gevaarlijk rijden

VR 2025/132 Meermalen insturen op lesauto. Overtreding art. 5a WVW 1994.

Jurisprudentie
Verdachte rijdt als bestuurder van een bedrijfsauto op een invoegstrook van een snelweg. Op de parallelbaan van de snelweg rijdt een lesauto met daarin een leerling en een rijinstructeur. Verdachte rijdt op dat moment schuin achter de lesauto. Vervolgens versnelt verdachte en probeert voor de lesauto in te voegen, terwijl daar geen ruimte voor is. Verdachte stuurt desondanks naar links, waardoor de lesauto moet uitwijken en over het verdrijvingsvlak moet rijden. Na het verlaten van het verdrijvingsvlak komt de lesauto op de rechterrijstrook van de snelweg terecht. Verdachte rijdt over het

VR 2025/131 Extreme snelheidsovertreding voldoende voor bewezenverklaring van roekeloosheid.

Jurisprudentie
Verdachte rijdt met een snelheid van ongeveer 243 tot 255 kilometer per uur over een afstand van tien kilometer op de autosnelweg. Met deze snelheid rijdt verdachte vervolgens tegen de linkerachterzijde aan van een andere auto. Als gevolg van dit ongeval, overlijdt een inzittende en twee anderen lopen zwaar lichamelijk letsel op. De verdediging bepleit dat het tenlastegelegde roekeloosheid niet kan worden bewezen. Artikel 5a WVW verbiedt namelijk het in ernstige mate schenden van de verkeersregels (meervoud), terwijl verdachte slechts één verkeersregel heeft geschonden, namelijk het

VR 2025/129 Poging tot doodslag door ander voertuig met hoge snelheid te achtervolgen en meermaals te rammen.

Jurisprudentie
De verdachte achtervolgt met een aanzienlijk hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan een ander voertuig, waarbij hij ook herhaaldelijk tegen de achterzijde van dat voertuig aanrijdt. Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank over waarin is overwogen dat verdachte door zo te handelen het leven van aangeefster in gevaar heeft gebracht en daarnaast de verkeersveiligheid in grove mate heeft geschonden. Door dit handelen ontstaat een aanmerkelijke kans dat de bestuurder de controle over het voertuig verliest en (eventueel met hoge snelheid) tegen een object botst of in een sloot belandt

VR 2025/116 Ongeluk door met zeer hoge snelheid, onder invloed en filmend te rijden. Bewezenverklaring van doodslag.

Jurisprudentie

De verdachte rijdt met een snelheid van minstens 225 kilometer per uur op de linkerrijstrook van de autosnelweg. Hij heeft meer dan drie keer de toegestane hoeveelheid alcohol in zijn bloed en filmt zijn rijgedrag met zijn mobiele telefoon. Verdachte nadert een vrachtwagen met daarachter twee personenauto’s. Een van de voertuigen begint de vrachtwagen in te halen en voegt in op de linkerrijstrook. De verdachte botst vervolgens met zeer hoge snelheid achterop deze auto. Daardoor komt de auto vervolgens in botsing met twee andere voertuigen. Mede als gevolg van de brand die nadien in de auto

VR 2025/115 Vrijspraak na dodelijke aanrijding met fietser. Rijgedrag was niet aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend, danwel gevaarzettend of hinderlijk.

Jurisprudentie

Verdachte rijdt als bestuurder van een taxi over de bus/trambaan. Deze baan bevindt zich tussen de twee reguliere rijstroken. Op de rijbaan rechts van verdachte is sprake van langzaam rijdend verkeer. Het latere slachtoffer, een fietser, komt van rechts en verleent voorrang aan twee auto’s op deze reguliere rijstrook en fietst dan, ogenschijnlijk zonder naar links te kijken, het kruisingsvlak op. Op de bus/trambaan wordt de fietser van links geschept door de auto van verdachte, als gevolg waarvan het slachtoffer overlijdt. De rechtbank spreekt verdachte vrij van zowel overtreding van art. 6

VR 2025/105 Onvoorspelbaarheid overig verkeer bij ernstige schending van verkeersregels weegt mee in beoordelingskader art. 5a WVW 1994.

Jurisprudentie

Verdachte rijdt tijdens een politieachtervolging onder invloed van alcohol en cocaïne met te hoge snelheden, negeert zesmaal een rood verkeerslicht en rijdt tegen de verkeersrichting in een rotonde op. Verdachte wordt onder andere overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 ten laste gelegd. De verdediging voert bij het hof aan dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, waardoor verdachte hiervan zou moeten worden vrijgesproken. Het rijgedrag zou weliswaar gevaarzettend zijn, maar niet zodanig dat de kans

VR 2025/82 Overtreden artikel 5 WVW 1994 door opsporingsambtenaar in privétijd. Beroep op bevoegdheden als opsporingsambtenaar.

Jurisprudentie

Tussen de verdachte, een opsporingsambtenaar, en zijn voorligger (de betrokkene) heeft een verkeersruzie plaatsgevonden. De verdachte achtervolgde de betrokkene over een afstand van 4 kilometer waarbij hij onder andere constant hinderlijk achter hem reed, herhaaldelijk knipperde met groot licht en meermalen met veel te hoge snelheid reed. Uiteindelijk verliest de verdachte het zicht op de auto. De hele achtervolging is vastgelegd met de dashcam-camera van de betrokkene. Die opnames eindigen na een bijna-frontale botsing tussen de betrokkene en een tegemoetkomende auto De verdachte verklaart

VR 2025/79 Veroordeling doodslag: zonder rijbewijs, onder invloed en zonder bril/lenzen met hoge snelheid door rood rijden. 

Jurisprudentie

Verdachte rijdt zonder rijbewijs, onder invloed van THC en zonder bril of lenzen, terwijl hij een oogcorrectie heeft van ongeveer min 3. Onder deze omstandigheden rijdt verdachte overdag binnen de bebouwde kom met een snelheid tussen de 117 en 145 kilometer per uur door een rood verkeerslicht, wat leidt tot een aanrijding met twee fietsers. Eén fietser komt hierbij om het leven (feit 1) en de andere raakt zwaargewond (feit 2). De rechtbank heeft bewezenverklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag (feit 1) en poging tot doodslag (feit 2). In hoger beroep bepleit de raadsman

VR 2025/78 Ongeval na gevaarlijk en onder invloed te fietsen. Overtreding van art. 6 WVW 1994.

Jurisprudentie
Verdachte fietst onder invloed van alcohol, hard en dicht achter een ander de fietstunnel in. Vervolgens komt hij op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer terecht, wat leidt tot een ongeval met een fietser die uit de tegenovergestelde richting komt. Het slachtoffer loopt hierbij zwaar lichamelijk letsel op. Zowel het slachtoffer als verdachte verklaren dat de situatie ter plekke gevaarlijk is. Door op deze manier te fietsen, zonder daarbij voldoende acht te slaan op de verkeerssituatie ter plaatse, maakt dat er volgens het hof sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. In

VR 2025/59 Overtreding art. 5a WVW 1994 door opzettelijk append en slingerend op de snelweg te rijden.

Jurisprudentie

Verdachte is veroordeeld voor overtreding van art. 5a WVW 1994. Hij heeft met hoge snelheid op de snelweg gereden terwijl hij aan het appen was en met zijn auto slingerde. Wegens oplettendheid van een andere bestuurder kon een aanrijding met de verdachte worden voorkomen.