
In mijn proefschrift, dat ik in september 2024 heb verdedigd, heb ik onderzoek gedaan naar de verhouding tussen het commune en bijzondere materiële strafrecht. Die verhouding heb ik onderzocht vanuit het perspectief van het codificatiebeginsel (dat neergelegd is in artikel 107 Grondwet), met een focus op het legaliteitsbeginsel en het schuldbeginsel. In dit onderzoek kwam naar voren dat het verkeersstrafrecht – als onderdeel van het bijzonder strafrecht – een terrein is dat weliswaar aansluit op het commune strafrecht, maar dat tegelijk een voedingsbodem is voor nieuwe materieelrechtelijke figuren en ontwikkelingen op het terrein van de schuldvormen. De ontstane nouveautés werken bovendien in meer of mindere mate door in het commune strafrecht. De in artikel 107 Grondwet en artikel 91 Sr tot uitdrukking gebrachte verhouding tussen het Wetboek van Strafrecht en de bijzondere strafwetten, waarbij het bijzonder strafrecht een volgzame (artikel 91 Sr) uitzondering (artikel 107 Grondwet) is op het algemene kader van materieel strafrecht in het Wetboek van Strafrecht, verdwijnt hierdoor naar de achtergrond. Dit komt de met het codificatiebeginsel beoogde samenhang en eenvormigheid binnen het gehele materiële strafrecht niet ten goede. In deze bijdrage licht ik enkele onderdelen van mijn promotieonderzoek uit, waarbij ik ook jurisprudentie betrek die nadien gewezen is.
De volledige uitspraken en artikelen uit Verkeersrecht zijn alleen beschikbaar voor abonnees.