Datum uitgave:
VR 2019/16 Tweezijdig fietsongeval; bosfietspad; aansprakelijkheid
gemeente toegewezen.
In 2015 is eiser betrokken geraakt bij een fietsongeval op een fietspad in Limburg. Eiser was op dat moment aan het wielrennen met twee fietsvrienden. Op enig ogenblik heeft eiser een langzamer rijdende fietser ingehaald. De weg maakte daarna een flauwe bocht naar rechts, direct gevolgd door een, vanwege hoog struikgewas, onoverzichtelijke bocht naar links. Eiser werd overvallen door deze laatste bocht en is toen in botsing gekomen met een tegemoetkomende fietser. Als gevolg van het ongeval heeft eiser een dwarslaesie opgelopen. Eiser vordert dat de rechtbank voor recht verklaart dat de
VR 2019/17 Overlijdensschade; ontbreken roosters tussen twee wegdelen;
aansprakelijkheid Staat toegewezen.
Op 25 november 2005 heeft om 20.15 uur een ongeval plaatsgevonden op de Rijksweg A27. Het had erg gesneeuwd en de sneeuw bleef op het wegdek liggen. Toen een bestuurder van een trekker met oplegger de brug over de rivier de Lek op reed, begon de combinatie plotseling te scharen. Dit kwam vermoedelijk doordat de rijbaan ontzettend glad was door vastgereden, bevroren sneeuw. De bestuurder botste met de combinatie tegen de middenvangrail en kwam later tot stilstand. De trekker hing door de vangrail tussen de twee brugdelen in en de oplegger stond dwars op de rijbaan. Direct na het ongeval stopte
VR 2019/18 Eenzijdig fietsongeval; aansprakelijkheid wegbeheerder
afgewezen.
In 2015 is verzoeker een eenzijdig verkeersongeval overkomen op de Waalbrug bij Nijmegen. Wegens werkzaamheden was het fietspad waarop verzoeker fietste omgelegd. Toen verzoeker over een zogenaamde dilatatievoeg reed, is hij gevallen en met zijn gezicht terechtgekomen op een schuin omhoog stekende steigerpijp waarmee een hekwerk was gemonteerd. Verzoeker heeft hierdoor ernstig letsel opgelopen. Verzoeker verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat de gemeente als wegbeheerder (art. 6:174 lid 2 BW) en Achmea als schadeverzekeraar van de gemeente (art. 7:954 BW) jegens verzoeker hoofdelijk