Gelet op de omstandigheid dat de betrokkene het op zijn
naam geregistreerde voertuig ter beschikking heeft gesteld aan het
garagebedrijf en, naar het hof aanneemt, zijn sleutels daar ook heeft achtergelaten,
zodat de overtreder van het voertuig gebruik kon maken, is niet aannemelijk
geworden dat de betrokkene het gebruik van zijn voertuig redelijkerwijs niet
heeft kunnen voorkomen. Dat de betrokkene geen uitdrukkelijke toestemming had
verleend voor dit gebruik, maakt dit oordeel niet anders. De betrokkene komt
dan ook geen beroep toe op de uitzondering van artikel 8 van de Wahv.