Deze uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, de hoogste rechter in Mulderzaken, draait om drie vragen: (i) is het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad in Wahv-procedures mogelijk, (ii) is in dit geval sprake van een voortgezette handeling, en (iii) is de hoorplicht geschonden. De ontkennende beantwoording van de eerste twee vragen is goed te volgen. Het oordeel over de derde vraag roept bij mij echter de nodige vragen op. In deze annotatie besteed ik daarom vooral aandacht aan dat punt. (Zie: VR 2025/128)
De volledige uitspraken en artikelen uit Verkeersrecht zijn alleen beschikbaar voor abonnees.