Mist rond mistachterlichten van aanhangers lichter dan 750 kg

Column 22 maart 2005

Vanaf 1 januari 2005 dienen aanhangwagens < 750 kg volgens art. 5.13.51 lid g van het Voertuigreglement ’94 (Vr) mistachterlicht (een of twee) te hebben. Hoewel deze verplichting al in 1994 in dit reglement is opgenomen, heeft dit voor alle betrokkenen enige paniek veroorzaakt. Van voorlichting van overheidswege is geen sprake geweest. De aanleiding voor de plotselinge, maar te late aandacht voor het onderwerp is de opmerkzaamheid van een lezer van de Kampeer & Caravan Kampioen geweest. Dealers en particulieren hebben de afgelopen tien jaar duizenden nieuwe en gebruikte caravans en andere aanhangers verkocht zonder het nu vereiste mistachterlicht.

Het Vr bepaalt in art. 5.2.51 lid k dat personenauto’s voorzien moeten zijn van mistachterlicht (een of twee) en in art. 5.12.51 lid g dat aanhangwagens > 750 kg mistachterlicht moeten hebben. Deze verplichting voor de beide soorten voertuigen geldt alleen als zij na 31 december 1997 in gebruik zijn genomen.

De regeling rond de mistachterlichten van aanhangers en de effecten ervan zijn omgeven met vragen en tegenstrijdigheden die op zijn zachtst gezegd nogal wat mist veroorzaken. Hierna wordt er een aantal op een rij gezet om reacties van de lezer uit te lokken.

1. Wat gaat er gebeuren met de vervolging van overtreders tegen de achtergrond dat de voorlichting van overheidswege achterwege is gebleven? Op die vraag is na een verzoek van de ANWB door de het Bureau Verkeershandhaving OM antwoord gegeven: niet vóór 1 juli 2006. Dat is nu tenminste duidelijk.

2. Waarom geldt de eis voor alle aanhangers < 750 kg en alleen voor personenauto’s en aanhangers > 750 kg die na 31 december 1997 in gebruik zijn genomen? Alleen omdat het vaak niet is na te gaan wanneer kleinere aanhangers in gebruik zijn genomen? Vandaar waarschijnlijk de lange overgangstermijn van tien jaar. Het geldt dus ook voor de antieke aanhanger van het eerste uur. De Koningin kan voor de Gouden Koets gerust zijn: want de aanhanger moet bestemd zijn om achter een motorrijtuig te hangen.

3. Hoe staat het met aanhangers die achter een auto hangen die zelf niet voorzien hoeft te zijn van een mistachterlicht (een auto dus van vóór 1 januari 1998), dat licht ook niet heeft en dus ook niet een aansluiting die geschikt is voor koppeling van het mistachterlicht op de aanhanger? Aangenomen moet worden dat voor aanhangers achter dergelijke auto’s geen uitzondering geldt m.b.t. de aanhanger (ook niet als die > 750 kg is), omdat er nergens een uitzondering is te vinden. De vraag is dan of het licht moet werken. Art. 5.13.55 lid 1 bepaalt dat de in art. 5.13.51 bedoelde lichten goed moeten werken. Dus geen plicht. Art. 5.18.38.lid 1 eist echter dat de aansluiting zodanig moet zijn dat de functies van de verlichting en lichtsignalen overeenstemmen met die van het trekkend voertuig. En die hoeft geen functionerend mistachterlicht te hebben. Dus wat nu? En zo ja, moet dan de auto zelf ook aangepast worden?

4. Voor wiens rekening komen de kosten van aanpassing van de aanhangers die de afgelopen tien jaar verkocht zijn zonder het nu vereiste mistachterlicht? Maakt het aan de ene kant verschil of het om een nieuwe of gebruikte aanhanger gaat en aan de andere kant of de aanhanger door een professionele dealer of een privé-verkoper is verkocht? Uiteraard gaan deze vragen uit van de veronderstelling dat de verkoper gezwegen heeft over de (toekomstige) wettelijke verplichting.

Er is weliswaar een EEG-richtlijn die mistachterlicht verplicht stelt, maar het is nog onduidelijk of alle lidstaten deze verplichting hebben geïmplementeerd in hun wetgeving resp. toezien op de naleving ervan. Het is dus zeer de vraag wat de vakantieganger in de andere lidstaten boven het hoofd hangt, nu de wetgeving per lidstaat kan verschillen. In Duitsland zijn de bedoelde aanhangers nog niet voorzien van mistachterlichten volgens nader ingewonnen informatie bij de ADAC.

5. Voor wie is de bekeuring bij een gehuurde aanhanger zonder het vereiste mistachterlicht?

Op al deze vragen moet natuurlijk een duidelijk antwoord komen. En dat allemaal in het belang van de verkeersveiligheid. Wie herinnert zich niet de vreselijke taferelen van de mistramp bij Prinsenbeek, Almere en al die andere? Laten we alsjeblieft zorgen dat de voertuigen tijdig zichtbaar zijn. Dat mag wat offers vergen.

Wie schetst echter de verbazing van de VR-redactie: art. 34 lid 2 RVV bepaalt dat het mistachterlicht gevoerd mag worden. Het hoeft niet! En dat geldt ook voor de mistachterlichten op de auto’s zelf. En daarmee lijkt het hele circus voor niets geweest. Een snelle blik naar onze oosterburen, die dergelijke zaken doorgaans gründlicher aanpakken, leert dat daar de mistachterlichten evenmin bij slecht zicht moeten branden. Onze zuiderburen zijn consequenter. Daar moeten de lichten, als zij erop zitten, bij een zicht minder dan 100 m ook gebruikt worden.

Het is sowieso vreemd dat een wettelijke regeling bepaalt dat iets mag. Het RVV beoogde destijds te dereguleren nota bene. Wellicht was het de wetgever er meer om te doen te voorkomen dat de mistachterlichten onnodig zouden branden. Dan had het echter meer in de rede gelegen om de lichten te verbieden. Of komt het omdat het voor de bestuurder zo moeilijk is om te bepalen of er minder zicht is dan 50 meter bijv.?

Vragen te over. Mist alom. Wie laat zijn licht hierover schijnen? Het mag, het hoeft niet.

 

(VR 2005 afl. 3 p. 74)