Het hof heeft blijkens de bewezenverklaring de
tenlastelegging aldus verstaan dat daarin aan de verdachte onder meer wordt
verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het besturen van een
motorrijtuig na het in art. 8, tweede lid aanhef en onder a, WVW 1994 bedoelde
gebruik van alcoholhoudende drank. Deze - aan de feitenrechter voorbehouden -
uitleg van de tenlastelegging is niet onverenigbaar met de bewoordingen ervan
en moet in cassatie worden geëerbiedigd. Van die uitleg uitgaande heeft het hof
bij de bewezenverklaring de grondslag van de tenlastelegging niet verlaten.