VR 2018/47
Strafgat en compensatiekrater
Op 19 april sloot de raadpleging door de wetgever over het voornemen om de Wegenverkeerswet1994 aan te passen. Dat voorstel is mede ingegeven door publieke verontwaardiging en teleurstelling bij nabestaanden van verkeersslachtoffers.
Het voorstel beoogt onder meer het zogenaamde ‘strafgat’ te dichten dat thans bestaat tussen (zeer) gevaarlijk rijgedrag met, en (zeer) gevaarlijk rijgedrag zonder ernstige gevolgen. Een verkeersdeelnemer kan immers het ‘geluk’ hebben dat zijn zeer gevaarlijke gedrag geen schade toebrengt, en een slachtoffer kan de pech hebben dat dat in zijn geval nu juist wel gebeurt.
Bij verkeersongevallen waardoor iemand komt te overlijden, is het leed niet te overzien. Voor veel nabestaanden zal daardoor een complex rouwproces worden ingeleid, waarin vragen, verontwaardiging, woede en verdriet om voorrang strijden en elkaar kunnen afwisselen.
Het strafrecht heeft tot taak om vanuit maatschappelijk perspectief recht te doen aan het delict, maar moet daarin ook de belangen van de verdachte/dader meewegen. Het resultaat daarvan zal nabestaanden niet snel bevredigen. Mede daarom is het in 2016 mogelijk gemaakt dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven, naast de al bestaande gevallen van misdrijven, ook in geval van dood door schuld aan nabestaanden een financiële tegemoetkoming kan bieden. Die tegemoetkoming dient ertoe om de nabestaanden te erkennen in het verdriet dat hun is aangedaan.
Vanuit strafrechtelijk perspectief is het begrijpelijk dat deze mogelijkheid tot tegemoetkoming is beperkt tot gevallen van dood door (ernstige) schuld (in het verkeer: artikel 6 Wegenverkeerswet1994). Dat ligt immers relatief dicht tegen een geweldsmisdrijf aan. Maar vanuit het perspectief van nabestaanden zal het onbegrijpelijk zijn dat in geval van dood door schending van artikel 5 WVW1994 een tegemoetkoming uitblijft. Ook in dat geval is hun naaste immers overleden als gevolg van verwijtbaar verkeersgedrag: in de volksmond net zo goed ‘dood door schuld’.
Wanneer met het ter consultatie voorgelegde voorstel mede wordt beoogd om ongenoegen van nabestaanden over het strafgat te temperen, verdient het aanbeveling om ook deze compensatiekrater te dempen. Dat kan eenvoudig door ook in gevallen van dood door overtreding van artikel 5 en 5a WVW1994 een tegemoetkoming uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven mogelijk te maken.
Prof. mr. S.D. Lindenbergh