Aansprakelijkheid voor zaken in Nederland en België: een economische analyse

VR-kort
Artikel
10 december 2014

Prof. dr. L.T. Visscher en mr. J. de Mot
Risicoaansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door zaken heeft zijn oorsprong in het Franse recht en heeft het Nederlandse en Belgische recht met betrekking tot deze aansprakelijkheid beïnvloed. In deze bijdrage gaan de auteurs na of het Nederlandse en Belgische recht betreffende de aansprakelijkheid voor zaken economisch gezien efficiënt zijn. Interessant hierbij is dat, hoewel de algemene regels betreffende de aansprakelijkheid voor zaken niet sterk verschillen tussen deze twee landen, er toch minstens één substantieel verschil bestaat. In tegenstelling tot het Belgische recht geldt de risicoaansprakelijkheid in Nederland enkel als de eiser het oorspronkelijke slachtoffer is. Een gesubrogeerde verzekeraar moet zich beroepen op de algemene aansprakelijkheidsregels. Met andere woorden: in België is de risicoaansprakelijkheid steeds van toepassing, terwijl in Nederland zowel schuldaansprakelijkheid als risicoaansprakelijkheid een rol spelen. Om de vraag te beantwoorden of de Nederlandse dan wel de Belgische situatie economisch gezien beter is, worden de relatieve voordelen van schuldaansprakelijkheid en risicoaansprakelijkheid geanalyseerd. Daartoe worden de algemene regels en de rechtspraak vanuit economisch perspectief bestudeerd. Met betrekking tot de rechtspraak wordt in het bijzonder nagegaan of aansprakelijkheid gelegd wordt op de partij die het best in staat was om het ongeval te vermijden (of in elk geval om de kans dat het ongeval zich zou voordoen te verlagen).
Hoewel economische efficiënte geen expliciete doelstelling is van het Nederlandse of Belgische aansprakelijkheidsrecht, concluderen de schrijvers dat de algemene regels en de rechtspraak in deze landen betreffende de aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken grotendeels in overeenstemming zijn met economische principes. De begrippen gebrek en aansprakelijke persoon worden bijvoorbeeld zo ingevuld dat aansprakelijkheid wordt gelegd op diegene die het best geplaatst was om het ongeval te vermijden. Hiermee is niet gezegd dat alle uitspraken in alle zaken op deze manier kunnen worden geïnterpreteerd. Zo vond de kantonrechter in de ZOAB-zaak wel degelijk dat er sprake was van een gebrek vanwege het aan ZOAB verbonden nadeel dat zich moeilijkheden kunnen voordoen bij de bestrijding van ijzel. In sommige zaken kan het moeilijk zijn om met grote zekerheid de ‘least cost avoider’ aan te duiden. Toch lijkt de overgrote meerderheid van zaken in overeenstemming te zijn met de economische zienswijze. De efficiëntie van de algemene regels en de rechtspraak doet ten slotte de vraag rijzen of de regresbeperkingen die in Nederland bestaan moeten worden afgeschaft. Hoewel de auteurs hebben beargumenteerd dat die beperkingen wellicht minder problematisch zijn dan ze op het eerste gezicht lijken, is het uiteindelijk niet onwaarschijnlijk dat ze de maatschappelijke welvaart verkleinen, omdat ze de prikkels om voorzichtig te handelen, reduceren.
 

Bron: 
AV&S 2014/21, afl. 5/6