Overeenkomst buitengerechtelijke kosten

Column 22 juli 2007

Inleiding
Het heeft even geduurd maar het is er toch van gekomen. Eind maart 2007 hebben vertegenwoordigers van de Nederlandse Letselschade Experts en de Stichting Personenschade Instituut van Verzekeraars (PIV) overeenstemming bereikt over een nieuwe overeenkomst die de betaling van de buitengerechtelijke kosten (BGK) moet regelen. Ik denk dat deze overeenkomst een belangrijke bijdrage kan leveren in het streven naar een minder conflictueuze letselschaderegeling. Een streven dat nauw past bij wat de Gedragscode Behandeling Letselschade nastreeft.
Voor degenen die minder bekend zijn met de materie zal ik eerst kort de contouren van de nieuwe overeenkomst schetsen. Daarna zal ik de voordelen van de overeenkomst aangeven voor zowel de belangenbehartiger als de verzekeraar, maar zeker ook voor het slachtoffer.
BGK is een a-typische schadepost. Daar waar het in de letselschadepraktijk zou moeten gaan om het slachtoffer en diens schade, is de praktijk dat BGK rechtstreeks aan de belangenbehartiger wordt voldaan en dat discussie over de hoogte van de BGK feitelijk buiten het slachtoffer om gebeurt.
Dit laatste neemt niet weg dat de BGK-discussie vaak wel degelijk het regelingsklimaat in een zaak negatief beïnvloedt. Het slachtoffer kan er dus last van hebben. Praktijk is dat dit in veel gevallen ook zo is. Twee voorbeelden. Een belangenbehartiger stelt het akkoord gaan met een regelingsvoorstel afhankelijk van het betalen van zijn betwiste BGK-nota of, spiegelbeeldig, een verzekeraar doet een regelingsvoorstel zodat niet meer over de BGK ‘gezeurd’ kan worden.
Om nu dit discussiepunt, dat dus in materiële zin het slachtoffer maar zijdelings aangaat, te beslechten zou het naar mijn mening goed zijn als de overeenkomst met tabel ook gehanteerd wordt in die zaken waarin deze formeel gesproken toepassing mist. Ik zal dit stuk dan ook afsluiten met een pleidooi gericht aan eenieder betrokken bij de letselschaderegeling om bij het beoordelen van BGK-discussies de tabel als referentiekader te hanteren. Niet om daarmee discussies op voorhand te beslechten maar wel om het redelijkheidskader te schetsen waarop naar mijn mening iedereen toch wacht. Naar mijn mening is dat in het belang van allen.

Inhoud van de overeenkomst
Zonder de uitzonderingen te noemen komt de nieuwe overeenkomst op het volgende neer.
- Bij aanmelding van een zaak verstrekt de verzekeraar zonder daarover discussie te voeren een voorschot van € 5.000, - ter zake van BGK. Let wel: de aansprakelijkheid hoeft dus nog niet vast te staan.
- Is het een arbeidsintensieve zaak dan kan, als er minder dan 40 uur aan een zaak besteed is, een aanvullend voorschot gevraagd worden van € 2.500,-.
- Met uitzondering van een aantal expliciet benoemde schade-/kostenposten (medische expertise, kosten reïntegratiebureau enz.) kan gedurende de looptijd van een zaak de belangenbehartiger geen tussentijdse declaraties verzenden.
- Is overeenstemming over de persoonlijke schade - met inachtneming van een eigen schuld-percentage - bereikt dan wordt het daarmee overeenkomende bedrag aan BGK van een tabel afgeleid en wordt bepaald of de verzekeraar moet bijbetalen of terug kan vorderen (bij een persoonlijke schade vanaf € 23.500, - moet de verzekeraar bijbetalen).
- De tabel loopt door tot ten minste € 75.000,- (de verzekeraars hebben aangegeven de tabel tot € 100.000,- te willen laten doorlopen). Sommige verzekeraars kiezen zelfs voor toepasselijkheid tot € 250.000,-, hetgeen inhoudt dat het overgrote deel der letselschades onder het bereik van de tabel valt.
- Ten opzichte van een eerdere overeenkomst is de opzet van deze overeenkomst eenvoudiger, beter leesbaar, en is het aantal uitzonderingen beperkt.
De tabel is zo opgebouwd dat bij de kleinere schadegevallen procentueel gezien een hogere vergoeding verkregen wordt. Zo is bij een persoonlijke schade van € 10.000,- de vergoeding inclusief BTW zo’n 33% van het schadebedrag. Bij een persoonlijke schade van € 100.000,- komt dit uit op zo’n 18%.

Win – Win ?; Jawel !!
De voordelen van deze overeenkomst liggen voor de hand. In de eerste plaats heeft de verzekeraar meer duidelijkheid over de ten aanzien van deze schadecomponent te verwachten schadelast. In de tweede plaats wordt door het ‘verbod’ op tussentijdse declaraties het schaderegelingsproces efficiënter gemaakt. De overeenkomst voorkomt niet alleen dat maandelijks een betalingshandeling verricht moet worden, maar bovenal wordt voorkomen dat deze nota’s steeds maar weer op hun deugdelijkheid getoetst moeten worden.
Voor de belangenbehartiger biedt de overeenkomst ook voordelen. Ook hij of zij kan beter dan in het verleden de te verwachten inkomsten schatten. Daarnaast geeft het voorschot aan het begin van het traject de belangenbehartiger financiële ruimte serieus met een zaak aan de slag te gaan zonder zich direct te hoeven bekommeren over hoe één en ander voor te financieren. Ten slotte geldt natuurlijk ook voor de belangenbehartiger dat efficiencywinst geboekt wordt door niet maandelijks te hoeven declareren en ook de belangenbehartiger verspilt niet langer tijd door discussies te moeten voeren over de redelijkheid van een nota.
Het slachtoffer wint echter het meest van allemaal. Door de discussies die kunnen ontstaan over de BGK was de BGK er de oorzaak van dat niet meer over de schade en de situatie van het slachtoffer werd gesproken maar dat het betalen van de nota van de belangenbehartiger door de verzekeraar het voornaamste geschilpunt werd. Door - zoals in de overeenkomst gebeurt - dit discussiepunt te reguleren, wordt voorkomen dat het schaderegelingsklimaat verziekt wordt door een schadepost die feitelijk - maar niet formeel juridisch - hem niets/weinig aangaat. Natuurlijk, niet in iedere zaak loopt de BGK-discussie uit de hand maar wel is zeker dat door de BGK te reguleren er in ieder geval één discussiepunt geëlimineerd wordt. In een rechtssysteem waarin concrete schadeberekening leidend beginsel is, is het naar mijn mening wenselijk ten minste die zaken te normeren die feitelijk buiten de relatie aansprakelijke/benadeelde vallen, maar die wel degelijk die relatie in negatieve zin kunnen beïnvloeden.
En dat dit laatste eenvoudig kan gebeuren is dagelijkse praktijk. Behandelaars aan verzekeraarszijde beklagen zich erover dat men wel maandelijks nota’s ontvangt maar geen dossiervoortgang bespeurt (vooral een probleem dat zich voordoet bij die belangenbehartigers waar de financiële administratie losgekoppeld is van de dossierbehandeling). Belangenbehartigers op hun beurt voelen zich tekort gedaan want zo’n verzekeraar moet toch begrijpen dat hij zijn werk serieus doet en dat niet steeds verslag van de voortgang gedaan kan worden. Bovendien hebben verzekeraars er geen flauw benul van hoe lastig sommige klanten kunnen zijn en hoeveel tijd het kost om juist die klanten in het gareel te houden.
De nieuwe overeenkomst voorkomt het ontstaan van frustratie over dit punt; voorkomt dat dit een breekpunt wordt en, mogelijk belangrijker nog, elimineert het risico dat andere schadeposten onvoldoende aandacht krijgen (en voor wie vreest brodeloos te worden: wees gerust, er blijven nog genoeg andere discussiepunten over waarover men van mening kan verschillen).

De overeenkomst als referentiekader
Laat ik voorop stellen dat deze overeenkomst vanzelfsprekend slechts partijen bindt die zich daaraan ten opzichte van elkaar gebonden hebben. Toch is het naar mijn mening wenselijk als de tabel analoog toegepast wordt in zaken die formeel niet onder het regime van de overeenkomst vallen.
Of dit in alle zaken redelijk is, is de vraag, maar gevoeglijk kan aangenomen worden dat in het merendeel van de zaken de tabel een redelijke vergoeding biedt. Als het anders zou zijn, zou een representatieve groep belangenbehartigers toch nooit met de tabel hebben ingestemd?
Ook de benadering vanuit de andere hoek, namelijk hoeveel tijd kan aan een zaak besteed worden voor het gegeven tabelbedrag, leidt tot de conclusie dat de tabel een redelijke beloning biedt. Zo ontvangt de belangenbehartiger bij een schade van € 100.000,- een vergoeding van afgerond € 18.000,- (incl. BTW). Bij een als redelijk te beschouwen tarief van € 210,- per uur (incl. BTW) betekent dit dat aan zo’n zaak 85 uur besteed kan worden … Dit zou door de bank genomen toch voldoende moeten zijn. Vooral ook omdat de overeenkomst erin voorziet dat diverse andere BGK-componenten - zoals bijvoorbeeld de kosten van de belangenbehartiger - afzonderlijk in rekening gebracht kunnen worden.

Ik voel al aan dat tegengeworpen zal worden, dat een specifieke deskundigheid een hoger tarief rechtvaardigt. Ik deel die mening niet. Als men deskundiger is, zou dat tot gevolg moeten hebben dat ofwel met minder tijd hetzelfde resultaat bereikt wordt of dat met gelijke tijdsbesteding een beter resultaat - en dus een hogere BGK-vergoeding - bereikt wordt.
Is de overeenkomst dan wellicht te veel no-cure-no-pay van het goede? Zou dat reden kunnen zijn de door mij bepleite analogische toepassing terzijde te schuiven? Ik zou menen van niet. In materiële zin staan ten aanzien van de BGK de verzekeraar en de belangenbehartiger als partij tegenover elkaar. En dit staat uiteindelijk los van wat de belangenbehartiger in rekening brengt bij zijn cliënt. De overeenkomst is niet meer en niet minder dan een garantie van de verzekeraar dat bij schadebedrag X een zeker bedrag aan BGK zal worden uitgekeerd. Bovendien doet het al dan niet betitelen van de overeenkomst als een no-cure-no-pay-overeenkomst niets af aan het feit dat de tabel op zichzelf redelijk is en derhalve ook als toetssteen kan fungeren in zaken waarin de overeenkomst niet van toepassing is.
Het zou zo moeten zijn dat daar waar een belangenbehartiger meer aan BGK claimt dan waarop hij volgens de tabel recht heeft, hij of zij zal moeten aantonen waarom het in dit geval te rechtvaardigen valt, bijvoorbeeld omdat de verzekeraar zich onredelijk heeft opgesteld of omdat de discussie in deze zaak met een hoge moeilijkheidsgraad zodanig veel tijd heeft gevergd dat evident is dat de tabel ontoereikend is.

Ik roep rechters, advocaten, verzekeraars en andere bij de letselschaderegeling betrokken partijen op om daar waar bij het bepalen van het te betalen bedrag aan BGK de overeenkomst formeel toepassing mist, de tabel van deze overeenkomst als uitgangspunt te hanteren.
De benadeelde verdient het!