VR 2025/37 Over de fatbike en onuitvoerbare wensen van de Tweede Kamer
De fatbike mag al enige tijd genieten van politieke belangstelling. Al diverse keren is in de Tweede Kamer of tijdens commissievergaderingen gesproken over de fatbike als probleemvoertuig. Deze aandacht is ingegeven door verschillende overwegingen. Fatbikes blijken gemakkelijk op te voeren, waardoor zij harder kunnen rijden dan de voor elektrische fietsen toegestane maximumsnelheid van 25 km p/u. Ook kunnen zij worden voorzien van een gashendel, waardoor met het voertuig kan worden gereden zonder dat de gebruiker hoeft te trappen. Door die hogere snelheid of de gashendel is de betrokken fatbike verkeersrechtelijk een bromfiets, waarvoor een helmplicht en een minimumleeftijd van 16 jaar gelden. Door de hogere snelheid, in combinatie met het gewicht en de jeugdigheid van de gemiddelde gebruiker van een fatbike, zijn deze voertuigen een bijzondere bron van gevaren in het wegverkeer. Medici werkzaam in ziekenhuizen op de SEH maken melding van ernstige (hersen)letsels bij jeugdige gebruikers van fatbikes die betrokken zijn bij een verkeersongeval. Na het veroorzaken van een ongeval met een opgevoerde fatbike kan de vergoeding van toegebrachte schade problemen geven. Het ‘WAPpertje’ dekt deze vorm van schade niet, met als gevolg dat de jeugdige gebruiker en/of zijn/haar ouders aansprakelijk zijn voor de schade. Zeker als er sprake is van ernstige letsels gaat de vergoeding van die schade al gauw de gemiddelde draagkracht te boven, waardoor veroorzaker en slachtoffer van het verkeersongeval met financiële brokken worden geconfronteerd. Het gebruik van de fatbike en met name de mogelijkheid tot opvoeren daarvan moeten volgens menig politicus dus aan dikke banden worden gelegd.