Datum uitgave:
VR 2016/187 Bestuurlijke sanctie. Besluit. Ingebrekestelling. Dwangsom.
Administratief beroep tegen oplegging administratiekosten. Deze oplegging van administratiekosten maakt onderdeel uit van de aan het geschil ten grondslag liggende beschikking waarbij aan de betrokkene een sanctie is opgelegd. Dit brengt mee dat de officier van justitie zich terecht bevoegd heeft geacht om op de voet van artikel 6 WAHV van het geschil kennis te nemen en dat ook de kantonrechter, nadat de betrokkene beroep had ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op het beroep, zich op de voet van artikel 9 WAHV in samenhang met artikel 4:19, eerste lid, van de Awb bevoegd heeft
VR 2016/188 Roodlichtgedraging. Hoorplicht.
Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd ter zake van “niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”.Niet kan worden geoordeeld dat de (gemachtigde van de) betrokkene in deze zaak niet in de met het horen gediende belangen is geschaad. De officier van justitie heeft in de fase van het administratief beroep ook niet een zodanige compensatie geboden dat geoordeeld zou kunnen worden dat, ondanks de schending van de hoorplicht, van benadeling geen sprake is. De uitzondering van artikel 6:22 van de Awb doet zich dus niet voor
VR 2016/189 Ongeval op glijbaan, directe actie, rechtsverwerking,
onrechtmatigheid.
A (verzekerd bij HDI) en appellante waren met enkele vrienden in een zwembad van Center Parcs. De glijbaan bevatte een stoplicht om te voorkomen dat bezoekers te snel achter elkaar naar beneden zouden gaan. Appellante is door groen licht naar beneden gegaan; A is haar door rood licht gevolgd en is daarbij beneden op haar gebotst. Appellante spreekt HDI aan op grond van de directe actie van 7:954 BW. HDI heeft aansprakelijkheid afgewezen omdat sprake zou zijn van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De rechtbank heeft geoordeeld dat A wel, maar HDI niet aansprakelijk is. Bij het hof
VR 2016/190 Verkeersongeval, goed werkgeverschap.
Appellant is als uitzendkracht werkzaam geweest voor geïntimeerde. Op verzoek van geïntimeerde nam hij onder meer op 15 oktober 2011 de bedrijfsauto mee naar huis. Op weg naar huis is hij een parkeerterrein van een nabijgelegen zwembad opgereden. Bij het verlaten van dit terrein moest hij onder een doorgang doorrijden die te laag was voor de bedrijfsauto. De bedrijfsauto was na het ongeval total loss. Geïntimeerde vordert schadevergoeding en stelt dat de schade niet is ontstaan bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, nu appellant niet rechtstreeks naar huis is gereden. Subsidiair stelt
VR 2016/191 AVB; uitsluiting gemotoriseerd voertuig; uitleg polis;
aansprakelijkheid assurantietussenpersoon.
Eisers exploiteren in een vof een timmerbedrijf. Via de Rabobank als tussenpersoon is er een AVB afgesloten bij Interpolis. In de polis is een uitsluiting opgenomen voor aansprakelijkheid als gevolg van schade die is veroorzaakt met of door een motorrijtuig in de zin van artikel 1 WAM. Op 14 januari 2014 verrichtte X, zelfstandig elektricien, werkzaamheden in de werkplaats van eisers. Daarbij is in overleg besloten dat X in een goederenkooi zou gaan staan en door een medewerker van eisers met een vorkheftruck omhoog zou worden gebracht. Tijdens het manoeuvreren is X uit de goederenkooi