Aansprakelijkheid voor dieren: twee uitspraken nader beschouwd

VR-kort
Artikel
19 februari 2020

Mr. M. Spruit
Een hond die in de nabijheid van een naderende wielrenner loopt waardoor de wielrenner ten val komt, met ernstig letsel daardoor. Een pony die vlak vóór het laatste element van een dubbelsprong stopt waardoor de ruiter voorover tegen een hindernis valt. Deze situaties vormden de aanleiding voor een tweetal uitspraken over de aansprakelijkheid voor dieren en dan met name de vraag of het voorval binnen het bereik van artikel 6:179 BW valt.
Artikel 6:179 BW bepaalt dat de bezitter van een dier aansprakelijk is voor door het dier aangerichte schade, tenzij aansprakelijkheid op grond van de vorige afdeling zou hebben ontbroken indien hij de gedraging van het dier waardoor de schade werd toegebracht in zijn macht zou hebben gehad. Grondslag van deze kwalitatieve aansprakelijkheid is dat de bezitter van een dier om hem moverende redenen het dier houdt en daarmee voor derden een gevaar schept in verband met de onberekenbare krachten die de eigen energie van het dier als levend wezen oplevert. Uitgangspunt voor de toepasselijkheid van art. 6:179 BW is dat de schade door het dier is aangericht, te weten door de eigen energie van het dier en het onberekenbare element dat daarin besloten ligt. Of de gedraging van het dier te verwachten is of niet, doet daarbij niet ter zake. Van belang is of de gedraging 'onberekenbaar is’ in betrekkelijke zin, te weten een gedraging die buiten de menselijke invloed op het dier valt. Een dier kan rechtstreeks schade veroorzaken, bijvoorbeeld een hond die bijt of een paard dat schopt, maar ook indirect. In de laatste situatie kan worden gedacht aan een dier dat zonder begeleider een weg oversteekt, waarbij een naderende automobilist die het dier tracht te ontwijken tegen een boom rijdt.
Indien het dier slechts als instrument wordt gebruikt, veroorzaakt het niet zelfstandig de schade en is degene die het dier aldus gebruikt zelf op grond van art. 6:162 BW aansprakelijk. Bepalend is immers de eigen energie van het dier. Wanneer het dier doet wat de begeleider of berijder wil, is daarvan geen sprake en is art. 6:179 BW niet van toepassing. Daarmee is niet gezegd dat de benadeelde met zijn schade blijft zitten. Deze moet alleen op een ander wetsartikel worden gebaseerd, bijvoorbeeld art. 6:162 BW.
Het voorgaande kan weer anders zijn indien het dier, terwijl het in beginsel de aanwijzingen van zijn begeleider of berijder opvolgt, toch een onverwachte of onberekenbare gedraging vertoont. Dan komt art. 6:179 BW weer wel in beeld.
De bezitter van het dier is aansprakelijk, tenzij aansprakelijkheid op grond van de vorige afdeling zou hebben ontbroken indien hij de gedraging van het dier waardoor de schade werd toegebracht, in zijn macht zou hebben gehad, de zogenaamde tenzij-clausule. Hierbij dient de vraag te worden gesteld of de bezitter van het dier aansprakelijk zou zijn geweest op grond van art. 6:162 BW wanneer hij de gedraging van dat dier in zijn macht zou hebben gehad en bewust zou hebben toegelaten. Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord, is de bezitter ook niet aansprakelijk op grond van art. 6:179 BW. Dit zal zich niet snel voordoen. In de Parlementaire Geschiedenis werd het voorbeeld gegeven van een waakhond die een indringer aanvalt ‘in een situatie dat van onrechtmatigheid van de bezitter geen sprake is’. Met andere woorden: een situatie waarbij de bezitter, wanneer hij de aanval bewust had toegelaten, zich op noodweer had kunnen beroepen op grond van art. 6:162 lid 2 slot BW. Dan is de bezitter ook niet aansprakelijk op basis van art. 6:179 BW.
De auteur bespreekt in het artikel de twee uitspraken. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant kreeg te oordelen over de vraag of de eigenaar van een hond aansprakelijk was voor een ernstig ongeval van een wielrenner, waarbij de hond niet rechtstreeks de schade veroorzaakte. De wielrenner fietste over een wandelpad toen hem een voetganger tegemoet liep. Bij het passeren van de voetganger zag hij pas de hond, schrok, remde hard en kwam ten val. De rechtbank is ervan uitgegaan dat de hond de wielrenner is tegemoet gelopen. De bezitter van de hond is volledig aansprakelijk.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde over de aansprakelijkheid voor een ruiterongeval waarover aanvankelijk door de Rechtbank Noord-Nederland in deelgeschil was geoordeeld. In deze uitspraak ging het om een 19-jarige ervaren amazone die tijdens een ponyrijles van haar pony viel en letsel opliep. Daar waar de rechtbank van oordeel was dat het ongeval was gelegen in een ruitersfout, omdat de pony onvoldoende aansturing kreeg waardoor hij de hindernis niet op de beoogde wijze heeft genomen, kwam het hof tot de conclusie dat de val is veroorzaakt door het zelfstandige gedrag van de pony, omdat de pony zelfstandig besloot af te remmen en tot stilstand te komen.

Bron: 
PIV-Bulletin 2019, nr. 4, p. 5-10