VR 2019/128 Aanhangwagen. Koppeling. Voorzijde.
De lading van de aanhangwagen bevond zich achter de koppeling van de aanhangwagen, maar tussen die koppeling en het kopschot van de aanhangwagen. De lading was tussen een rek op het kopschot aan de rechterzijde van de aanhangwagen geplaatst. Het hart van de koppeling heeft als voorzijde van de aanhangwagen te gelden. De betrokkene heeft zich dus niet schuldig gemaakt aan “met voertuig/samenstel rijden terwijl de lengte van de ondeelbare lading voor de voorzijde van de aanhangwagen uitsteekt”.