Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een in- of uitrit, is van belang of van iedere verkeersdeelnemer ter plaatse mag worden verwacht dat hij een uitmonding op duidelijk herkenbare wijze als in- of uitrit kan herkennen. Daarbij speelt de bestemming van de uitmonding (bijvoorbeeld de toegang tot een erf van een woning of bedrijfsunit) en de constructie van de uitmondingsituatie een belangrijke rol. Wanneer een constructie zich als in- of uitrit voordoet, kan deze als zodanig worden aangemerkt.