo denk ik dat juist door die ervaring die wij hebben; ik denk in de eerste plaats aan Turkish Airlines, maar ook aan Tripoli en misschien wel eerder nog andere vliegrampen.
Hoe zou jij de wijze van samenwerking willen omschrijven, in deze zaak, maar ook bijvoorbeeld in Turkish Airlines? Het is opvallend natuurlijk, wij werken samen, maar we zijn normaliter elkaars concurrenten maar we werken in deze zaak hecht samen.
EW: Die samenwerking is gebaseerd op vertrouwen. We kennen elkaar erg goed, zou ik bijna zeggen en zonder dat vertrouwen kun je niet samenwerken. En daar begint het uiteindelijk mee. En dat heb je nodig om samen te kunnen werken en dat heeft ook weer te maken met die ervaring die je eerder hebt opgedaan met z’n allen. Je weet wat je aan elkaar hebt.
Arlette, jij bent natuurlijk een beetje een vreemde eend in de bijt in die zin dat jij niet een aviation lawyer bent. Hoe ben jij hierin gerold als slachtofferadvocaat?
AS: Nou, inmiddels weet ik natuurlijk alles van aviation law (lacht). Destijds waren mijn kantoorgenoten Marco Zwagerman, John Beer en Veeru Mewa meteen bij de afwikkeling met Malaysian Airlines betrokken. Toen ik op kantoor kwam, is mijn specialisme zich steeds meer gaan richten op de bijstand van slachtoffers in het strafproces. Dus toen het strafproces in de MH17 van start ging – ik meen me te herinneren dat we in september 2019 dat bericht kregen – ben ik natuurlijk betrokken bij de zaak.
We hebben allemaal te maken met ernstige zaken, en ook bij een verkeersongeval kan er sprake zijn van enorm veel menselijk leed, maar wat deze zaak bijzonder maakt is de massaliteit. Leed maal 298. Dat speelt natuurlijk op de achtergrond een rol en daar moet je ook in je contact met de nabestaanden bij stil blijven staan. Hoe ga je daar als advocaat mee om? Is dat iets natuurlijks voor je of is dat iets waar je je toch voortdurend van bewust bent?
AC: Ik ben me er wel van bewust dat je met een hele grote groep te maken hebt en in dit geval ook nog eens keer een groep die niet alleen in Nederland groot is, maar ook over de hele wereld verspreid is. Het is een hele diverse groep, dus je moet er rekening mee houden dat ook de wensen en de contacten verschillend zullen zijn.
Jij staat heel veel buitenlandse nabestaanden bij. Noem eens even wat nationaliteiten van cliënten?
AC: We staan als team onder andere Australiërs, Canadezen, Britten, Filipijnen, Maleisiërs, Zwitsers, nabestaanden uit Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika, Indonesië en België bij.
Nu zal misschien de manier waarop met leed wordt omgegaan tussen België en Nederland niet zo heel veel verschillen, maar merk jij ook een andere benadering qua emotie bij bijvoorbeeld jouw cliënten uit Azië? Moet jij die mensen anders benaderen?
AC: Jazeker, in de eerste plaats is het soms best lastig om contact te krijgen omdat ze zo ver weg zitten en in de tweede plaats heb je de taalbarrière waar je mee te maken krijgt. Er wordt verder op een andere manier met familie omgegaan; in sommige landen leven mensen meer in familieverband dan in Nederland. Vooral in Aziatische landen zijn de sociale voorzieningen totaal anders dan in Europa. Neem bijvoorbeeld slachtoffers uit de Filippijnen die kostwinner waren en hun ouders en andere familieleden (financieel). De familie blijft daar achter met vrijwel niets. Dus dat is dan weer een andere situatie dan in Nederland. Die mensen zijn zich ook minder bewust van de mogelijkheden om schade te vorderen en ze kennen natuurlijk het Nederlandse rechtssysteem niet. Je moet daar dus nog veel meer informatie aan verstrekken dan dat je bij een Nederlandse cliënt zou doen. Ze zijn veelal ook minder betrokken bij de Stichting MH17.
Het Rechtsbijstandteam MH17 met, van links naar rechts, Antoinette Collignon, Evert Wytema, Arlette Schijns, Ruth Jager, Maya Spetter, Maarten Pijnenburg, Peter Langstraat en Sander de Lang.
Bron: Feike Faase Fotografie
Wat was nou eigenlijk het verwachtingspatroon van die nabestaanden in het begin? Wat verwachtten zij van ons?
EW: Ik denk dat die verwachtingen divers waren. Een belangrijke lijn is geweest dat mensen altijd willen weten wat er precies gebeurd is en waarom het gebeurd is. En als iemand die verantwoordelijk wordt gevonden dan wordt berecht. Waarheidsvinding is heel erg belangrijk geweest.
Als cynische buitenstaander zou je kunnen denken dat het veel nabestaanden ook om het geld gaat. We zien daar ook denk ik een hele diverse houding. Zo heb ik bijvoorbeeld meegemaakt dat mensen die aanspraak konden maken, daar bewust afstand van hebben gedaan.
EW: Geld komt zeker in de MH17-zaak achteraan in het rijtje. Wat ik van mijn cliënten hoor, is: met geld krijg ik mijn geliefde niet terug. Aan de andere kant geeft geld wel een zekere vorm van erkenning. Maar ik denk dat die waarheidsvinding voor eigenlijk alle nabestaanden vele malen belangrijker is. Maar als er eenmaal, zoals die Amerikanen zeggen “money on the table” ligt, dan staan sommigen er natuurlijk toch net wel even iets anders in.
We hebben op 17 november jl. de uitspraak gehad. Ja dat was natuurlijk een mijlpaal na 2,5 jaar strafrechtelijke procedure. Hoeveel zittingsdagen waren het?
AS: Bijna 70.
Als je kijkt naar duur, als je kijkt naar de hoeveelheid geld die in deze procedure is geïnvesteerd, is het de grootste strafprocedure die we ooit in Nederland gehad hebben. Jij bent een hele belangrijke speler geweest in die strafprocedure. Nou zijn er formeel en op de achtergrond ook veel contacten geweest met het Openbaar Ministerie. Hoe zou jij de samenwerking met het Openbaar Ministerie willen omschrijven?
AS: Ik denk dat uiteindelijk de samenwerking met het OM heel goed is geweest, maar dat heeft wel tijd gekost. In het begin is er natuurlijk, zoals dat in iedere strafprocedure is, een gezond wantrouwen tussen partijen, dus het OM moest bij ons aftasten wat voor advocaten wij waren. Wilden we ons strafrechtelijk met de zaak gaan bemoeien, of ging het ons primair om de verwezenlijking van de rechten die de nabestaanden in het strafproces hadden? Als je kijkt naar de kennisneming van het dossier – en dat is natuurlijk een heel belangrijk recht van de nabestaanden, vooral nu het hen te doen was om waarheidsvinding – dat wilde het OM in het begin niet verstrekken. Op dat punt hebben we wel echt een gevecht met het OM moeten leveren. Uiteindelijk heeft de rechtbank dat in ons voordeel beslist en hebben wij en de nabestaanden toegang gekregen tot het hele dossier. Dus dat heeft in het begin de verhouding met het OM wel op scherp gesteld en tegelijkertijd heeft het OM daarmee toen ook gezien wat wij in onze mars hadden, waarna – als ik zo terugkijk – de relatie met het OM wel iets verbeterde. Op verschillende punten hebben we natuurlijk overleg gehad, niet zozeer om toestemming te krijgen van het OM om het op een bepaalde manier te doen, maar er was wel afstemming nodig om ervoor te zorgen dat het OM ook goed advies kon geven op de vordering tot schadevergoeding die we hebben ingediend. Ik zou de samenwerking met het OM zo willen kenschetsen dat het zacht op de persoon was, maar hard op de zaak. We hebben onze rol gedurende het hele strafproces zo opgevat dat we waar nodig het debat met het OM niet uit de weg zouden gaan.
Dat is een opvallend punt. Ik denk dat als je beziet hoe de nabestaanden naar de rol van het Openbaar Ministerie keken, men heel enthousiast en positief was. Je merkte ook dat er echt wel een emotionele band begon te ontstaan tussen bepaalde officieren en nabestaanden. Het OM heeft denk ik alles uit de kast gehaald en is dus ook succesvol geweest, maar kan je toch niet zeggen dat ze zich misschien iets te magistratelijk hebben opgesteld bij hun advisering in het requisitoir daar waar het gaat om de vordering tot schadevergoeding, want dat is toch juist ónze deskundigheid. Had het Openbaar Ministerie misschien toch niet iets meer op onze koers moeten varen?
AS: Ja ik denk dat je heel terecht begint met aan te stippen dat het OM op het strafrechtelijk gebied alles uit de kast heeft gehaald. Daar hebben de nabestaanden enorm gevoeld dat het OM aan hun zijde stond en voor hen aan het vechten was en daardoor is het contrast misschien ook wel zo groot met hoe de opstelling van het OM over onze schadevergoedingsvordering is geweest. Daar heeft het OM gezegd: we gaan kruidenieren en we vinden dat de ingediende vordering te hoog is. Dat mag het OM natuurlijk vinden, maar de motivering van het standpunt was gekunsteld en juridisch niet houdbaar. De rechtbank heeft het OM ook niet in dat standpunt gevolgd, en heeft de vorderingen integraal toegewezen. En dat hebben de nabestaanden gevoeld. Het heeft in ieder geval bij een deel van de nabestaanden ervoor gezorgd dat die het OM niet meer hebben kunnen volgen in dat standpunt, of niet meer gevoeld hebben dat het OM ook aan hun kant stond. Het OM heeft in deze zaak gezegd: 'wij zijn een soort adviseur voor de rechtbank'. In andere zaken zie je ook wel dat het OM het standpunt inneemt: 'nou, als er een goed onderbouwde vordering ligt, dan omarmen we die vordering en dan refereren we ons aan het oordeel van de rechtbank, of sterker nog: dan geven we de rechtbank in overweging die vordering toe te wijzen.'
Antoinette, jij wil daar nog iets op aanvullen?
AC: Dat is wellicht ook het geval geweest omdat drie van de vier verdachten bij verstek werden veroordeeld, en het OM zich misschien genoodzaakt voelde om die magistratelijke rol op zich te nemen. Ik moet overigens zeggen dat het OM uitstekend werk heeft gedaan in de zaak, maar ik ben het helemaal met Arlette eens.
AS: Ja dat zou goed kunnen. Al is het natuurlijk toch juridisch de vraag wat de rol van het OM bij de vordering tot schadevergoeding is. Dat is een civiele vordering tussen twee partijen (nabestaanden enerzijds en verdachten anderzijds), het OM heeft in die verhouding geen rol. In het strafproces geldt net als in het civiele proces dat als de vordering door de verdachte niet betwist is, ja dan zou die moeten worden toegewezen en zo heeft de rechtbank het uiteindelijk ook geformuleerd. De rechtbank heeft ons standpunt gevolgd en gezegd: 'anders dan het OM vindt de rechtbank dat die vordering wel volledig moet worden toegewezen'. De vraag is waarom het OM dat zo heeft gedaan. Ik denk toch dat het OM in deze zaak, waar natuurlijk alle nationale en internationale camera’s op stonden, heeft willen laten zien dat het op alle punten binnen het strafproces kritisch is geweest en een eigen zelfstandige positie heeft, ook als het gaat om de vordering.
EW: Ik denk dat het OM ook heeft willen voorkomen dat ze te veel zou worden vereenzelvigd met de nabestaanden, dat mogelijk een tegenstander zou kunnen zeggen 'het is allemaal één pot nat'.
De gemiddelde buitenstaander zal zich ook afvragen in zo’n complexe zaak met zulke grote belangen: hoe zet je nou zo’n vordering op, waar begin je mee? Hoe is dat proces verlopen?
AS: Ik denk dat we begonnen zijn te abstraheren van de grote omvang van deze zaak. Dat we eerst gedacht hebben: laten we doen alsof dit een gewoon strafproces is en welke stappen neem je dan. Dus welke strafvorderlijke vereisten zijn er om toegang te hebben met je schadevergoedingsvordering tot het strafproces? Voldoen we daaraan en welke punten moeten we uitzoeken? En daarna hebben we ons natuurlijk gerealiseerd: aan deze civiele vordering zitten veel internationale aspecten, dus welk recht is van toepassing en is deze rechter wel bevoegd om van de vorderingen kennis te nemen? Vanwege de complexiteit van deze vragen hebben we deskundigheid aangetrokken om ons te adviseren over de internationaal privaatrechtelijke aspecten. Toen zijn we al snel terechtgekomen bij onder meer Cathalijne van der Plas, die nu hoogleraar IPR in Leiden is. Toen we wisten dat Oekraïens recht van toepassing was op de vordering, zijn we gaan kijken wie ons zou kunnen helpen om dat Oekraïense recht te ontsluiten.
AC/AS: Dat de rechtbank ons in het begin van het proces met betrekking tot de schadevergoedingsvordering precies de vragen voorlegde die wij ons ook hadden gesteld, gaf eigenlijk meteen aan op welk ongelofelijk hoog juridisch niveau de rechtbank, het OM en wij geopereerd hebben, omdat er zoveel verschillende aspecten bij kwamen, procesrechtelijk, materieelrechtelijk, internationaalrechtelijk; dat werd meteen in die eerste zittingsdagen duidelijk.
Op enig moment weten we dan dat die lex loci damni-regel1) van toepassing is, waardoor we dus uiteindelijk bij het Oekraïense recht terechtkomen. Antoinette, dan treed jij wat meer op de voorgrond vanwege jouw internationale contacten. Je bent voorzitter geweest van PEOPIL en mede daardoor beschik je over de nodige internationale contacten. Eigenlijk dezelfde vraag die ik gesteld heb aan Arlette: hoe weet je wie je vervolgens moet hebben om je te laten adviseren over het Oekraïense recht. Hoe loopt dat in de praktijk?
AC: Je hebt natuurlijk bepaalde contacten, of mensen die je ontmoet op congressen. Vervolgens ga je kijken welk kantoor het meest geschikt is. In dit geval was er natuurlijk bovendien nog het aspect dat Oekraïne mogelijk ook een rol heeft gehad bij de ramp, vanwege het open houden van het luchtruim. Je hebt natuurlijk ook een kantoor nodig waar geen sprake is van conflicterende belangen. Het is dus uiteindelijk best een hele speurtocht geworden om een geschikt en betrouwbaar kantoor te vinden. Uiteindelijk hebben we besloten om DLA – nu heet het Kinstelllar – te benaderen. Zij bleken in staat, want dat hadden wij tevens nodig, om niet alleen te adviseren over het Oekraïens recht, maar ook om de contacten te leggen met een Oekraïense professor die voor ons een gedegen expertiserapport kon schrijven over het Oekraïense recht. Zij hebben vervolgens de vertaalslag gemaakt naar de praktijk en bijvoorbeeld ook jurisprudentie-onderzoek gedaan. We hebben ongelofelijk intensief samengewerkt om tot goed en gedegen rapporten te komen.
Opmerking PL: Dat merk je terecht op. Het was natuurlijk niet zo dat er in één keer een panklaar rapport lag, omdat wij natuurlijk ook wel aan ze moesten uitleggen wat we nou precies nodig hadden om die vordering te onderbouwen. Dus dat is een proces van finetuning geweest. Laat ik ook nog even één aspect noemen, de financiën. Als ik terugkijk denk ik dat ze voor een hele redelijke prijs heel veel werk hebben verricht.
Dan het spreekrecht. De omvang van het spreekrecht was al bijzonder, maar wat deze procedure ook bijzonder maakt, is: het spreekrecht lag onder het vergrootglas van de wetenschap. Wat kan je daar over zeggen?
AS: Ik denk dat dit strafproces voor de positie en ontwikkeling van de slachtofferrechten ongelofelijk belangrijk is geweest en impact kan hebben hoe in andere strafprocessen wordt omgegaan met het spreekrecht en slachtoffers. Dit strafproces was uniek in de omvang. Dat er zoveel nabestaanden hebben mogen spreken, is in Nederland nog niet eerder vertoond. Datzelfde geldt voor de manier waarop de rechtbank met die nabestaanden is omgegaan. De voorzitter van de rechtbank (mr. Steenhuis) heeft na iedere spreekrechtverklaring aan de nabestaande zijn gevoelsreflectie gegeven, waardoor degene die het spreekrecht had uitgeoefend, zich ook echt gezien en erkend voelde. Dat is van grote betekenis geweest voor het rechtvaardigheidsgevoel van de nabestaanden. Ik durf wel te zeggen dat het spreekrecht en wat dat voor nabestaanden kan betekenen maximaal is benut, maximaal is verzilverd, zou je kunnen zeggen. Ik hoop dat het ook uitstraling gaat hebben voor andere strafprocessen, hoe de rechters hier ermee zijn omgegaan. En daarnaast, wat je terecht zegt, is de spin-off van dit proces voor de wetenschap heel groot. Er is een Groningse onderzoeksgroep onder leiding van hoogleraar Jos de Keijser die onderzoek doet naar het effect van het spreekrecht in de MH17-zaak. Door de hoeveelheid nabestaanden die het spreekrecht hebben uitgeoefend, levert dat voor deze onderzoekers natuurlijk een uniek onderzoeksobject op. Dus wat daar uitkomt zal van grote waarde zijn, niet voor alleen de discipline van de psychologie, maar ook voor het juridisch domein.
Ik ga toch één kritische vraag stellen en dat is iets wat speelt bij sommige strafrechtdeskundigen. Namelijk de angst dat de rol van de nabestaande het strafproces gaat overwoekeren, dat de nabestaande het strafproces dreigt “te kapen”. Daar wordt in de wetenschap het nodige over gezegd. Wat kun je in dat opzicht van dit proces leren? Denk je dat terugkijkend op de toepassing van het spreekrecht in deze zaak de criticasters munitie kunnen ontlenen aan hoe het hier gelopen is of juist niet? Of kun je zeggen, 'nee, zo moet het juist gaan in zo’n procedure'?
AS: Ik denk juist dat het de wind uit de zeilen heeft genomen van de criticasters, want het risico was in deze zaak natuurlijk levensgroot dat het spreekrecht in conflict zou komen met de onschuldpresumptie van de verdachten. Moet je je voorstellen: meer dan 100 nabestaanden die drie weken lang voor het oog van de camera hun victim impact statements hielden. Toch is het geen moment buitenproportioneel geweest, of zijn de rechten van de verdachten in het gedrang gekomen. Dat had ook veel te maken met de buitengewoon waardige manier waarop alle nabestaanden hun verhaal in de zittingzaal hebben verteld.
Wat heeft de rechtbank ermee gedaan in het vonnis, met het spreekrecht?
AS: Je ziet dat de rechtbank op een aantal punten heeft verwezen naar het spreekrecht, ook citaten heeft opgenomen uit spreekrechtverklaringen en dat de manier waarop de rechtbank dat heeft gedaan voor de nabestaanden heel veel heeft gebracht in het kader van erkenning. Dat hebben we ook teruggekregen van heel veel cliënten en dat ze zich ook daardoor gezien voelen, dat ze het niet voor niks hebben gedaan, dat ze op die manier het gevoel hebben gehad dat ze hebben kunnen bijdragen aan het vonnis en aan rechtvaardigheid voor hun dierbare geliefden die ze zijn verloren. Dus ik denk dat het spreekrecht zoals het hier is uitgeoefend juist een mooi voorbeeld is voor hoe het in het strafproces zou kunnen gaan. Wat hier natuurlijk wel zo was, is dat de verdachten niet zelf in de zittingszaal aanwezig waren. Wat je in een normaal strafproces natuurlijk wel hebt. En in een normaal strafproces ligt daar ook het spanningsveld met het uitoefenen van spreekrecht; dat je al iets over iemand zegt terwijl iemand nog niet veroordeeld is.
AC: Ik heb één aanvulling op wat de rechtbank ermee heeft gedaan en dat is dat je ook in het strafvonnis terugziet bij de vaststelling van de schadevergoeding dat niet alleen citaten werden gebruikt, maar ook dat de rechtbank heeft aangegeven dat door al die verklaringen tijdens het spreekrecht het overduidelijk was wat de impact was voor de nabestaanden, ook voor degenen die niet gebruik hadden gemaakt van het spreekrecht.
De vordering van broers en zussen, wat kun je daarover zeggen als het gaat om affectieschade in Nederland en dan vervolgens meteen doorschakelen naar hoe dat dan zit volgens het Oekraïense recht en wat de rechtbank daarmee gedaan heeft in het vonnis en ook in het obiter dictum dat de rechtbank daar nog aan gewijd heeft.
AS: In Nederland is het pas vanaf 1 januari 2019 dat nabestaanden in aanmerking kunnen komen voor vergoeding van affectieschade, dus naar Nederlands recht zouden de nabestaanden in dit geval helemaal geen recht hebben op vergoeding van affectieschade. Naar Oekraïens recht bestond al langer een recht op vergoeding van immateriële schade na het overlijden van een naaste, maar dit recht bestaat niet voor de broers en zussen die ten tijde van het overlijden niet onder één dak woonden. De nabestaanden die een broer of zus zijn verloren, vielen wat schadevergoeding betreft dus buiten de boot.
Om hoeveel broers of zussen ging het in deze zaak ongeveer?
AS: Zo’n 350 nabestaanden.
AS: Honderden broers en zussen vielen dus buiten de boot en wij hebben natuurlijk als team overwogen dat het eigenlijk bijzonder pijnlijk is, want het verdriet van die broers en zussen is vaak even groot en even schrijnend als het verdriet van ouders en kinderen die wel in aanmerking komen voor vergoeding van immateriële schade. Vaak dragen deze broers en zussen naast hun eigen verdriet dat van hun ouders mee die een kind zijn verloren. We hebben toen als Rechtsbijstandsteam nagedacht over wat we daar nou mee kunnen doen. Een vordering tot vergoeding van schade kunnen we niet instellen in dit strafproces, maar wat we wel kunnen doen is de positie van die broers en zussen onder de aandacht te brengen van de rechtbank en de rechtbank tevens te vragen om onze oproep aan de Nederlandse wetgever te herhalen om het hiaat, dat in ieder geval de Nederlandse wet kent als het gaat om vergoeding van affectieschade voor broers en zussen, te repareren in de wet. De Nederlandse wetgever gaat in 2024 die Wet affectieschade evalueren en de rechtbank heeft zich achter onze oproep aan de wetgever geschaard daarbij de positie van de broers en zussen te heroverwegen. Dat is eigenlijk een unicum in een Nederlands strafproces, dat de rechtbank zo’n signaal geeft aan de wetgever. Ik heb dat nog nooit meegemaakt; de positie van de broers en zussen dan bij die evaluatie te betrekken en mogelijk te herzien. Ik beschouw dat op civielrechtelijk terrein als een grote professionele overwinning, die voor veel nabestaanden als een hart onder de riem voelt.
We hebben al wat gezegd over de unieke samenwerking tussen de advocaten van het Rechtsbijstandsteam. Een praktisch voordeel was natuurlijk ook dat het Openbaar Ministerie en de rechtbank maar te maken hadden met één aanspreekpunt, en dat is een voordeel waarbij we dus als vergelijking kunnen noemen hoe het ook anders kan; denk aan de Franse Bataclan-procedure waar de rechtbank te maken had met 300 verschillende advocaten. Hoe is dat zo gegaan en is het allemaal ook daadwerkelijk logistiek zo goed verlopen als ik nu schets?
EW: Om die laatste vraag te beantwoorden: dat denk ik zeker. Ik denk dat we heel efficiënt hebben samengewerkt. Ik kijk even terug, 19 juni 2019 was het moment dat het OM tot vervolging overging. Er werd een datum vastgesteld voor de strafzitting in maart 2020, negen maanden later. Er is in september 2019 een bijeenkomst geweest in het NBC2) waarbij wij ook waren uitgenodigd als advocatenteam en alle nabestaanden. Toen heeft Alwin Dam een presentatie gegeven met Victor Jammers en ik weet nog wel dat wij toen haar hem toe zijn gelopen, kennis hebben gemaakt en dat we hebben gezegd: 'laten we snel in overleg gaan' en dat heeft geleid tot een eerste verkennende bespreking in december 2019 met het OM.
Maar ook bijvoorbeeld het uniform aanleveren van stukken. Dus niet 300 verschillende vormen van voegingsvordering, maar uniform wat het geheel ook voor de rechtbank heel overzichtelijk heeft gemaakt. Ook dat soort eenvoudige, praktische voordelen hebben er gezeten aan deze wijze van samenwerken.
EW: Ja, dat had natuurlijk ook te maken met onze strategische beslissing om niet in de val te lopen van de te grote belasting voor het strafproces met het risico van niet-ontvankelijkheid.
En dat heeft de rechtbank ook uitdrukkelijk gezegd in het vonnis. Ga er maar aan staan, dacht ik iedere keer wanneer ik de rechtbank zag zitten. Wat een verantwoordelijkheid voor de rechtbank en ook natuurlijk met name wat een verantwoordelijkheid voor de voorzitter. Ik kan werkelijk helemaal niets negatiefs zeggen over de rechtbank, de manier waarop ze het hebben aangepakt, hoe ze het ontleed hebben. Hoe zien jullie dat?
EW: Een zeer hoog professioneel niveau. In de eerste plaats juridisch, buitengewoon scherpzinnig, de vragen die de voorzitter van de strafkamer, Hendrik Steenhuis stelde, de opmerkingen die hij maakte, het gezag dat hij had in de zittingszaal. Ik kan mij herinneren, er was één incident, één van de spreekgerechtigde nabestaande die zich in zijn emotie keerde tot de verdediging die achter in de zaal zat en direct op een hele duidelijk, scherpe maar respectvolle wijze werd vermaand door Steenhuis. Die nabestaande kon dat direct accepteren omdat Steenhuis dat gezag juist zo had. Dat hij altijd reflecteerde naar aanleiding van de spreekverklaringen, dat deed hij op een hele bijzondere manier, empathisch maar toch met gezag.
Toch nog even omdat dat alles bepalend is. Wij maken natuurlijk wel eens mee, ook in grote zaken, dat zo’n rol van een voorzitter verstorend kan zijn, die niet aanvoelt hoe hij de nabestaanden in de ernstige zaken moet benaderen waardoor zo’n proces van de rails kan lopen. Wat kan jij over de rol van de voorzitter zeggen, Arlette?
AS: Ja, ik denk dat wat we hier gezien hebben bij alle rechters, maar ook vooral de voorzitter omdat die natuurlijk vooral het woord heeft gevoerd tijdens de zittingen, dat de soft skills van degene die de zitting leidt ongelofelijk belangrijk zijn in zo’n proces. Diegene moet precies aanvoelen wat er nodig is om, zonder dat je de verdachten tekort doet en zonder dat je je onpartijdige en onbevooroordeelde positie op het spel zet, zoekt naar manieren om erkenning te geven aan de nabestaanden. Dus niet alleen de juridische kennis en analyse hebben, maar ook beschikken over de soft skills, en die kunnen benutten en tonen om recht te doen op een manier waardoor iedereen, alle partijen, dus ook de verdachten en de verdediging, maar tevens de nabestaanden zich gezien en erkend hebben geweten. Dat is een ongelofelijke prestatie.
Ik heb in een redactioneel commentaar van een landelijk dagblad gelezen: dit is nu een voorbeeld van hoe beschaving wordt gezet tegenover de barbarij die inmiddels ook in Europa is beland, om evenwicht te bieden.
AC: Ik denk dat Steenhuis zich ongelofelijk bewust was van de aard van dit proces en dat ieder woord wat hij zei tijdens de hele procedure overal ter wereld gehoord werd. En dat op hem de verantwoordelijkheid rustte om te laten zien dat wij in Nederland onafhankelijke rechtspraak hebben op het allerhoogste niveau. Hij heeft dat, vind ik, op een ongelofelijke goede manier gedaan. Ieder woord gewikt, gewogen en buitengewoon goed doordacht.
AS: Mag ik één aanvulling geven? De beslissing is natuurlijk genomen met het hoofd, maar wel met gebruikmaking van het hart en dat is precies wat we bij deze rechtbank gezien hebben, en zo zou het in ieder strafproces moeten zijn.
EW: Ik denk dat een belangrijk aspect ook geweest is dat het via de livestream natuurlijk allemaal kon worden gevolgd door de hele wereld.
Ja, laten we daar meteen eens op doorgaan. Inderdaad niet alleen de livestream, maar ook natuurlijk het enorme mediageweld. Ik roep nog even in herinnering, vlak voordat corona losbarstte, de enorme hoeveelheid journalisten die wij aantroffen bij de eerste zittingsdag. Nu zijn wij wel wat gewend, maar dit was ook voor ons ongekend. We werden bijna onder de voet gelopen door de honderden journalisten die daar in begin in het perscentrum waren, maar ook aan het eind van het proces. Die mediabelangstelling geeft aan hoe belangrijk dat proces niet alleen voor Nederland was maar ook voor de wereld. Is die media-aandacht verstorend geweest op enig moment? Kun je daar bijzondere positieve of misschien ook bijzondere negatieve aspecten van benoemen?
EW: Ik heb dat zelf niet als storend ervaren. Sterker nog: ik denk dat we ook goede contacten hebben opgebouwd met sommige journalisten. Ik denk dat we ook handig gebruik hebben gemaakt van de media.
Dat was misschien in het begin iets anders, omdat, het is misschien een beetje een hard woord – er werd ook een beetje ‘gejaagd’ op nabestaanden om die meer emotionele verhalen los te krijgen. Dat heb ik niet gezien gedurende het strafproces. Als we kijken naar de journalisten, bijvoorbeeld de mensen van de NOS en van de Telegraaf die vaak ter zitting aanwezig waren, hebben die naar mijn inschatting op een hele professionele manier verslag gedaan van het proces.
AC: Dat neemt overigens niet weg dat het feit dat dit alles in de media kwam een enorme impact heeft gehad op nabestaanden. Een aantal nabestaanden heeft ook uitdrukkelijk aangegeven dat het feit dat iedere keer alles in de media kwam op hen behoorlijke psychische impact had. Sommigen hebben daar negatieve effecten van ondervonden.
Het is een belangrijke emotionele afsluiting geweest voor de nabestaanden, dat hebben we ook gemerkt tijdens de nabestaandenbijeenkomst een week na het vonnis. De Stichting MH17 heeft dat ook gevraagd aan de nabestaanden, gewoon op de man af: wie wil er nog in hoger beroep? Dat kan uiteraard niet, het Openbaar Ministerie bepaalt of er hoger beroep wordt aangetekend, maar men heeft dat wel gepeild en de uitkomst was heel duidelijk.
EW: Ja, de mensen wilden het hoger beroep natuurlijk niet. Men wil verder met het leven. Mensen wilden de zaak afsluiten. Uiteindelijk denk ik dat ook uiteindelijk iedereen toch die ultieme “justice” wil hebben en die ultieme “justice” komt uiteindelijk toch uit Rusland.
Zit daar niet iets dubbels in?
EW: Zeker, uiteindelijk als je doorpraat, ze waren blij dat het kon worden afgerond. Ze waren blij dat er niet nog weer zo’n strafrechtelijk circus hoefde te worden opgetuigd, maar ik ben ervan overtuigd dat de meeste mensen uiteindelijk toch nog ook op zoek zijn naar die uiteindelijke verantwoordelijkheid, die “justice”.
Want je zag toch duidelijk de opluchting, het is nu klaar, mensen willen het afsluiten en tegelijkertijd hebben we naar de top toe, wat er aan het Kremlin zit aan verantwoordelijkheid naar de bodem toe: de mannen die op de knop hebben gedrukt, die zijn nog niet bij de kraag gegrepen. Stel dat dat nog weer zo’n massaproces oplevert? Zou dat niet een kaal proces worden? Denk je niet dat veel nabestaanden zeggen, het is wel mooi zo, of denk jij toch dat die zucht naar waarheidsvinding en bestraffing van de directe verantwoordelijken nog zo groot is dat men zich weer met evenveel betrokkenheid en energie in zo’n nieuw strafproces zou gaan storten dat misschien ook 2,5 jaar gaat duren?
EW: Een interessante hypothese inderdaad, stel dat. Dan denk ik dat er best veel nabestaanden zullen zijn die dat willen volgen, die daarvoor gaan. Er zal ook een groep zijn die de handdoek al in de ring heeft gegooid. Ik denk dat deze zaak nog steeds heel lang gaat duren. Het is een schaakspel, zo zie ik het. We hebben in het schaken de opening, we hebben het middenspel en we hebben het eindspel en ik denk dat we nu aan het eind van het middenspel zitten en dat we tegen het eindspel aanzitten en dat eindspel is sterk afhankelijk van de ontwikkeling in de oorlog in Oost-Europa en met name de positie van Rusland in de wereld. En ik ben ervan overtuigd dat als dat leidt tot ultieme waarheidsvinding, dan denk ik dat het merendeel van de nabestaanden dat nog wel wil weten en wil meemaken.
Het strafproces is afgerond, maar we zijn nog niet klaar want er lopen nog een paar procedures. Wat is nu de stand van zaken voor wat betreft de procedure bij het ICAO3) en wat is de stand van zaken voor wat betreft de procedures bij het EHRM? Want we weten dat er nog 8.500 zaken aanhangig zijn bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens die gelieerd zijn aan de oorlog in Oost-Oekraïne en gelieerd zijn aan MH17. Waar staan we daar?
AC: Er loopt een aantal zaken over de MH17 bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Een aantal individuele zaken tegen Rusland en ook een interstatelijke klacht van de Nederlandse Staat tegen Rusland.
Je zegt 'een aantal zaken', maar over hoeveel individuele klachten hebben we het dan?
EW: Ruim 480.
AC: En dat worden er nog steeds meer.
Die komen nog lang niet aan de orde bij het Europees Hof, want er is een regel die zegt dat de interstatelijke klacht eerst behandeld wordt.
AC: Ja, dat klopt. De interstatelijke klachten worden ook wel Rolls-Royces onder de zaken bij het Europees Hof genoemd. Die krijgen altijd voorrang en worden vóór de individuele zaken geplaatst, ook al wordt de zaak later bij het Europese Hof aangebracht. Onze zaken waren eerder aangebracht en vervolgens heeft Nederland zelf besloten om een interstatelijke klacht in te dienen, mede om ons te ondersteunen, maar ook omdat Rusland niet verder wilde onderhandelen met de Nederlandse Staat.
Eigenlijk zeiden de Russen 'of praten of vechten, maar we gaan niet allebei doen'. Hoe bijzonder is het? Is het niet de eerste interstatelijke klacht sinds de Tweede Wereldoorlog?
AC: Het is echt uitzonderlijk dat de Nederlandse Staat zo’n stap onderneemt en bij het Europese Hof een klacht neerlegt tegen een andere staat. De procedure is nu in de eerste fase waar het gaat over de vraag of het Europese Hof ontvankelijk is. We verwachten de uitspraak hierover op 25 januari a.s. (zie Naschrift; red. VR)
Kan je vooruitlopend op die uitspraak een aantal elementen noemen die het Hof zal bekijken in het kader van de ontvankelijkheidsvraag?
AC: In de eerste plaats zal het Europese Hof beoordelen of de Nederlandse staat überhaupt ontvankelijk is. Je moet namelijk in beginsel binnen zes maanden na schending van een verdragsbepaling (in dit geval onder andere het recht op leven) een procedure starten. Dat is hier niet gebeurd omdat Nederland eerst met Rusland heeft onderhandeld. En verder is het zo dat eerst een gerechtelijke procedure tot aan de hoogste rechterlijke instantie aan toe moet worden doorlopen voordat je bij het EHRM kunt aankloppen (exhaustion of remedies). In dit geval zou je dan eerst in Rusland een gerechtelijke procedure moeten voeren. Dat is natuurlijk niet gebeurd. En ander, belangrijke aspect is, is of Rusland jurisdictie in de zin van overall control had in de regio waar de MH17 is neergeschoten.
De rechtbank heeft natuurlijk ook iets over gezegd, over de rol van Rusland in die regio. Kan het Europese Hof daar wat mee, met deze overweging van de rechtbank, als het gaat om die overall-control?
AC: Het Europese Hof zal dit zelf beoordelen aan de hand van de feiten en omstandigheden en haar eigen jurisprudentie of sprake was van overall control. Dus dat de Nederlandse rechtbank dat zegt, wil nog niet direct zeggen dat het Europese Hof daar hetzelfde over denkt.
Die blijft in de media een klein beetje onderbelicht, de procedure bij het ICAO. Dat is niet een procedure van de nabestaanden, maar van de Nederlandse Staat en Australië. Wat kun je daarover zeggen?
AC: Ja, dat is inderdaad een procedure door de Nederlandse Staat en de Australische Staat waarin ze bij ICAO een klacht hebben ingediend. Dat is meer een diplomatieke procedure waarin het gaat over schending door Rusland van het Verdrag van Chicago. Hierin staat dat je geen burgervliegtuig mag neerschieten. Het is een procedure die veel weg heeft van arbitrage.
Het gebrek aan effectieve middelen om Rusland te dwingen zie je natuurlijk ook een beetje bij ICAO, want als het bij ICAO mislukt dan gaat het naar het Internationaal Gerechtshof, dat is allemaal ingebed binnen de systematiek van de Verenigde Naties. Uiteindelijk kan het Internationaal Gerechtshof vragen aan de Verenigde Naties om een resolutie aan te nemen. Daar hebben we een voorbeeld van hoe dat dan uitwerkt in het Palestina-conflict; Israël heeft daar helemaal niets mee gedaan. Dat zal bij Rusland niet veel anders zijn. Dat is natuurlijk iets wat hoogst frustrerend is voor de nabestaanden. De totale ontkenning, alle totaal idiote verschillende theorieën over de oorzaak van de ramp. Is het niet zo – even heel plat – dat zolang Poetin aan het roer is er niks gaat bewegen?
EW: Klopt, zeker. Enige compensatie, enige justice is volstrekt kansloos zolang Poetin nog in het Kremlin zit. De MH17-zaak is een speelbal van de geopolitieke verhoudingen.
Is het allemaal niet heel treurig en cynisch waar wij naar aan het kijken zijn?
EW: Tot op zekere hoogte zeker, maar uiteindelijk heeft een wereldgemeenschap ook de verantwoordelijkheid om Rusland ter verantwoording te roepen. Maar mogelijk heeft Poetin zijn eigen graf gegraven door de oorlog met Oekraïne te starten.
AC: Een aanvulling op de zaak bij het Europese Hof is dat Rusland begin vorig jaar uit de Raad van Europa is gestapt en dat ze het Verdrag heeft opgezegd. En vervolgens heeft de zaak heel kort even stilgestaan omdat het Hof zich vervolgens moest beraden hoe nu verder te gaan met de zaken die er al liepen, die 8.500 klachten tegen Rusland op dat moment, in maart 2022. Daarop heeft het Hof aangegeven dat er een opzegtermijn bij het verdrag is en dit houdt in dat je voor mensenrechtenschendingen van na medio september 2022 niet meer bij het Europees Hof terecht kunt. Alle klachten die daarvoor liggen en de lopende zaken die gaan gewoon door. Dus het Europees Hof zal nog jarenlang klachten tegen Rusland kunnen krijgen van mensenrechtenschendingen tot medio september 2022. Maar dat betekende ook dat de zaak onmiddellijk weer doorging.
Feitelijk verandert dat niet zoveel, omdat we weten dat sinds eind 2015 nieuwe regelgeving in Rusland maakt dat het Constitutionele Hof daar kon beslissen dat alles wat vanuit het Europees Hof voor de Rechten van de Mens werd beschouwd als in strijd met de Russische Grondwet kan worden genegeerd. Hoe verloopt verder het contact met Buitenlandse Zaken?
EW: Ik denk dat in zijn algemeenheid dat die contacten met Buitenlandse Zaken goed zijn. Maar ik denk dat daar wel de oplossing ligt, want uiteindelijk, als deze zaak wordt opgelost, dan zal het via de diplomatieke kanalen gaan en daarom hebben wij de Staat der Nederlanden nodig.
Als ik daar misschien nog even iets mag aanvullen, namelijk dat door de Stichting MH17 een aantal keren per jaar met onze premier Rutte en een aantal ministers wordt gesproken. Wat uit die gesprekken wel naar voren komt is de enorme betrokkenheid, ook van Rutte. Uit de contacten tussen Rutte en de nabestaanden is wel gebleken dat hij en de betrokken ministers er alles aan zullen doen om deze zaak tot een goed einde te brengen.
AC: Ik denk dat het belangrijk is dat wij de contacten met de Nederlandse overheid onderhouden, ook om te zorgen dat de MH17-zaak niet van de radar verdwijnt. Dat het altijd op de agenda blijft staan en dat de onderste steen boven komt.
Wat zouden jullie ter afronding nog willen zeggen?
AC: In de eerste plaats denk ik dat het ontzettend bijzonder is, de manier waarop wij in deze historische zaak hebben samengewerkt. En het tweede punt is dat ik nogmaals wil benadrukken dat het voor de nabestaanden van ongelofelijk groot belang is dat de feiten boven tafel komen. En daar hebben we in ieder geval een eerste stap hebben gezet door het vonnis bij de rechtbank en hopelijk straks ook bij het Europese Hof.
AS: Ik heb mij tijdens dit strafproces af en toe afgevraagd, wat kan het recht nou betekenen, voor het bieden van troost of het bieden van heling voor de nabestaanden die een heel groot verlies hebben geleden? En daar was ik eigenlijk heel sceptisch over, maar toen we het vonnis kregen en meteen door de reacties van de nabestaanden na dat vonnis heb ik gezien dat het recht echt iets kan brengen voor deze mensen. En sommige mensen zeiden, 'ja, het voelde als een soort catharsis', een mooi begrip natuurlijk uit de Griekse tragedie, dat ze door dit proces heen moesten. Dat het recht bij zo’n groot verlies toch daadwerkelijk iets kan betekenen voor de nabestaanden. Dat vind ik mooi.
EW: Daar sluit ik mij helemaal bij aan. Maar we praten wel over het verschil tussen een rechtstaat als de onze en een regime waar geen enkel recht bestaat. En dan denk ik toch echt vanuit de geopolitieke verhoudingen op dit moment in de wereld: we moeten die rechtstaat aan alle kanten koesteren en dat heb ik wel geleerd in deze zaak. Je zou bijna zeggen, leve de rechtstaat!
AS: En jij, Peter?
PL: Ik dacht van mezelf dat ik na 34 jaar in dit vak een geharde, cynische advocaat was geworden, maar bij het spreekrecht van de nabestaanden, en zelfs ook tijdens het voorlezen van het vonnis door die inderdaad indrukwekkende voorzitter Steenhuis, bleef er van mijn pantser weinig over en kon ik mijn emoties nauwelijks bedwingen. Dus het is ook een proces geweest waar je weer dingen over jezelf leert en daar wil ik het bij laten.
Naschrift
Op 25 januari 2023 heeft het EHRM geoordeeld dat de interstatelijke klacht van Nederland tegen Rusland ontvankelijk is. Daarbij heeft het Hof aangegeven dat
1. Rusland jurisdictie had in het gebied waar de MH17 is neergeschoten.
2. Nederland niet eerst haar klachten had moeten voorleggen aan de Russische rechter, onder meer omdat Rusland iedere betrokkenheid ontkent en er geen effectieve gerechtelijke procedure in Rusland is.
3. de klacht van Nederland tegen Rusland op tijd is ingediend.
Dit betekent dat het Hof nu inhoudelijk gaat beoordelen of Rusland in strijd heeft gehandeld met het EVRM. Het zal nog enige tijd duren voordat hierover een uitspraak komt.
1. Artikel 4 lid 1 Rome II: Op grond van deze hoofdregel wordt de onrechtmatige daad beheerst door het recht van de staat waar de schade als gevolg van die daad zich voordoet.
2. Een congrescentrum in Alphen aan den Rijn, waar meerdere nabestaandenbijeenkomsten hebben plaatsgevonden.
3. International Civil Aviation Organization. Deze internationale burgerluchtvaartorganisatie is een gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties, die als doel heeft de verbetering van het internationale luchtverkeer.