De verdachte reed met de door hem bestuurde personenauto
door rood licht en botste daardoor tegen een zich op de kruising bevindende
personenauto. Het verkeerslicht voor rechtdoor straalde op het in het geding
zijnde moment voor de verdachte rood licht uit, welk rood licht door de
verdachte niet is gezien dan wel is genegeerd, waarna de aanrijding met het
voertuig van het slachtoffer heeft plaatsgevonden. De wettelijk toegestane
maximumsnelheid betrof ter plaatse 50 kilometer per uur. Voldoende is komen
vast te staan dat de verdachte aanmerkelijk harder heeft gereden.