De kentekenplaat was bijna horizontaal op het
achterspatbord gemonteerd en daardoor volstrekt onleesbaar bij een
snelheidscontrole. Uit de bewoordingen van artikel 40 WVW volgt dat een
kenteken zodanig op een voertuig moet zijn bevestigd, dat het behoorlijk
zichtbaar is. Een op zichzelf zichtbare kentekenplaat betekent niet per
definitie dat sprake is van een behoorlijk zichtbaar kenteken in de zin van
deze bepaling.