Datum uitgave:
VR 2019/098 Parkeren. Hinder.
Het voertuig van de betrokkene blokkeerde de gehele rijbaan. Daardoor was het voor ander verkeer niet meer mogelijk om te passeren. Het is dus evident dat de doorstroming van het verkeer door het stilstaande voertuig kon worden gehinderd. Een en ander betekent dat de betrokkene de gedraging “voertuig zodanig op de weg laten staan dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer wordt/kan worden gehinderd” heeft verricht.
VR 2019/099 Bestuurder. Besturen.
Namens betrokkene, die het verwijt wordt gemaakt dat hij met zijn bromfiets op het Bastiaansplein te Delft heeft gehandeld in strijd met een geslotenverklaring in beide rijrichtingen, wordt aangevoerd dat hij zich zittend op zijn scooter (zonder draaiende motor) op het Bastiaansplein in Delft begaf. Uitgaande van de stelling van betrokkene, is betrokkene aan te merken als bestuurder. Daarvoor is namelijk vereist dat degene die op het voertuig zit, invloed heeft op de voortbeweging en de rijrichting van het voertuig. Als zou komen vast te staan dat de motor uitgeschakeld was ten tijde van de
VR 2019/100 Administratieve sanctie. Hoger beroep.
Anders dan het hof eerder heeft overwogen, kan uit artikel 14, tweede lid, van de Wahv en de totstandkomingsgeschiedenis daarvan of het in artikel 6 van het EVRM besloten liggende recht tot toegang tot de rechter, niet worden afgeleid dat artikel 14, tweede lid, van de Wahv van overeenkomstige toepassing dient te worden geacht voor de situatie dat de kantonrechter het beroep op een andere grond dan de in dat tweede lid genoemde grond niet-ontvankelijk heeft verklaard.
VR 2019/101 Overschrijding redelijke termijn.
Het hof heeft in navolging van bestendige rechtspraak van de hoogste bestuursrechters bij arrest van 3 maart 2017 (gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2017:1777) geoordeeld dat sprake is van schending van de redelijke termijn van berechting wanneer de procedure in eerste aanleg - inclusief het administratief beroep - langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege het bestuursorgaan jegens de beboete persoon een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat hem een boete zal worden opgelegd. Voor
VR 2019/102 Bewijsoordeel en betekenis veroordeling voor plegen/uitlokken
van valsheid in geschrifte en meineed voor het als bewijs dienen van eigen verklaring.
Op 27 september 2001 heeft een aanrijding plaatsgevonden op een kruising door een door eiser 1 bestuurde auto en een door betrokkene 1 bestuurde bestelauto. Betrokkene 1 is een zoon van verweerster. Dit had letselschade tot gevolg. Eiser 1 was ten tijde van de aanrijding verzekerd bij Allianz, die de aansprakelijkheid voor het ongeval heeft erkend. In de procedure vordert verweerster veroordeling van Allianz tot vergoeding van door haar geleden en te lijden schade ten gevolge van het ongeval. Bij tussenvonnis heeft de rechtbank verweerster opgedragen te bewijzen dat zij als passagier in de